Verhalen over de families Koning, Eckringa, Lanckhorst en Roessingh

In 1929 liet Mevrouw H.J.C. Verkade – Van Gelder (1870-1950) de familieherinneringen van de grootouders van haar man Ericus Verkade jr. (1868-1927) optekenen. De moeder van haar man, Eduarda Thalia, stamde uit het notarissen geslacht Koning die woonden op de Borg in  Wedde. Later trouwde ze met de ondernemer Ericus Sr. Verkade (1835-1907) die de stoomfabriek voor brood- beschuit de Ruyter zou beginnen. Later groeide het bedrijf in Zaandam uit tot de Verkade fabrieken.

In het familie gedenkboek staan herinneringen van Mevrouw Koning en een aantal brieven die bewaard zijn gebleven. Het zijn vooral verhalen uit dec familie maar soms geeft het ook een inkijkje in de landelijke geschiedenis. Zo blijkt voorvader Paulus Eckringa als vaandrig in het gevolg van Stadhouder Jan Willem Friso van Nassau – Dietz verbleef toen die in 1711 bij de Moerdijk verdronk.

En dan het verhaal dat op 1 november 1755 de familie Lanckhorst aanwezig was op het kasteel te Coevorden (toen nog bestaande uit een paar officierswoningen) toen men een aardbeving voelde die het water deed golven. Het bleek om de zware aardbeving te gaan die geheel Lissabon verwoeste en zo zwaar was dat die kennelijk tot in Coevorden was te voelen.

Ook zijn er talloze anekdotes over de Kozakken die na de Franse tijd, en de mislukte veldtocht van Napoleon in Rusland, Nederland binnenvielen om de Fransen te verjagen. De Kozakken, onder aanvoering van Baron Rosin, maakten veel indruk en hadden het vooral voorzien op gezanten van de Fransen. In Winschoten probeerden de oude prefect en de oude sous-prefect Dhr. Alberda en Modderman contact te maken met de Kozakken om ze gunstig te stemmen. Ze gingen met paard en wagen de Kozakken tegemoet bij de Duitse grens. Enekele Kozakken sprongen op de bok en spoorden de paarden aan zodat de heren werden teruggejaagd tot Winschoten. Sommige Kozakken bleven in de regio achter en stichten er een gezin.

Het verhaal van notaris Johannes Sixtus Koning die meevocht in het leger van Koning Willen I tegen de zich afscheidende Belgen heb ik hier al verteld.

Een zeer bijzonder familieboek dus met verhalen die inmiddels meer dan 300 jaar oud zijn. Eduarda Thalia Koning kreeg met Eicus Verkade een dochter die Anna Verkade heette. Zij trouwde met de IJsselschilder Jan Voerman Sr. mijn overgrootvader.

De geschiedenis van de familie Koning staat ook beschreven in het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Voerman, kunstschilders. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

De Borg in Wedde schilderij van Mr. Arnold Koning.

Thalia Koning (1841-1917) geboren op de Borg en later gehuwd met Ericus Verkade

Verantwoording uit het familieboek.

De ‘vergeten’ overstroming in de Westpolder op 21 maart 1874

De grote stormvloed in de Westpolder van 1877 staat in het geheugen gegrift. Hier heb ik er een stukje over geschreven.

Veel minder bekend is de overstroming in maart 1874 die ook vele mensenlevens heeft gekost. De bedijking van de Westpolder was toen nog volop in aanbouw en er verbleven wel 500 arbeiders in de polder vaak gehuisvest in gammele hutjes of keten. Veel arbeiders werden verrast door de hoge zee, een combinatie van springvloed en harde wind uit het westen.

Mijn voorvader Lammert Dijkhuis, die nabij in de oude polder woonde op boerderij Midhuizen, heeft er in een brief aan zijn kinderen verslag van gedaan.

….. Een andere man, bij ons was gelogeerd, was met zijn vrouw, met een kind bij zich op wat hout drijvende – toen eerst zijne vrouw en het eene kind verdwenen hem de hand toereikende, en later ook het andere kind hem werd ontrukt. Gij kunt U de radeloze toestand van dien man voorstellen.

