Verhalen over de families Koning, Eckringa, Lanckhorst en Roessingh

In 1929 liet Mevrouw H.J.C. Verkade – Van Gelder (1870-1950) de familieherinneringen van de grootouders van haar man Ericus Verkade jr. (1868-1927) optekenen. De moeder van haar man, Eduarda Thalia, stamde uit het notarissen geslacht Koning die woonden op de Borg in  Wedde. Later trouwde ze met de ondernemer Ericus Sr. Verkade (1835-1907) die de stoomfabriek voor brood- beschuit de Ruyter zou beginnen. Later groeide het bedrijf in Zaandam uit tot de Verkade fabrieken.

In het familie gedenkboek staan herinneringen van Mevrouw Koning en een aantal brieven die bewaard zijn gebleven. Het zijn vooral verhalen uit dec familie maar soms geeft het ook een inkijkje in de landelijke geschiedenis. Zo blijkt voorvader Paulus Eckringa als vaandrig in het gevolg van Stadhouder Jan Willem Friso van Nassau – Dietz verbleef toen die in 1711 bij de Moerdijk verdronk.

En dan het verhaal dat op 1 november 1755 de familie Lanckhorst aanwezig was op het kasteel te Coevorden (toen nog bestaande uit een paar officierswoningen) toen men een aardbeving voelde die het water deed golven. Het bleek om de zware aardbeving te gaan die geheel Lissabon verwoeste en zo zwaar was dat die kennelijk tot in Coevorden was te voelen.

Ook zijn er talloze anekdotes over de Kozakken die na de Franse tijd, en de mislukte veldtocht van Napoleon in Rusland, Nederland binnenvielen om de Fransen te verjagen. De Kozakken, onder aanvoering van Baron Rosin, maakten veel indruk en hadden het vooral voorzien op gezanten van de Fransen. In Winschoten probeerden de oude prefect en de oude sous-prefect Dhr. Alberda en Modderman contact te maken met de Kozakken om ze gunstig te stemmen. Ze gingen met paard en wagen de Kozakken tegemoet bij de Duitse grens. Enekele Kozakken sprongen op de bok en spoorden de paarden aan zodat de heren werden teruggejaagd tot Winschoten. Sommige Kozakken bleven in de regio achter en stichten er een gezin.

Het verhaal van notaris Johannes Sixtus Koning die meevocht in het leger van Koning Willen I tegen de zich afscheidende Belgen heb ik hier al verteld.

Een zeer bijzonder familieboek dus met verhalen die inmiddels meer dan 300 jaar oud zijn. Eduarda Thalia Koning kreeg met Eicus Verkade een dochter die Anna Verkade heette. Zij trouwde met de IJsselschilder Jan Voerman Sr. mijn overgrootvader.

De geschiedenis van de familie Koning staat ook beschreven in het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Voerman, kunstschilders. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

De Borg in Wedde schilderij van Mr. Arnold Koning.

Thalia Koning (1841-1917) geboren op de Borg en later gehuwd met Ericus Verkade

Verantwoording uit het familieboek.

Als een prinsesje op de Borg van Wedde

Anna Henriette Gezina Verkade (die later zou trouwen met Jan Voerman Sr.) was de oudste dochter van  Ericus Verkade en Eduarda Thalia Koning. Ze werd geboren in Zaandam op 26 maart 1866. Uit een eerder huwelijk had Ericus al een dochter gekregen die naar Duitsland was verhuisd.

Anna werd als kind Annetje genoemd. Ik denk dat ze zich het meest verbonden voelde met haar moeder die afkomstig is uit een notarisgezin dat op een oude Groningse borg in Westerwolde woonde, niet ver van de Duitse grens. Voor iemand als ik die in Groningen is geboren en daar zijn eerste jeugdjaren heeft doorgebracht, was dat een waardevolle ontdekking. Mijn oma Hetty en haar familie kwamen ook uit Groningen.

Vlak voordat Anna 7 jaar werd, in de strenge winter van 1872 – 1873,  werd ze erg ziek. Haar moeder zat dagenlang aan haar bed en vertelde verhalen om haar af te leiden. Favoriet voor Anna waren de verhalen over de borg waar haar moeder was opgegroeid. Eduarda vertelde beeldend over de prachtige omgeving van de streek Westerwolde met de bossen en beken en over de borg die in Anna’s beleving uitgroeide tot een sprookjeskasteel. Haar moeder moest Anna plechtig beloven dat ze een keer naar dat sprookjeskasteel toe zouden gaan dat net buiten het dorpje Wedde was gelegen.

