Naar Brussel
Met zijn Europese benoeming sloot Sicco een loopbaan van meer dan twaalf jaar als minister van Landbouw af. In zijn tijd als minister maakte hij ondanks zijn volle agenda in het weekend regelmatig tijd vrij om vanuit zijn nieuwe woonplek, een villa aan de prinses Marielaan in Wassenaar, naar zijn boerderij in de Wieringermeer te reizen. Voor de dagelijkse werkzaamheden op de boerderij had hij een bedrijfsleider in dienst genomen. Maar het boerenbloed stroomde nog steeds door zijn aderen. Hij verruilde zijn pak voor een overall en klom op de trekker. Aan zijn gezicht kon je zien hoe hij daar nog steeds van genoot.
Als minister had hij deel uitgemaakt van zes kabinetten. Het was een uitzonderlijk lange periode.
Maar nu wachtte Brussel. Dat betekende een heel ander leven. Hij moest verhuizen naar de mondaine Belgische hoofdstad; met frisse tegenzin, maar hij begreep dat hij geen keus had. Zijn boerderij in de Wieringermeer moest hij ook opgeven. Dat waren de regels vanuit Europa. Als lid van de Europese Commissie moest hij volledig onafhankelijk zijn. Geen nevenfuncties en geen eigen bedrijf.
Als eurocommissaris met de belangrijkste portefeuille hield hij vast aan de weg die hij als minister was ingeslagen. Het zou de basis vormen voor de Europese eenwording die door de Verenigde Staten, in de persoon van president Kennedy, waar mogelijk werd gestimuleerd. Diens belang was dat een verenigd Europa een stevige vuist kon maken tegen de dreiging van de Sovjet Unie.
Uitgebreide trukendoos
Sicco liet er geen gras over groeien. Vanaf zijn eerste dag maakte hij zich sterk voor de garantie van vaste prijzen voor landbouwproducten, alsof hij de hete adem van opa Derk in zijn nek voelde. Deze vaste prijzen moesten voor de hele Europese markt gaan gelden.
Dat was nogal wat. De landen van de Europese Economische Gemeenschap moesten daarvoor bereid zijn veel keuzevrijheid op te geven. Ze stonden huiverig tegenover deze voorstellen van Sicco die een breuk met het verleden betekenden.
Maar als deze Groningse boer eenmaal iets in zijn kop had, liet hij niet meer los. Als voorzitter leidde hij de bijeenkomsten die eindeloos lang konden duren. Het deerde hem niet. Nu kwamen zijn kwaliteiten als politicus in volle omvang naar voren. Hij combineerde zijn kennis met een grote mate van intellectuele behendigheid en doorzettingsvermogen. Lichamelijk was hij ook niet kapot te krijgen, hoe lang de slopende bijeenkomsten ook doorgingen, soms tot wanhoop van zijn tafelgenoten.
Tijdens die marathonzittingen verloor hij nooit het overzicht. Als ver na middernacht de hoofden begonnen te hangen en de onderhandelingen vastliepen, omdat niemand door de bomen het bos nog zag, leek Sicco op te leven. Hij rekte zich uit, keek met een opgewekt gezicht de tafel rond en zei handenwrijvend: ‘Mijne heren, we schieten lekker op.’
Speelde hij een rol of meende hij wat hij zei? Hij heeft zich daarover nooit uitgelaten, maar we weten wel dat hij over een uitgebreide trukendoos beschikte.
In de brochure 100 jaar Sicco Mansholt, van boer tot eurocommissaris komen we de volgen
de passage tegen:
…Legendarisch waren de zittingen van einde 1961 en begin 1962, waarbij de Europese eenwording met grote stappen voorwaarts ging. Volgens de overlevering had Mansholt op een nacht in die periode slechts één velletje papier voor zich met daarop trefwoorden, krulletjes, haakjes en enkele aantekeningen in rood over wat de landen onderling konden ruilen. Overeenstemming was ver te zoeken. In een vijf minuten durende bedenktijd tekende Mansholt, in een uiterste poging een compromis te bereiken, nieuwe lijntjes op papier. Daarop vroeg hij uitsluitend met een ‘ja’ of ‘nee’ over het laatste voorstel te stemmen. Bij eventuele discussie zou hij zijn voorstel intrekken. De Duitse minister van Landbouw, Schwarz, die iets wilde zeggen, kreeg te horen dat hij achteraf mogelijk nog iets kon wijzigen, maar eerst moest er gestemd worden. Vijf landen stemden voor. Schwarz aarzelde, totdat iemand hem vroeg: ‘Ja oder nein, Herr Minister?’ Het antwoord van de excellentie luidde positief. ’s Ochtends om half zes openden de deuren van de vergaderruimte met een verheugend bericht: de EEG was de tweede fase ingegaan. Het waren de eerste afspraken voor de organisatie van een gemeenschappelijke markt voor granen, groenten en fruit, wijn, varkensvlees, gevogelte en eieren.
Nog op dezelfde dag na die ware marathonzitting ontspande Mansholt zich alweer tijdens werk aan zijn boot…
‘Bauernkiller’
De gevolgen van de gemeenschappelijke Europese markt waren ook voor ons land groot. Hoewel de landbouwproductie opzienbarend groeide nam het aandeel boeren en landarbeiders in de totale beroepsbevolking snel af: van 19,3 procent in 1947 naar 10,7 procent in 1960. En dat terwijl aan het eind van de negentiende eeuw nog meer dan de helft van de beroepsbevolking aan de landbouw was verbonden. Nederland was bezig zich in hoog tempo te ontwikkelen van een agrarische gemeenschap tot een land van industrie en diensten.
Het doortastende beleid bleek ook een schaduwzijde te hebben. De schaalvergroting en modernisering van de landbouw leidden tot een verschraling van het landschap. Europa werd er niet mooier op.
Een ander gevolg van zijn beleid was een toenemende onvrede onder boeren. Voor kleine boeren was het moeilijk het hoofd boven water te houden. De groeiende regelzucht van de Europese Gemeenschap was een doorn in het oog van de boeren. Waar bemoeit die lange Hollander zich mee?
Brussel en andere Europese steden werden het toneel van demonstraties waarbij het er soms gewelddadig aan toe ging. Aanvankelijk stond Mansholt hier nogal laconiek tegenover. Dit was nu eenmaal de prijs van noodzakelijke, ingrijpende veranderingen. Het kon niet anders. Boeren moesten verder kijken dan hun neus lang was. Hij onderschatte de frustraties die zich verder en verder opbouwden.
In Duitsland gaven boeren hem de bijnaam ‘Bauernkiller’. Andere landen van de EEG hadden zo hun eigen benamingen. Ook in Nederland broeide de onvrede als een ondergrondse veenbrand. In het Drentse Hollandscheveld, onder de rook van Hoogeveen, kwam het in maart 1963 tot een uitbarsting die bekend zou worden als de ‘Opstand der Braven.’ Leider van de boerenopstand was Hendrik Koekoek die kort daarna met zijn boerenpartij met drie zetels in de Tweede Kamer zou komen. Het was een signaal dat de traditionele partijen de belangen van boeren onvoldoende behartigden.
Sicco Mansholt was een neef van mijn oma Hetty Voerman-Mansholt (1898-1988) . Ze waren beide kleinkinderen van Derk Roelfs Mansholt. Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei gebakken” van Kees Opmeer. Het boek is hier te koop.