Willem Dijkhuis

Ook in de Winschoter Courant staat een ooggetuige verslag met hartverscheurende momenten:

Omtrent deze ramp in den polder achter Vierhuizen schrijft een ander correspondent ons, Ulrum dd. 22sten Maart, nog het volgende: „Er heerschte leven en bedrijvigheid op de kwederlanden achter Vierhuizen. Het werk der binnendijkng, reeds bij tijds aangevangen, vorderde goed. Een kleine 500 poldergasten hield er zijn verblijf in keeten Die levenslustige lieden , welke zwaar werken , zwaar geld verdienen, maar ook zwaar geld verteren , waren vroolijk en welgemoed. De oude Noorman (de Noordzij) had zich sedert geruimen tijd rustig gehouden, ’ópgeschrikt uit die rust, wellicht door de stormen, welke voor eenigen tijd den Atlantischen oceaan teisterde, stelde hij zich in beweging, vloog op onze kusten aan , zocht met gapende muil naar buit en …. vond die, Het was Donderdag den 19den dezer moeielijk weder, dat des nachts en des Vrijdags voormiddags tot een storm uitgroeide. De vloed kwam met zoodanig geweld op , als zelden of ooit in dezen tijd ‘van het jaar plaats vindt. De keeten de polderwerkers waren wat ver, eigenlijk te ver, naar buiten gebracht, ten einde meer inde nabijheid ran het werk te zijn. De ringdijk was nog niet geheel afgesloten , het water overstroomde de kwelders en verhulde ineen oogenblik de woningen der arme werklieden, die met vrouw en kind zochten te vluchten , hetgeen , helaas ! niet allen gelukte. Hoe de ellende te schetsen ! “Een man kwam met een in der haast samengesteld vlotje, waarop hij zijn vrouw en twee kinderen had geplaatst, aandrijven. Der vrouw, die het jongste kind inden arm hield, begaven de krachten. Zij kon zich niet meer houden, viel van het vlot, stak voor het laatst haar echtgenoot de handen toe en verdween, met het kind, inde golven! Het vlotje drijft verder. Met zijn oudste kind zal hij dan toch den dijk bereiken. Weer komt er een baar aanrollen, voert ook zijn laatste kind mede, de arme behoudt alleen het leven. Allen, die hem op aarde lief en dierbaar waren, heeft hij verloren. Wie geeft hem troost?!! Twee andere mannen poogden zich ook op een vlotje te redden. Het dreef echter tegen een keet aan, in aanbouw om paarden te bergen, en geraakte er vast. De mannen klimmen op de spanten der keet. Akelig klinkt het gejammer der’ ongelukkigen. Alles wat gedaan kon worden om de ongelukkigen te redden, werd beproefd. Men stelde een vlot samen. Een geacht landbouwer wond een ljjn om bet middel, zette zich te paard en beproefde met levensgevaar hulp te verschaffen. Op korten afstand gekomen van hen , die hij wenschte  een wissen dood te redden, tuimelde zijn paard, door den sterken golfslag getroffen , achterover, en met groote moeite moest hij zijn eigen leven zien te redden- Eenigen tijd latei’ volgde zijn jongere broeder zijn voorbeeld en begaf zich insgelijks te paard te water. Ook hij kwam tot dicht bij de ongelukkigen , zag hoe een van hen bezweek, verdubbelde zijn pogingen om den nog overgeblevene te bereiken; maar ook zijn paard kon niet verder en hij moest, óndanks alle inspanning , terugkeeren. Dan , nog een poging in het werk gesteld. Twee personen , waaronder de landbouwer, die het eerst te paard zijn menschlievende poging had moeten opgeven, begaven zich wet het vlot te water, om, al was het met levensgevaar, den aan de spanten hangenden man te redden. Hun streven werd met een goeden uitslag bekroond. Met de grootste moeite bereikten zij den ongelukkige, die reeds bewusteloos en verstijfd was, en zich zoodanig aan bet houtwerk had vastgeklemd, dat hij niet dan met geweld ervan kon worden afgescheurd. Men legde hem op bet vlot, kwam gelukkig te land, bracht hem te bed , verschafte hem geneeskundige hulp en des avonds kon hij weder spreken. Hij was de dood ontkomen. Het lijk van den man, die bezweken was, werd gevonden en aan land gebracht. Voor hem was de dood geen ongeluk, want ook zijn vrouw en drie kinderen, alles wat hij had, had de zee verzwolgen.

