Als een prinsesje op de Borg van Wedde

Anna Henriette Gezina Verkade (die later zou trouwen met Jan Voerman Sr.) was de oudste dochter van  Ericus Verkade en Eduarda Thalia Koning. Ze werd geboren in Zaandam op 26 maart 1866. Uit een eerder huwelijk had Ericus al een dochter gekregen die naar Duitsland was verhuisd.

Anna werd als kind Annetje genoemd. Ik denk dat ze zich het meest verbonden voelde met haar moeder die afkomstig is uit een notarisgezin dat op een oude Groningse borg in Westerwolde woonde, niet ver van de Duitse grens. Voor iemand als ik die in Groningen is geboren en daar zijn eerste jeugdjaren heeft doorgebracht, was dat een waardevolle ontdekking. Mijn oma Hetty en haar familie kwamen ook uit Groningen.

Vlak voordat Anna 7 jaar werd, in de strenge winter van 1872 – 1873,  werd ze erg ziek. Haar moeder zat dagenlang aan haar bed en vertelde verhalen om haar af te leiden. Favoriet voor Anna waren de verhalen over de borg waar haar moeder was opgegroeid. Eduarda vertelde beeldend over de prachtige omgeving van de streek Westerwolde met de bossen en beken en over de borg die in Anna’s beleving uitgroeide tot een sprookjeskasteel. Haar moeder moest Anna plechtig beloven dat ze een keer naar dat sprookjeskasteel toe zouden gaan dat net buiten het dorpje Wedde was gelegen.

En zo gebeurde het. In de zomer, toen Anna was opgeknapt, begon de reis met haar moeder naar het voor Anna verre, onbekende Groningen. Het was in die tijd een hele onderneming. Ze reisden met de trein via Oldenzaal naar Duitsland. Deze omweg was noodzakelijk, omdat Westerwolde als een oase van bos en prachtige natuur, door het veen met zijn vele moerassen was omsloten en daardoor toen nog nauwelijks op een andere manier was te bereiken.

Toen ze op het kleine station in Duitsland uitstapten, werden ze opgewacht door opa Johannes Sixtus Koning. Voor Anna was hij een soort sprookjesfiguur, deze grote, deftige man met zilverwitte haren en een lange zilverwitte baard. Opa Johannes was burgemeester geweest van Vlagwedde en werkte nu als notaris in Oude Pekela. Dat beeld van een sprookjesfiguur werd nog versterkt door het rijtuig met twee paarden ervoor dat op Anna en haar moeder stond te wachten.

Historicus en rijksarchivaris A.J. Feith beschreef Johannes Sixtus na een bezoek aan de borg als volgt:

…Nooit zal ik den aanblik vergeten, welke ons daar wachtte. In het oude poortje van den toren, den ingang van het huis, waarboven zich het gebeeldhouwde en kleurig geschilderde wapen van Schenck van Tautenburg vertoont, stond een kloeke rijzige figuur met zilverwitte haren en langen zilverwitten baard. Het was als een beeld uit vroegere tijden, hetwelk voor ons oprees, die oude zeventiende eeuwsche omgeving en die nobele grijsaard, die het, ‘formosa facies muta commendatio est’ tot een volkomen waarheid maakte. Die een wetenschappelijke oase creërde in een uithoek van het land. Die man was Mr. Johannes Sixtus Gerardus Koning, de bewoner en eigenaar van het slot te Wedde…

De uitspraak formosa facies muta commendatio est  is een uitdrukking uit het Latijn dat zoveel betekent als een schoon gelaat is een stilzwijgende aanbeveling.

Er valt nog veel meer te vertellen over de boeiende figuur Johannes Sixtus en zijn voorouders, een eigen boek waard, maar ook hier moet ik me beperken.

In het rijtuig hobbelden Anna en haar moeder over de buitenwegen naar de borg in Wedde. Opa zat met wapperende haren op de bok en hield de teugels stevig vast. Anna voelde zich een echte prinses. Ze vroeg zich af of de kinderen in Zaandam haar avontuur zouden geloven.

Toen ze in de buurt van Wedde kwamen, kon Anna de toren van de borg al zien die hoog boven de bomen uitstak. De borg, die in 1360 werd gebouwd, was omringd door het water van de Westerwoldse Aa die als een heuse slotgracht bescherming bood. Over de lange oprijlaan en de ophaalbrug reden ze de borg binnen. Haar moeder had niets te veel verteld, de borg was een echt kasteel. Doodmoe van de lange reis en alle indrukken viel ze nog in het rijtuig in slaap.

Ze droomde dat ze een prinses was. Een prinses in een roze jurk die bijna de grond raakte met pofmouwtjes en strikjes. Ze woonde op een kasteel met een hoge uitkijktoren. Om het kasteel heen was water en verder alleen maar natuur, bossen en dieren. De koning was een lange man met witte haren en een witte baard die met een zware stem sprak, zoals het hoort bij een koning. En weet je wat het mooiste was? Ze hoefde niet naar school, maar kon de hele dag spelen. Glijden over de leuning van de lange trappen in het kasteel of verstoppertje spelen in het park bij de slotgracht. Elke dag mocht ze kiezen wat ze wilde eten . En later… later zou ze met een prins trouwen en heel veel kinderen krijgen, misschien wel vijf.