En zo gebeurde het. In de zomer, toen Anna was opgeknapt, begon de reis met haar moeder naar het voor Anna verre, onbekende Groningen. Het was in die tijd een hele onderneming. Ze reisden met de trein via Oldenzaal naar Duitsland. Deze omweg was noodzakelijk, omdat Westerwolde als een oase van bos en prachtige natuur, door het veen met zijn vele moerassen was omsloten en daardoor toen nog nauwelijks op een andere manier was te bereiken.

Toen ze op het kleine station in Duitsland uitstapten, werden ze opgewacht door opa Johannes Sixtus Koning. Voor Anna was hij een soort sprookjesfiguur, deze grote, deftige man met zilverwitte haren en een lange zilverwitte baard. Opa Johannes was burgemeester geweest van Vlagwedde en werkte nu als notaris in Oude Pekela. Dat beeld van een sprookjesfiguur werd nog versterkt door het rijtuig met twee paarden ervoor dat op Anna en haar moeder stond te wachten.

Historicus en rijksarchivaris A.J. Feith beschreef Johannes Sixtus na een bezoek aan de borg als volgt:

…Nooit zal ik den aanblik vergeten, welke ons daar wachtte. In het oude poortje van den toren, den ingang van het huis, waarboven zich het gebeeldhouwde en kleurig geschilderde wapen van Schenck van Tautenburg vertoont, stond een kloeke rijzige figuur met zilverwitte haren en langen zilverwitten baard. Het was als een beeld uit vroegere tijden, hetwelk voor ons oprees, die oude zeventiende eeuwsche omgeving en die nobele grijsaard, die het, ‘formosa facies muta commendatio est’ tot een volkomen waarheid maakte. Die een wetenschappelijke oase creërde in een uithoek van het land. Die man was Mr. Johannes Sixtus Gerardus Koning, de bewoner en eigenaar van het slot te Wedde…

De uitspraak formosa facies muta commendatio est  is een uitdrukking uit het Latijn dat zoveel betekent als een schoon gelaat is een stilzwijgende aanbeveling.

Er valt nog veel meer te vertellen over de boeiende figuur Johannes Sixtus en zijn voorouders, een eigen boek waard, maar ook hier moet ik me beperken.

In het rijtuig hobbelden Anna en haar moeder over de buitenwegen naar de borg in Wedde. Opa zat met wapperende haren op de bok en hield de teugels stevig vast. Anna voelde zich een echte prinses. Ze vroeg zich af of de kinderen in Zaandam haar avontuur zouden geloven.

Toen ze in de buurt van Wedde kwamen, kon Anna de toren van de borg al zien die hoog boven de bomen uitstak. De borg, die in 1360 werd gebouwd, was omringd door het water van de Westerwoldse Aa die als een heuse slotgracht bescherming bood. Over de lange oprijlaan en de ophaalbrug reden ze de borg binnen. Haar moeder had niets te veel verteld, de borg was een echt kasteel. Doodmoe van de lange reis en alle indrukken viel ze nog in het rijtuig in slaap.

Ze droomde dat ze een prinses was. Een prinses in een roze jurk die bijna de grond raakte met pofmouwtjes en strikjes. Ze woonde op een kasteel met een hoge uitkijktoren. Om het kasteel heen was water en verder alleen maar natuur, bossen en dieren. De koning was een lange man met witte haren en een witte baard die met een zware stem sprak, zoals het hoort bij een koning. En weet je wat het mooiste was? Ze hoefde niet naar school, maar kon de hele dag spelen. Glijden over de leuning van de lange trappen in het kasteel of verstoppertje spelen in het park bij de slotgracht. Elke dag mocht ze kiezen wat ze wilde eten . En later… later zou ze met een prins trouwen en heel veel kinderen krijgen, misschien wel vijf.

De volgende ochtend werd ze wakker in een nieuwe wereld, ver van het stadse leven in Zaandam. De familie op de borg ontfermde zich meteen over het lieftallige dochtertje van Eduarda. Tante Thalia en tante Dientje waren niet bij haar weg te slaan. De beide ongetrouwde dames woonden in het poorthuis net buiten de gracht. Tante Thalia was de oudste zus van Johannes Sixtus.

In Wedde had Anna de tijd van haar leven. Ze zou er nog veel aan terugdenken. Toen ze oud genoeg was, mocht ze op eigen houtje de lange reis naar Wedde maken. Ze heeft die reis vele malen gemaakt om daar ’s zomers van het leven op de borg te genieten.

Met beide ongetrouwde tantes ontstond een hechte vriendschap. Vaak maakten ze lange wandelingen in Westerwolde. Net als haar moeder is ze daar een echt buitenkind geworden. Ze bewonderde tante Thalia die prachtige tekeningen en schilderijen kon maken, net als haar vader en broers. Anna hield vooral van de afbeeldingen van de weelderige landschappen in de omgeving en de dieren en planten, zoals vlinders, kevers, bloemen en vruchten. Misschien dat ze daarom meteen dezelfde liefde voor de natuur herkende in de man op wie ze later verliefd werd, haar prins.