De stormvloed in de Westpolder in Groningen van 1877

Het ontstaan van de Westpolder

Bedijking van de Westpolder begint in 1874 en werd voltooid in 1875. Op de nieuw gewonnen landerijen werden nieuwe boerderijen gebouwd. De familie Dijkhuis van ‘Midhuizen’ bouwde een nieuwe boerderijen ‘Nieuw Midhuizen’ en ‘Manneplaats’. Geughien Zijlma bouwde op nieuw verworven land zijn boerderij Nieuw Zeeburg, en Roelf Eijes Torringa bouwde de boerderij die later Torum ging heten. Jochum Mansholt en zijn vrouw Rena Loots bouwden er in 1876 de boerderij Fletum. De nieuwe boerderijen werden gebouwd met cement gemengd met zoet water dat speciaal daartoe werd gehaald. De goedkopere woningen voor de arbeiders werden gebouwd met cement gemengd met brak water uit de polder. Het cement werd daartoe minder sterk. Deze huizen waren daardoor bij overstromingen extra kwetsbaar.

Een jaar na aanvang van de werkzaamheden bleek al dat de dijk, die deels klaar was, niet bestand was tegen het water. In het voorjaar van 1874 sloeg het woeste water toe en verzwolg een groot deel van de dijk. En niet alleen de dijk verdween in de golven – ook dertien polderwerkers van wie de onderkomens niet voldoende versterkt waren. Vreemd genoeg is dit een redelijk onbekende ramp, zeker in tegenstelling tot die van drie jaar later. Er is een brief bewaard gebleven (gedateerd 21 Maart 1874) waarin Willem Lammerts Dijkhuis, wonende in de oude polder op boerderij ‘Midhuizen’, deze ramp beschrijft.

Lees er hier meer over.

De stormvloed

In de nacht van 30 op 31 januari 1877 zorgen een combinatie van springtij en hoog water voor een dijkdoorbraak in de nog jonge zwakke dijk. De vloed bereikt een hoogte van 3.90meter boven volzee. Er waren 13 slachtoffers, op het kerkhof van Vierhuizen staat een klein monument. Veel boeren en knechten konden op tijd met wagens naar hoger land komen, anderen gebruikten boten.

Jochem Helprig Mansholt (de broer van Derk Roelfs Mansholt) die al in polder woonde op boerderij ‘Fletum’ vluchtte met zijn vrouw Rena Loots, en zoontje (de latere Ing. Dr. Rijpko Mansholt en de eerst geborene in de nieuwe polder) met paard en wagen, die in  de schuur gereed stonden om het gezin naar de Middendijk te brengen. Buiten gekomen kreeg de noordwester storm echter de wagen te pakken, met het gevolg dat de disselboom uitschoot en zich in de grond boorde. Te voet werd de dijk bereikt, met het zoontje, in een deken gewikkeld, gedragen door de moeder, wier pantoffels in de modder waren achtergebleven. Jochem Mansholt was de enige boer die met zijn gezin kon vluchten en de Middendijk kon bereiken. De andere boeren vluchten naar hun zolder en werden de volgende dag gered.

Geuchien Zijlma, die juist een nieuwe boerderij ‘Klein Zeeburg’ in de polder had gebouwd waar hij nog niet eens woonde, beschrijft zijn herinneringen.

En Oh, toen ik daar op de dijk kwam en het terrein overzag! Zulk een verwoesting had ik mij toch niet voorgesteld. Achter onze polder was van de nieuwe zeedijk bijna niets meer te zien. Men kon weer vrijuit het wad inkijken. De gehele polder, alles water. Achter mijn buren Mansholt en Dijkhuis was het nagenoeg eender.

Geuchien beschrijft dan verder dat hij aangekomen bij zijn boerderij de paarden tot hun buik in het water in de stal staan. Zijn knecht die op het huis paste had zich op zolder gered. De arbeidersfamilie Mulder, die ook op zijn grond wonen roepen nog steeds om hulp vanuit hun huis. Geuchien maakt zich in zijn verslag echter vooral zorgen over de staat van zijn eigen boerderij en niet zozeer over de slachtoffers.

De grootste dijkdoorbraak was op het ‘zwet’ tussen beide Midhuizer boerderijen. Vooral de slecht gebouwde arbeiderswoningen (met slecht cement) storten in. De bouwgronden hadden veel schade. Maar daar houdt het niet op. Terwijl er gelijk met de herstelwerkzaamheden was begonnen in februari 1877, was het met Pasen weer raak. Een vloed zette de gehele polder wederom onder water en hoewel er geen slachtoffers vieren, zorgde de verzilting van de grond de jaren erop voor slechte oogsten. Op veel landerijen groeide zelfs geen onkruid. De herstelkosten moesten de inwoners zelf betalen. Maar de noeste Groningers wisten zich te handhaven en kwamen er weer bovenop.

Roelf Eyes Torringa de grote initiator van de bedijking was echter zo teleurgesteld in de dijkdoorbraak dat hij in 1882 zijn boerderij verkocht aan Derk Roelfs Mansholt. Hij schreef dat hij geen van zijn kinderen op een polder boerderij wilde laten wonen. Torringa wilde zo graag weg uit de polder dat hij Mansholt, die na de verkoop van zijn boerderij in Meeden 10.000 guldens te kort kwam, korting gaf op de aankoop prijs. Torringa was wellicht ook bang dat hij, als rijkste boer in  de older, het merendeel aan het herstel van de dijken zou moeten betalen.

Aaltje Dijkhuis, de vrouw van Derk Roelfs, kent de polder goed want haar ouders Willem Lammerts Dijkhuis en Henderica Dijkhuis-Beukema woonden daar al in boerderij ‘Midhuizen’. Geughien Zijlma beschrijft in zijn herinneringen na de stormvloed van 1877 hoe hij een bootje ziet op de golven in de ondergelopen polder dat Aaltje Mansholt – Dijkhuis vanuit haar ouderlijke woning naar de Middendijk brengt. Ze was op bezoek bij haar ouders en kon door de storm niet terugkeren naar haar huis in Meeden waar ze toen woonde. Derk Mansholt doopte de boerderij ‘Torum’ naar een verdronken plaatsje in de Dollard. Eerder al had zijn broer Jochem HelprigMansholt zijn boerderij ‘Fletum’ genoemd naar een ander verdronken dorpje in de Dollard.

De herbouw van de dijken startte weer snel en op voorstel van Jochem Mansholt werd er in 1883 een proef gedaan met het aanleggen van stenen beschoeiing. De proef had een gunstig resultaat. In 1904 werd er door de bewoners een waterschap opgericht, dat de naam ‘Lauwerzeemolenpolder’ kreeg. Er werd ondermeer een gemaal gebouwd aangedreven door een windmolen.

Het was uiteindelijk een klein groepje daadkrachtige boeren die de indijking hebben volbracht. Daarna heeft de Westpolder veel grote bestuurders en hoogleraren voortgebracht. Men kan zeggen dat vanaf de 2e WO het landbouw beleid lange tijd vanuit de Westpolder werd aangestuurd. De broers Stefan en Herman Louwes, minister Sicco Mansholt, burgemeesters en gedeputeerden. Ook werden er drie eredoctoraten aan Universiteiten verstrekt aan inwoners uit deze Westpolder (Dr. R.J. Mansholt, Sicco Mansholt en Stefan Louwes.

Meer over de boeren in de Westpolder is te lezen in het boek : “Uit Zeeklei gebakken” over de families Mansholt, Zijlma, Dijkhuis en Louwes. Het boek is gebaseerd op het familiearchief Mansholt en is geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen

Bedijking van de Westpolder (Gronings archief)

Gedenksteen bij de kerk in Vierhuizen voor de slachtoffers van de Stormvloed

Eduard Verkade (1878-1961), toneelspeler en oom van mijn opa.

Eric Verkade (1835-1907) en Eduarda Verkade-Koning (1841-1917) kregen 7 kinderen. Anna (mijn overgrootmoeder) was de oudste en werd een jaar na hun huwelijk geboren. Daarna kwam de tweeling Eric en Jan en vervolgens werden nog 4 kinderen geboren, 3 jongens en 1 meisje.