Sommige zaken worden steeds duidelijker voor mij. Het is niet alleen door mijn overgrootvader dat mijn opa een passie voor tekenen ontwikkelde. Het zat ook in het bloed van de familie van zijn moeder.

Een van de redenen dat ze zo graag naar de borg van Wedde reisde was de optimistische kijk die de beide tantes en de rest van de familie op het leven hadden. Het was altijd gezellig in Wedde. Er werd veel gelachen en het glas was altijd half vol. Die positieve ervaring heeft mijn overgrootmoeder meegenomen in haar leven met mijn overgrootvader die nogal eens aan de sombere kant kon zijn. Een passage in een brief aan haar moeder van 9 april 1910 laat zien hoe de familie Koning in het leven stond.

…In dit opzicht zijn we nu eenmaal anders moedertje. Het idealisme heeft u van de Konings – en al varieert uw kijk op zaken nogal eens – U ziet het liefst de dingen ‘mooi’. Dat is uw natuur hè, en als u daar gelukkig in is ben ik er blij om…

Een paar jaar voor haar overlijden heeft Anna de borg nog een keer terug mogen zien. …Het weerzien gaf haar een intense voldoening en was een gaaf slotaccoord van haar leven…

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een Paradijs” over de kunstschilders Jan Voerman Sr, en zijn zoon Jr. en hun banden met de Families Verkade en Koning. Geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen.

Annetje Verkade (1866-1939)

Borg van Wedde

Mr. Johannus, Sixtus Koning (1809-1888)

In de pers over de familieboeken

Mansholt

Verhaal over Uit Zeeklei gebakken in het Dagblad van het Noorden

Rahder

Verhaal en Podcast over de familie Rahder van RTV Drenthe

Verhaal over de Familie Rahder in het Dagblad van Het Noorden

Stukje in het Dagblad van het Noorden over de audiotour

Voerman

Verhaal over het boek Gevangen in een paradijs RTVHattem

Bericht over de opening van de Voerman tentoonstelling in de Hattemer

Van Stoom- Brood- en Beschuit fabriek de Ruyter naar de Verkade fabrieken in Zaandam:

Edu Koning is de dochter van notaris Johannes Koning, die in Wedde op de Borg woont. Edu ontmoet zakenman Ericus Verkade, uit het verre Zaandam, via Evert Smit, de broer van Eric’s eerste vrouw Trijntje. Uit dat huwelijk werd 1 dochter Margaretha, geboren en na een korte heftige ziekte overleed Trijntje. Eric en Edu trouwen op 9 juni 1865 in Wedde. Eric heeft een moeilijke jeugd gehad. Zijn vader was een maand voor zijn geboorte overleden en met zijn stiefvader had hij veel ruzie. Eric werd naar een kostschool gestuurd. Toen Eric 16 jaar was overleed ook zijn moeder Geertruida van Gelder. Ze was een dochter uit de ondernemersfamilie Van Gelder die vanuit de molen ‘de Eendragt’ papier maakten. Eric kreeg vanuit de familie een erfenis waarmee hij zijn eerste bedrijfje begon. Een fabriek voor patentolie in Zaandam. Hij doet goede zaken en koopt steeds meer panden om de fabriek uit te breiden en plaatst in 1868 een eerste stoommachine. Op 12 september 1875 brand de fabriek tot de grond toe af. Het is een grote schok voor Eric en Edu en het jonge gezin met inmiddels 4 kinderen. Eerst wordt in 1866 Anna geboren en daarna in 1968 de tweeling Ericus en Jan. Later volgen Truida in 1870, Arnold in 1872, Johan in 1875 en tot slot Eduard in 1878.

Eric Sr. verliest met de brand een groot deel van zijn fortuin en besluit de fabriek niet te herbouwen. Hij is ervan overtuigd dat de patentolie geen toekomst meer heeft door de snelle opmars van petroleum en gas. Eric gaat handelen in oliehoudende zaden en graan en het gezin verhuist vanuit de Zaanstreek naar Amsterdam. In 1881 is er op aandrang van Edu die het platteland mist weer een verhuizing nu naar Huize Klein Boom en Bosch aan de Vecht.

Het echtpaar Eduarda Verkade-Koning en Ericus Verkade

De kinderen hebben een gelukkige jeugd. Zowel zoon Jan Verkade, de latere schilder en monnik en Arnold, die met broers Eric jr. en Johan zijn vader zal opvolgen, schrijven over hun jeugdherinneringen. In zijn herinneringen van een schilder Monnik “Van ongebondenheid en heilige banden” schrijft Jan Verkade:

“In ben geboren te Zaandam op den 18e september 1868 kort na mijn tweelingbroer. We werden genoemd naar onze grootouders Ericus en Johannes doch men noemde mij altijd kortweg Jan. Dikwijls hadden we samen ruzie, ja we hebben mekaar wel eens een bloedneus of blauwe ogen geslagen, maar verzoenden ons weer gauw. De een kon niet buiten de ander”.

Jan Verkade, schilder, monnik

En even verderop in het boek:

“In 1876 verhuisden we naar Amsterdam. Vader’s patentoliefabriek was op een zondagavond afgebrand. “t was een schrikkelkijke nacht geweest! We werden door heftig bonzen op de deur en het roepen van Brand, brand uit den slaap gewekt. De kokken luideden, de hemel was vuurrood. In Amsterdam genoten we  veel meer vrijheid. Het gewone doel van onze wandelingen was het Vondelpark en vooral; Artis, de dierentuin. Het eeuwige rondlopen en slenteren gaf ons dec gelegenheid om alle mogelijke kwajongensstreken uit te halen. De straten en pleinen hebben ons echter aanschouwelijk onderwijs gegeven dat ons later goed te pas kwam. Dit aan het adres van ouders die al te bezorgd voor hun kinderen zijn.”

Veel kattenkwaad dus maar de ouders zorgen voor een warme huiselijke sfeer waarin iedereen zich thuis kan voelen. Edu omdat ze  de gezellige avonden van huis uit heeft meegekregen, Eric omdat hij dat in jeugd juist zo had gemist. Omdat zowel Eric als Edu veel van schilderen, literatuur, muziek en dichtkunst houden komen er veel kunstenaars op bezoek. Jan Verkade schrijft erover in zijn memoires:

“Grootvader van vaderszijde had schilder willen worden maar kreeg er geen toestemming voor. Mijn grootvader van moederszijde was ook een zeer kunstzinnig en daarbij heel geleerd man. Mijn vader tekende en water verfde ook in de leege uurtjes. Ja, er was een tijd dat jij ook meende een tweede Mesdag te kunnen worden, die eerst ook koopman was”.

In een brief uit 1877 van vader Ericus aan de toen negenjarige tweeling staan twee schetsen van een dikke vrouw en dikke heer die hij in het kuuroord in Carlsbad was tegengekomen.

Tekening in een brief van Ericus Verkade aan zijn kinderen

De kinderen krijgen naast warmte ook de vrijheid om zich te ontplooien. Jan Verkade schrijft in zijn boek met jeugdherinneringen dat de vrije opvoeding alle kinderen vindingrijk, zelfstandig en ondernemend heeft gemaakt. In het grote gezin leerden de kinderen niet alleen aanpakken maar ook om voor elkaar en anderen zorg te dragen, een sterk sociaal besef.

Het moeilijke begin van de firma Verkade

Na enkele jaren graanhandel gaat Eric op zoek naar een nieuw bedrijf waar zijn zonen ook in kunnen werken. Het wordt een broodfabriek maar dan wel eentje met moderne stoomkracht aandrijving. Na een periode van verval in de Franse tijd aan het begin van de 19e eeuw bloeide de handel aan de Zaan weer op. Nieuwe technieken zorgen voor een groei van de industrie. Zoals overal in Europa concentreerde die groei zich in en rondom grote stadskernen. De Zaanstreek gelegen onder de rook van Amsterdam lift mee op dat succes. Dit komt mede door nieuwe afvoer verbindingen per schip door het Noorzeekanaal en per stoomtrein via een nieuwe brugverbinding naar Amsterdam. Nieuwe fabrieken als Honig, Albert Heijn, Duyvis, Verkade en Laan maakten daarbij volop gebruik van stoommachines. Eric voelt die tijdgeest goed aan in 1886 start hij met “de Ruyter, machinale brood en beschuit fabriek”. Hij is een ondernemer met een sociaal hart. In 1888 is hij de eerste, nog voor dat de wet het zal regelen, met een ziekenfonds voor zijn werknemers. Later worden de Verkade fabrieken bekend om de opvang voor de kinderen van de vele vrouwelijke werkneemsters ‘de meisjes van Verkade’.  Al snel na de start komen Eric Jr. en Arnold in de fabriek werken.

Dit is een fragment uit het boek Gevangen in een Paradijs van Kees Opmeer over de schilders vader en zoon Voerman en hun banden met Verkade. Het boek is hier te bestellen.