Een van hen was Eduard, de lievelingsbroer van Anna,  met ze veel optrok in haar jeugd. Hij trouwde in 1902 met Johanna Van Wulfften Palthe, ‘Joh’ was haar roepnaam, dochter van een steenrijke en bekende textielfabrikant uit Twente. Samen startten ze hun eigen textielbedrijf en gingen in Hattem wonen, dichtbij zijn zus. De zaken gingen niet slecht, niet in het minst door de financiële steun van vader Eric Verkade en van de vader van Joh. Eric vond het geweldig dat zijn zoon, die nogal wispelturig kon zijn, net als hij koos voor een loopbaan als ondernemer. Bovendien had Eduard kennis van zaken als het om textiel ging. Al in 1899 had hij in Potsdam een vakopleiding gevolgd aan de weefschool. Maar daar lag niet zijn hart. Eigenlijk had Eduard maar één passie: toneelspelen. Tijdens zijn periode in Potsdam bezocht hij als het maar even kon de schouwburg ‘Das Deutsche Theater’ aan de Schubertstrasse in Berlijn.

Het bloed kroop waar het niet gaan kon. Naast zijn drukke leven als zakenman gaf Eduard zich steeds meer over aan het toneelspelen. Mijn overgrootvader hielp hem door decorstukken te schilderen en Cato Neeb, vriendin van zijn zus Anna, maakte de kostuums. Toen nam Eduard een dramatisch besluit. Hij verkocht zijn textielbedrijf en koos definitief voor een leven als acteur door de hoofdrol te accepteren in  Hamlet, een eervolle uitnodiging die aangaf over hoeveel talent hij beschikte. Maar vader Eric had daar geen oog voor. Hij was woedend. Hoe haalde een succesvol zakenman het in zijn hoofd om te kiezen voor een onzeker bestaan als toneelspeler?

Anna toonde meer begrip voor haar lievelingsbroer over wie ze vroeger veel had gemoederd. Het hielp ook dat ze gewend was aan de kunstenaarsgeest van haar echtgenoot met al zijn grillen, dromen en eigenaardigheden. In een brief aan haar moeder, de enige die Eric tot bedaren kon brengen, probeerde ze de gemoederen te sussen.

…Het is wel wonderlijk dat verscheidene van Uw kinderen U moeilijkheden geven, onverwachte en onmaatschappelijke dingen doen en ondanks alles gelukkig worden en meer mensch zijn, meer intens leven, waarlijk leven dan hoopen bij hoopen gewoone beste sleurmensen die nooit van ’t paard vielen omdat ze nooit op zoo’n beest zaten en omdat ze er misschien ook te benauwd voor waren om op een paard te stijgen.! Suf zijn Uw kinderen geen van allen, integendeel! We zijn persoonlijk. De wereld vraagt naar persoonlijkheid…

Net als zijn broer Jan, Dom Willebrord, was Eduard een buitenbeentje in de familie. Het was  niet alleen dat hij niet koos voor een loopbaan als zakenman, maar hij kon ook niet goed met geld omgaan. Dat was natuurlijk een gruwel voor vader Ericus die juist zo goed op zijn centen paste. Eduard was inmiddels een beroemd toneelspeler geworden met een goed inkomen, maar toch slaagde hij er steeds maar weer in om schulden te maken. Al zijn geld besteedde hij      aan de meest fraaie decors met stoffen die hij speciaal liet weven. Als het om toneel ging was geen uitgave te gek. Daardoor zat hij altijd in geldnood. Op donderdag ging Eduard steevast bij één van zijn broers eten. Vast onderwerp van gesprek waren dan de geldzorgen van Eduard die de familie mocht helpen oplossen. Als de nood hoog was, wat regelmatig het geval was,  kwam hij met de taxi vanuit Amsterdam naar de Zaanstreek om bij zijn vader en zijn broer Anton om geld te vragen. Al die tijd stond de taxi buiten op hem te wachten. Bozer over zoveel geldverspilling kon je Ericus niet maken. Hij begreep het niet. Met de trein was het een reis die niet meer dan een halfuur, hooguit drie kwartier, in beslag nam.