De Verkade fabrieken in Zaandam

De Borg in Wedde

Mijn verre voorvader Arnold Hendrik Koning, koopt de Wedderborg in 1829 van de stad Groningen. In haar herinneringen die bewaard zijn gebleven vertelt Anna Coenen Koning, een dochter van Johannes Sixtus en stiefzus van Edu Verkade – Koning, over de geschiedenis van haar familie. In 1922 schrijft ze:

“Arnold Koning werd in 1784 in de stad Groningen geboren als zoon van de Groninger advocaat, doctor Johannes Koning en van Aleida Gezina Lanckhorst. Na zijn studie rechten was hij onder meer griffier van de drost van Westerwolde en van het vredegerecht van het kanton Wedde. Vervolgens werd hij notaris te Wedde en Pekela. Hij trouwde in 1807 met Eduarda Thalia Eckringa en het jonge paar begon het huishouden zo eenvoudig mogelijk. Ze woonden in Wedde waar Johannes Sixtus (Jan) en Thalia werden geboren. Het ambt van notaris was niet eenvoudig in de Franse tijd. Alle akten moesten ook worden vertaald in het Frans. Het gaf het gevoel dat je onder toezicht stond. En al gauw werd je beticht van samenwerken met de Franse bezetter. Arnold Koning had in zijn kantoor geheime bergplaatsen voor akten maar ook voor tabak die hij stiekem rookte. Ook bewaarde hij er spotverzen op keizer Napoleon. Ook toen de Kozakken de Fransen uit Nederland verjoegen was het een spannende tijd. Twee prefecten uit Winschoten die in Franse dienst waren geweest probeerden baron Rosin , de plaatselijke leider van de Kozakken, in te palmen door hem met paard en wagen tegemoet te rijden en te begroeten. Maar de kozakken pikten de wagen in en reden er met veel kabaal mee naar Winschoten. Ze losten pistoolschoten in de lucht onder het brullen, Hurah Moddermaski! Dobbre, dobbre Kozakki!”

De borg is strategisch gelegen in een prachtig gebied met bossen midden tussen het moerassige veen en stamt uit 1360. Vanuit de borg werden de omliggende gebieden bestuurd. Westerwolde was in die tijd onder Duitse invloed en een heerlijkheid van Münster. In 1568 nam Adolf van Nassau zijn intrek in de borg. Vanuit Wedde trok hij voor de staatsgezinden op naar het nabijgelegen Heiligerlee waar hij de Spanjaarden bevocht.

Het kleine kasteeltje was erg verwaarloosd en zou worden afgebroken. Arnold Koning verbouwt het en gaat er met zijn gezin wonen. De eerste jaren hebben de kinderen het erg koud in het schaars verwarmde kasteel met zijn dikke muren. Een kleindochter van Arnold, Thalia Koning trouwt met Ericus Verkade, zakenman te Zaandam, en hun eerste dochter Anna trouwt later met de kunstschilder Jan Voerman Sr.

Dit verhaal komt terug in het het boek over de schilders Voerman Sr. en Jr. dat in juni 2021 zal verschijnen. Nader bericht volgt

De Borg in Wedde geschilderd door een familielid van de toenmalige bewoners en bekend landschapsschilder Arnold Koning

Het jaar zonder zomer

We vonden ze overal in het lege huis, de flesjes Otrivin neusdruppels. Achter de kleren in de mooie mahonie klerenkast met ramen. Een kast die mijn broers en ik alle drie graag wilden hebben. Op het nachtkastje natuurlijk. In de keuken bij de kruiden. In de douche en in de bovenste la uit het Tante Edu-kastje waar de bijzondere spulletjes werden bewaard. Mijn moeder was een Otrivin veelgebruiker geweest en had als een echte verslaafde overal flesjes paraat. In 1996 waren het nog mooie glazen flesjes met een echte pipet. Veel mooier dan de plastic spuitflesjes van nu. We riepen naar elkaar als we weer een flesje hadden gevonden. Het was een kleine zonnestraal in een donkere periode; de nazomer waarin we de oude boerderij van onze ouders leegruimden. De zorgvuldig verbouwde Saksische boerderij met de grote leefkamer met daarin de hoge Lundia boekenkasten met honderden boeken waarvan de bovenste planken alleen te bereiken waren met een trapje. Honderden romans, allemaal door mijn moeder gelezen en vele geschiedenisboeken waaronder het complete werk van Lou de Jong. En dan nog de slaapkamer, logeerkamers en de schuren waarin de balen hooi voor de schapen lagen opgestapeld. De kleinkinderen vonden het heerlijk om er  op te klauteren en af te glijden.

En niet te vergeten de grote zolder. De zolder waar wij als kinderen bijna nooit kwamen. Er bleken grote stalen boekenkasten te staan vol met nog meer boeken en ordners. Er waren grote kisten met opschriften als P. Voerman en U.J.M. De legerkist van Paul Voerman, broer van  mijn opa en de reiskoffer van Ubbo Johan Mansholt, de opa waarnaar mijn vader werd vernoemd. De koffer is gebruikt op de reis die Ubbo Mansholt maakte als rijkslandbouwleraar naar Canada. Tijdens die reis werd hij ziek en hij zou op jonge leeftijd overlijden. Op de ordners stond vooral N.V. Rahder Machinale Turf, het bedrijf van mijn opa. En dan dozen en mappen vol studiewerk van mijn opa en van mijn overgrootvader Voerman, de kunstschilders. De nalatenschap van de familie Voerman, Rahder en Mansholt. Dat alles onder een laagje stof vermengd met stro en vogelpoep. De zolder was goed bereikbaar via de ûleborden op het dak. 

Het grote huis was akelig stil en voelde leeg. Maar we hadden al snel gemerkt dat we alle spulletjes nooit in onze eigen huizen kwijt zouden kunnen; de antieke meubelen, de boeken, de schilderijen. Mijn vader, die steeds meer last had van Parkinson, was plotseling gestorven en mijn moeder stierf zeer kort daarna op de dag van zijn begrafenis. Ze had haar Ubbo zo lang mogelijk geholpen met zijn ziekte maar na zijn dood zat die taak erop. De dag voor de begrafenis had ze nog verzucht dat ze niet wist hoe ze die dag zonder Ubbo zou moeten doorkomen. Mijn moeder die altijd alles aankon en nooit opgaf. Die ochtend lag ze vredig, maar dood in haar bed. Het boek over ‘De Westpolder’ dat we de dag ervoor hadden gekregen van de familie Mansholt nog in haar handen. We hadden een tochtje gemaakt naar Vierhuizen in de Westpolder waar een groot deel van de familie Mansholt ligt begraven en waar ook Ubbo een plekje had uitgezocht. Mijn moeder wilde zien waar Ubbo naar toe zou worden gebracht. Ze vond het een prachtig kerkhofje, maar zelf wilde ze in het dorp waar ze nu woonde begraven worden, onder de treurwilg.

Gevolg van een onverwacht overlijden is dat je niet de tijd hebt om alles te ordenen. Wat is voor het nageslacht en wat moet weg? Die keuze moesten wij nu maken. Over de meubels, het antiek en de schilderijen waren we het snel eens. Een deel om te verdelen en een deel voor de rest van de familie. Maar wat te doen met de dozen en mappen van onze voorouders? Mijn jongste broer ging rigoureus te werk. Hij laadde de aanhanger vol en reed veelvuldig naar de stortplaats in het nabijgelegen Oosterwolde. Een paar keer viste ik er nog wat schilderstudies uit. Alle drie hadden we jonge gezinnen en drukke banen. We hadden geen tijd en rust om alles op waarde te schatten. Het huis moest leeg en verkocht. We hadden nauwelijks tijd om na te denken over die voorouders. 

In het laatste weekeinde voor de verkoop van het huis nam ik de drie grote kisten mee. Ze kwamen terecht in de garage en later op de zolder van ons nieuwe huis “De Oude School” in Westervelde. De zolder liep door over het woonhuis, de oude bovenmeesterswoning en de twee klaslokalen. De kisten vielen er nauwelijks op. Toen de kinderen uitvlogen en we kleiner gingen wonen, kwamen de kisten weer in zicht. Onze nieuwe woning had helemaal geen zolder. Het was tijd om ze te openen, tijd om te ordenen, tijd om mee te nemen wat waarde heeft en achter te laten wat ballast is. Het ordenen heeft me 5 jaar gekost. Stapels brieven, schrijfsels van mijn oma Hetty Voerman-Mansholt, dagboekaantekeningen van mijn moeder, foto’s, tekeningen, testamenten, oude paspoorten en rijbewijzen, spelden, oorkondes, bedrijfsadministratie. Vaak heb ik me afgevraagd of die brieven en aantekeningen vol liefde, maar ook vol onbehagen voor mijn ogen bestemd waren. Als zoon van een lerares geschiedenis zie ik de levens van mijn voorouders ook in de tijd waarin ze leefden. De archiefstukken gaan terug tot circa 1850, de tweede helft van de 19e eeuw, een periode waarin Nederland het onder koning Willem III lastig had. Strenge winters, armoede, aardappelziektes, een tekort aan voedsel en een periode van grote politieke en culturele verschuivingen.

Dit verhaal begint met een vulkaanuitbarsting in 1815 die de hele wereld enkele jaren in het duister zet. Hoe het eindigt is nog onbekend, maar nieuwe tekenen van toekomstige uitbarstingen met wereldwijde gevolgen zijn er volop.