In het boek ‘Een leven in biskwie en chocolade,’ geschreven door familielid Co Verkade, stond hierover:

…De grote moeilijkheid voor vader en oom Anton was dat broer Eduard zo ongelooflijk charmant en onderhoudend was. Met zijn warme, loyale persoonlijkheid wist hij iedereen voor zich te winnen. Zij wilden hem het geld wel weigeren, maar konden het gewoon nooit over hun hart verkrijgen. Samen spraken zij meerdere malen af dat zij een volgende keer hun poot stijf zouden houden. Maar keer op keer werd de daad niet bij het woord gevoegd. Naar mijn weten hebben ze uiteindelijk nooit neen gezegd.

Ik herinner ij ook de kwestie waarbij de stadsschouwburg Eduard de wacht aanzegde wegens een hoog opgelopen schuld. De verplichting die Eduard naar zijn gezelschap was aangegaan, bleek echter nog veel groter, waardoor er uiteindelijk voor is gekozen om de schuld aan de schouwburg te voldoen…

Anna was als geen ander gevoelig voor zijn charmes, maar toch had ook zij haar grenzen. Hoe groot haar liefde en  begrip voor haar broer ook was, er kwam een moment dat zelfs hij het bij haar verbruide. Ze vond het vreselijk dat Eduard zijn vrouw Johanna verliet voor Enny Vrede, pseudoniem van Maria Magdalena Müller en zijn tegenspeelster in de laatste voorstelling van zijn theatergezelschap. Je levenspartner hoorde je nooit in de steek te laten, vond Anna.

Hoe diep haar afkeer was van het gedrag van haar broer las ik terug in een brief van 19 april 1910 aan haar moeder met wie ze lief en leed deelde. Al haar zinnen zijn doordrenkt van onbegrip en woede; niet alleen gericht op haar broer,  maar ook op Enny Vrede die ze zelfs niet bij naam wilde noemen. Het gezinsleven was heilig voor haar, ook al zou dat later ook voor haar onder druk komen te staan.

…Zullen we nu voor eens en altijd afspreken dat u noch aan mij noch aan Joh iets over die persoon schrijft? Ze zal het goed menen maar ik geloof niets van haar sentimentele ontboezemingen! Op mij hebben ze een nog ergere uitwerking dan op Joh, dus waarom met haar onze brieven te vullen? Over Eduard hoor ik graag het een en ander maar dan alleen over zijn werk. Haar ontmoeten wil ik gedecideerd nooit. Ik zal heus wel zorgen uit haar weg te blijven. Ik zal Eduard ook niet helpen zijn kinderen te zien. Hoe minder ze nu van hun vader weten hoe beter voor hen. Als ze wat groter zijn is dat misschien wat anders…

Ook Voerman Sr. was duidelijk in zijn oordeel. Hij zei: ….dat het onvergeeflijk was om, als je een lieve vrouw hebt en drie kleine kinderen, om dan dit gezin in de steek te laten.

Anna had medelijden met Joh en de 3 kinderen en hielp waar ze kon helpen. Ze bleven nog een paar jaar in Hattem wonen in Huize Zonnewende aan de Veldweg. Daarna verhuisde ze naar haar geboorteplaats Hengelo, in de buurt van haar familie, maar het huis in Hattem hield ze aan. Anna bleef contact met haar houden. In de oorlog keerde ze als oudere dame terug naar Hattem. Ze overleed in 1975 een paar weken voor haar 95ste verjaardag.

De keuze van Eduard voor het toneel bleek de juiste keuze te zijn geweest. In de eerste helft van de 20e eeuw zou hij zich ontwikkelen tot een van Nederlands beste en bekendste acteurs en regisseurs, belangrijke vernieuwer van het toneel. Hij trad op in alle grote theaters in ons land met uitvoeringen van wereldberoemde toneelschrijvers als Shaw, Ibsen en Shakespeare. Hij blonk vooral uit in historische rollen, zoals de Gijsbrecht van Aemstel en de al eerder genoemde hoofdrol als Hamlet. Daarin speelde hij onder andere samen met Albert van Dalsum die de ouderen onder ons zich nog ongetwijfeld zullen herinneren. In de jaren dertig heeft Eduard ook in een aantal films gespeeld.

Na de scheiding  van Enny Vrede, hertrouwde hij  met Ria Cramer, schrijfster en illustrator van meer dan 100 kinderboeken. Ook dat huwelijk hield geen stand. Hij trouwde voor de 4e keer met toneelschrijfster Eline Francoise Cartier van Dissel.

Als laatste wil ik nog vermelden dat Eduard vanaf 1934 jarenlang Sinterklaas speelde bij de intocht in Amsterdam. Wat had ik dat graag mee willen maken, de beroemdste sinterklaas van Nederland die via een zijtak familie van mij was. Ik vond nog een filmpje van de intocht van Sinterklaas in Amsterdam in die jaren. Wat een feest was dat, met duizenden joelende  kinderen en volwassenen langs de kant om Sinterklaas, Eduard, op zijn paard te begroeten. Het moet hem een geweldig gevoel hebben gegeven.

Dit fragment komt uit het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Jan Voerman. Kunstschilders van IJssel tot Verkade. Het boek, met veel beelden uit het familiearchief, is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

Henny Werkman ( 1882-1945) neef van mijn oma Hetty Voerman-Mansholt, ‘drukker van het paradijs’.

Buitenbeentje

In één van haar notitieblokken schrijft Hetty over haar neef Henny Werkman. Hetty’s moeder Grietje was goed bevriend met haar naamgenote Grietje Werkman-Louwes. Ze is een aangetrouwd familielid van haar vader Stefanus Louwes. Ondanks het leeftijdsverschil, Grietje Werkman is een stuk ouder, is er veel begrip over en weer. Wat een band schept is dat ze allebei op relatief jonge leeftijd weduwe zijn geworden.

Hetty kon zich haar tante Grietje nog goed herinneren van de vele bezoeken die ze haar brachten. Tijdens een van die bezoeken ging ze mee naar de nieuwe drukkerij van Henny Werkman, de zoon van Grietje. Hetty was nog een kind. Ze was een beetje bang voor Henny, deze 25-jarige man, het buitenbeentje van de familie.

…Ik had er geen zin in, als een echt kind, en van Henny kreeg ik een weinig aantrekkelijke indruk. Ik vond hem wat griezelig. Maar we moesten mee en toen zag ik voor het eerst in mijn leven de veelbesproken Henny. Hij leek me klein met een hoofd met weinig haar. Maar wel een baardje. Hij had een werkmanskiel aan. Met een glimlach begroette hij de familie en begon uitleg te geven over zijn werk, wat mij maar weinig interesseerde. Ik was 9 jaar en mijn zusje Ada 7 jaar…

Later schreef ze over hem:

…Henny werd geen nuttig lid van de maatschappij, niet als mijn zus Ada en zijn broers Pieter en Tinus. En ik eigenlijk ook niet. We wisten onze richting niet en hadden onze grond  nog niet gevonden. En de man die zo vaak een weg gewezen had, spanningen had helpen oplossen, gemoederen had gekalmeerd was er niet meer…

Wat Hetty als meisje niet had kunnen weten was dat haar achterneef zich zou ontwikkelen tot een spraakmakend kunstenaar. Ze ziet veel overeenkomsten tussen zijn leven en dat van haar. Ook Henny verhuist met tegenzin van het platteland van de Marne naar de stad. Zijn vader, veearts, overleed toen hij negen was. Hij liep een zware verkoudheid op tijdens een sneeuwjacht die eindigde in een longontsteking. In Groningen ging hij net als Hetty naar de middelbare school, maar hij voelde zich daar niet thuis en haakte na de derde klas af om een opleiding tot drukker te volgen. Hetty begreep hoe hij zich daar voelde.