Het was de grootste uitbarsting van een vulkaan die de mens ooit had gezien. Net voor middernacht op de 10e april 1815 werd de top van de ‘Tambora’ op het eiland Soembawa in Nederlands-Indië weggeblazen. De vreselijke uitbarsting, heftiger dan duizenden atoombommen, was tot op een afstand van wel 2.500 kilometer te horen. Het eiland kwam op verschillende plaatsen meters uit de zee omhoog en werd bedekt met meters puin en as. Een hele cultuur verdween. 150 kubieke kilometer puin en vulkanische as kwamen in de atmosfeer terecht, dwars door de ozonlaag, 43 kilometer hoog.

Na twee maanden bereikte die vulkanische as Londen. Er waren bloedrode zonsondergangen gevolgd door zware regenbuien die niet meer leken te stoppen. Er viel zoveel regen dat de legers van Napoleon vastliepen in de modder bij Waterloo. Het bleek het einde van Napoleon, het einde van een tijdperk in Europa.

Het werd erger. Het nieuwe jaar 1816 werd later wereldwijd het jaar zonder zomer genoemd. In de zomer viel er sneeuw in Noord-Amerika en in Europa was er vanaf augustus nachtvorst. Veel ingezaaide velden kwamen niet tot bloei. De extreem lage temperaturen zorgden achtereenvolgens voor mislukte oogsten, hongersnood, voedselrellen en plunderingen. Het weer was jarenlang van slag waardoor in Nederland door alle stormen en regenval de dijken verzwakten. Na weer zo’n stormseizoen en een stormvloed ontstonden in 1825 ernstige watervloeden die half Nederland onder water zetten. 

Na drie jaar met misoogsten werd de gemiddelde prijs voor voedsel bijna 3 keer zo hoog. Hele volksstammen moesten buiten hun vertrouwde omgeving op zoek naar voedsel. Hongersnood en overstromingen veroorzaakten tyfus- en cholera-epidemieën. Het jaar zonder zomer zorgde alleen al in Europa voor de dood van 200.000 mensen. Veel mensen scheepten zich in voor een nieuw begin in Amerika. De nieuwe migranten trokken van de oostkust door naar het onontgonnen westen.

Uit as en chaos ontstaat vaak iets nieuws. Het bestuur kreeg een nieuw gezicht, omdat overheden inzagen dat ze een taak hadden om inwoners te ondersteunen. Het is niet toevallig dat in deze periode in Nederland de Koloniën van Weldadigheid ontstonden.

Nieuwe middelen van vervoer, zoals de fiets, werden bedacht, omdat door het aanhoudende tekort aan voedsel veel minder paarden konden worden ingezet. Wetenschappers gingen aan de slag om nieuwe misoogsten te voorkomen en de landbouw te vernieuwen met nieuwe, sterkere gewassen en kunstmest.  Er was een grote belangstelling voor studies naar klimaat en vulkanologie. En de rampen waren inspiratie voor nieuwe uitvindingen, zoals het reddingsvest en pijnstillers. Zelfs in de wereld van de kunst was er een onverwachte, misschien wat duistere bloei. Vanwege het slechte weer zaten schrijvers, zoals die van Frankenstein, binnen en bedachten de meest vreselijke griezelverhalen. Kunstenaars als de Engelse schilder William Turner schilderden dreigende landschappen met roodzwarte luchten.

De periode, in het eerste kwart van de 19e eeuw, was ook voor mijn voorouders aanleiding om nieuwe stappen te zetten. Aaltje Schraat zakt met haar familie vanuit Duitsland de IJssel af naar waar de rivier in de Zuiderzee stroomt bij het Kampereiland. Alle bezittingen van de familie Schraat, inclusief de beesten en de dienstmeid bevinden zich op het schip. Daar trouwt de levenslustige jonge vrouw met boerenzoon Reinder Voerman. Een paar jaar later krijgen ze weer te maken met een grote watersnood die bijna alle boerderijen rondom Kampen wegspoelt.

Op de terpen in Noord-Groningen zoals ‘Ewer’ bij Zuurdijk en bij Vierhuizen waren de boerenfamilies Hopma, Zijlma en Dijkhuis druk doende hun voeten en landerijen droog te houden. Grote stukken land werden ingepolderd. En hoewel er nog vaak overstromingen waren werd er veel nieuwe landbouwgrond bijgewonnen, zoals in de nieuwe Westpolder waar grote boerderijen werden gebouwd. 

Even verderop in Wedde koopt notaris Koning, wiens zaken niet zoveel schade oplopen door het barre weer, de burcht in Wedde. Een steviger woonhuis is niet denkbaar. Vlak over de grens in de delta van de Dollard krijgt de jonge boerenzoon Ubbo Mansholt langzamerhand genoeg van de vele overstromingen. Hij zal echter pas 50 jaar later met zijn hele gezin naar hoger gelegen gronden bij Eexta in Groningen vertrekken. 