…Een fantasierijke jongen moet zich daar eenzaam hebben gevoeld. De omgeving was ook geheel anders. Niet meer iedereen groeten en geen bekenden zoals in Leens, maar er waren veel vreemden. Werkman was geen notabel meer maar ook iemand zoals alle anderen. Er werden allemaal eisen aan ze gesteld waar ze nooit aan gedacht hadden: aanspraak, kleding, manieren, sneller reageren. De stad was wel een boeiende wereld, maar je eigenheid was verloren…

Drukker van het paradijs

Jaren na zijn dood verschijnt er een boek over zijn leven met als titel ‘De drukker van het paradijs.’ Als Hetty het boek leest, borrelen weer allerlei herinneringen op. Ergens op een pagina schrijft ze in de kantlijn:

…Hijwas niet hard genoeg. Dat was precies wat de familie hem verweet. Aanpakken is het wachtwoord, studeren en tentamens halen. Een doel voor ogen hebben. Doorzetten. Iedereen bemoeit zich ermee en het help niet…

Waren dit woorden over Henny Werkman of sloegen ze ook op haar eigen jeugd? Hoe dan ook. Henny had wel een doel voor ogen, maar het was een ander doel dan zijn familie voor ogen had.

Henny Werkman was er de persoon niet naar om met zijn neus in de boeken te zitten. Hij wilde iets met zijn handen doen, iets maken. Tekenen was zijn grote liefde, afbeeldingen maken op papier. Hij is diep onder de indruk van het werk van Vincent van Gogh die na zijn dood steeds meer bewonderaars krijgt.

Bij een foto van de jonge Werkman in een boek over zijn leven schrijft Hetty: …Het was de eerste foto die me opviel in het boek. Hij lijkt daar net op Stefanus, na een nacht doordraaien…

Wat moet hij doen om in zijn levensonderhoud te voorzien? In de kunst was voor hem geen droog brood te verdienen. Het was ook niets iets wat zijn familie zag zitten. Op school blonk hij naast Tekenen uit in Nederlands. Dat duwde hem in de richting van een baantje bij de krant. Hij wordt verslaggever bij het Groninger Dagblad en later de nieuwe Groninger Courant, maar dat is niets voor hem. Het voelt als een keurslijf waarin hij zijn creativiteit niet kwijt kan. En… hij wordt verliefd op Jansje Cremer, een blonde dochter uit een welgestelde familie. Wat moet ze met een journalist die rond moet komen van een hongerloontje? Het roer gaat om. Henny keert terug naar zijn grote passie waar hij voor heeft geleerd, het drukkersvak.

Na een tijdje koopt hij met geld van zijn moeder een kleine drukkerij in de stad Groningen. Hij weet er aanvankelijk een succes van te maken. Nu hij goed in zijn vel zit, krijgt hij ook de ruimte om zich als kunstenaar te ontwikkelen. Hij maakt tekeningen, schilderijen en vooral kunstdrukken die druksels worden genoemd en waarmee hij zijn naam weet te vestigen. Mooi om te vermelden is dat hij vanaf 1910 ook de Verkadeplaatjes ging drukken die onder meer door de echtgenoot van Hetty, Jan Voerman jr., werden getekend. Hij wordt lid van De Ploeg, een kunstenaarsvereniging uit het noorden van het land die vooral in het begin van de twintigste eeuw veel opzien baarde.

Het is bijzonder om opnieuw te zien hoe de verschillende families van Peter Voerman elkaar op dit soort punten raken.

Gefusilleerd

Hetty blijft de loopbaan van haar achterneef volgen, maar het voert te ver om hier nog uitgebreider op het leven van Henny Werkman in te gaan, hoe verleidelijk dat ook is. Anderen hebben al uitvoerig over hem geschreven.

Ter afsluiting alleen nog het volgende. Tijdens de Tweede Wereldoorlog sluit hij zich aan bij het uitgeverscollectief De Blauwe Schuit. Onder deze vlag brengt Henny druksels uit die in bedekte vorm kritiek leveren op de Duitse bezetter. Het zou hem zijn leven kosten.

Aan het eind van de oorlog wordt hij gearresteerd. Nog geen maand later wordt hij op tien april 1945 in Bakkeveen gefusilleerd, als het kanongebulder van het Canadese leger bij wijze van spreken in de verte al is te horen. Een grafmonument in het Friese plaatsje vormt een blijvende herinnering aan deze dappere en vernieuwende kunstenaar.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei gebakken” over de families Mansholt, Louwes, Dijkhuis en Zijlma. Geschreven door Kees Opmeer en het is hier te koop.

Hendrik Nicolaas Werkman, ofwel neef Henny

Monument voor oorlogsslachtoffers waaronder Henny Werkman in Allardsoog bij Bakkeveen