Tot slot de familie Rahder die aan het einde van de 18e eeuw vanuit Mülheim in Amsterdam zijn beland waar onder de naam “De weduwe Rahder” een succesvolle wijnhandel is gestart. Ook de jonge Johan Coenraad Rahder zoekt een nieuwe uitdaging en smeedt plannen om een avontuur te beginnen door turf te gaan winnen in het woeste hoogveen van het nog lege Drenthe. De nieuwe tijd heeft brandstof nodig voor haar stoommachines.

Het was een tijd waarin mannen nog de koers bepaalden, maar vrouwen zich geleidelijk gingen roeren. De vrouwen van de boeren in het Groninger land hadden al min of meer een gelijkwaardige plek in de familie en in het bedrijfsleven, maar ook in het onderwijs en de zorg eisten vrouwen hun plek op. Anna Verkade en de Mansholtvrouwen waren voorlopers en hadden een aandeel in de vooruitgang met hun inzet voor het vrouwenkiesrecht en beter onderwijs.

In de veelal slecht verlichte en slecht verwarmde huizen was er een groot verlangen naar een nieuwe tijd met meer licht. Maar om succesvol aan het duister te ontsnappen is beweging noodzaak. En de wereld kwam in beweging. Ik begin het verhaal van mijn voorouders daarom vanaf het jaar zonder zomer. Vanuit de chaos in het eerste kwart van de 19e eeuw naar een nieuwe chaos: het huidige eerste kwart van de 21e eeuw. Een tijd waarin ondanks nieuwe vooruitgang en welvaart veel mensen meer ontevreden en boos zijn dan ooit. “Het is niet dat we het niet goed hebben, maar we weten niet meer hoe het beter kan!”

Boek over de familie Rahder

Mijn familieverhaal wordt door schrijver Kees Opmeer en mijn zoon Tijs Voerman vastgelegd in drie boeken. In juni 2020 verschijnt het boek over de familie Rahder. Daarna in 2021 volgt deel 2 over de Familie Voerman – Verkade en in 2022 deel 3 over de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis uit Noord Groningen. Deel 1 is alvast te bestellen voor een introductieprijs van € 25 via Ga Creatief

Vooraankondiging-uniek-boek--'Hoe-de-Rahders-Drenthe-veranderden'-small

Johannes Koning op de 10 daagse veldtocht

Mijn verre voorouder Johannes Sixtus Koning (1809-188) ging al op zijn zestiende vanuit zijn ouderlijk huis in de Borg van Wedde studeren in de stad Groningen. Via een oom uit de Eckringa, een predikant in Sleen, had hij Grieks en Latijn kunnen leren. Het was voor de dominee en zijn gezin een mooie bijverdienste. In die tijd was het bestaan als predikant een karig bestaan. De dominee moest het net als de onderwijzer vaak doen met een vergoeding in eten en maaltijden. Johannes liep dan met een vriend door de uitgestrekte zandverstuivingen door Drenthe. Eenmaal midden op het Ellertsveld werden de jongens overvallen door een, naar later bleek, ontsnapte dief met een lang mes. Hij stond ineens voor hun neus want hij had zich ingegraven in een kuil in het zand.

In 1830 neemt Johannes Koning met de Groningse studenten deel aan de 10 daagse veldtocht naar België dat zich dan net onafhankelijk heeft verklaard. De Verenigde Nederlanden waren het levenswerk van koning Willem I, en hij kon de onafhankelijkheid van de Belgen niet verkroppen. Duizenden jongemannen pakken de wapens op. Ze gaan op een veldtocht naar België en strijden er 10 dagen. Johannes vertrekt in grenadiers uniform met daarop het wapen van “Vindicat atque Polit”. Ze dienden in de regimenten Flankeurs onder leiding van Abraham Rutgers van der Loeff. Na hun toch die al met al tot in 1831 duurde krijgen ze van Koning Willem I het Metalen Kruis Vrijwilligers 1830-1831. Deze tocht was voor Johannes het mooiste deel van zijn leven. Nog jarenlang vertrok hij om de vijf jaar uit Wedde naar de Flankeurreünies met zijn oude wapenbroeders. In Groningen zijn nog steeds het Vaandel en een erebeker te zien.

 


 

De burcht in Wedde

Onlangs zag ik deze prachtige foto’s van de burcht in Wedde rond 1905 gemaakt door Tonnis Post (1877-1930). Post is de fotograaf uit Winschoten die samen met huisarts Middendorp een indrukwekkende serie heeft gemaakt over de armoede in Westerwolde.

In deze periode woonden de familie Koning (voorouders van mijn over grootmoeder Eduarda Thalia Verkade – Koning) nog op de burcht. Mijn opa Jan Voerman Jr. is er nog op bezoek geweest en heeft het tekenboek van zijn oud tante Thalia Koning gebruikt als inspiratie voor het maken van de Verkade plaatjes.