De volgende ochtend werd ze wakker in een nieuwe wereld, ver van het stadse leven in Zaandam. De familie op de borg ontfermde zich meteen over het lieftallige dochtertje van Eduarda. Tante Thalia en tante Dientje waren niet bij haar weg te slaan. De beide ongetrouwde dames woonden in het poorthuis net buiten de gracht. Tante Thalia was de oudste zus van Johannes Sixtus.

In Wedde had Anna de tijd van haar leven. Ze zou er nog veel aan terugdenken. Toen ze oud genoeg was, mocht ze op eigen houtje de lange reis naar Wedde maken. Ze heeft die reis vele malen gemaakt om daar ’s zomers van het leven op de borg te genieten.

Met beide ongetrouwde tantes ontstond een hechte vriendschap. Vaak maakten ze lange wandelingen in Westerwolde. Net als haar moeder is ze daar een echt buitenkind geworden. Ze bewonderde tante Thalia die prachtige tekeningen en schilderijen kon maken, net als haar vader en broers. Anna hield vooral van de afbeeldingen van de weelderige landschappen in de omgeving en de dieren en planten, zoals vlinders, kevers, bloemen en vruchten. Misschien dat ze daarom meteen dezelfde liefde voor de natuur herkende in de man op wie ze later verliefd werd, haar prins.

Sommige zaken worden steeds duidelijker voor mij. Het is niet alleen door mijn overgrootvader dat mijn opa een passie voor tekenen ontwikkelde. Het zat ook in het bloed van de familie van zijn moeder.

Een van de redenen dat ze zo graag naar de borg van Wedde reisde was de optimistische kijk die de beide tantes en de rest van de familie op het leven hadden. Het was altijd gezellig in Wedde. Er werd veel gelachen en het glas was altijd half vol. Die positieve ervaring heeft mijn overgrootmoeder meegenomen in haar leven met mijn overgrootvader die nogal eens aan de sombere kant kon zijn. Een passage in een brief aan haar moeder van 9 april 1910 laat zien hoe de familie Koning in het leven stond.

…In dit opzicht zijn we nu eenmaal anders moedertje. Het idealisme heeft u van de Konings – en al varieert uw kijk op zaken nogal eens – U ziet het liefst de dingen ‘mooi’. Dat is uw natuur hè, en als u daar gelukkig in is ben ik er blij om…

Een paar jaar voor haar overlijden heeft Anna de borg nog een keer terug mogen zien. …Het weerzien gaf haar een intense voldoening en was een gaaf slotaccoord van haar leven…

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een Paradijs” over de kunstschilders Jan Voerman Sr, en zijn zoon Jr. en hun banden met de Families Verkade en Koning. Geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen.

Annetje Verkade (1866-1939)

Borg van Wedde

Mr. Johannus, Sixtus Koning (1809-1888)

Derk Roelfs Mansholt (1842-1921)

‘Jonge jaren tussen graan en slik’

Derk Roelfs Mansholt heeft, ter ere van zijn vijftigste verjaardag, zijn jeugd in het Reiderland beschreven. Bineke Mansholt en Eliza Gussenhoven-Mansholt, twee van zijn achterkleinkinderen, hebben deze teksten vertaald en verwerkt in een boek onder de titel: ‘Jonge jaren tussen graan en slik.’ Het leert ons veel over de omgeving waarin Derk opgroeide en over zijn denkbeelden die van hem een Groninger boer maakte met een grote maatschappelijke betrokkenheid. Met zijn denkbeelden heeft Derk de kiem gelegd voor de loopbaan van zijn kleinzoon Sicco Mansholt die zich ontwikkelde tot een politicus van nationale en later zelfs internationale allure. Hieronder een fragment uit zijn lagere school tijd.

Lepel in zijn knoopsgat

Derk bezocht een plattelandsschool waar kinderen vanuit de hele regio naar toe gingen. Het was ongeveer een kwartier lopen naar deze school in het gehucht Aaltukerei, halverwege de dijkweg naar Ditzum. Hygiëne was ver te zoeken in dit bedompte gebouw met maar één ruimte waar alle kinderen les kregen, tachtig leerlingen, jong en oud bij elkaar. Dat was niet de ideale plek om goed te leren. Het was wel de ideale plek om kattenkwaad uit te halen met zijn vrienden. De arme leerkracht kwam ogen en oren te kort om de orde te handhaven. Voldoende aandacht voor iedere leerling was er lang niet altijd bij. Over die arme leerkracht die zoveel kinderen in toom moest houden, schreef Derk:

…De onderwijzer die zo karig werd betaald dat hij iedere avond bij één van de ouders aan moest schuiven voor zijn maaltijd, had de lepel in zijn knoopsgat…

Het was een zwaar en uitzichtloos leven voor deze onderwijzer, een leven waarin eenzaamheid en armoede de boventoon voerden. Van zijn salaris kon hij niet rondkomen. Hij bewoonde een kamer in een naast de school gelegen woning. Als een bedelaar ging hij ’s avonds bij de gezinnen van zijn leerlingen langs om zijn kostje bij elkaar te scharrelen. Dat waren de secundaire arbeidsvoorwaarden van die tijd. Er waren weken bij dat hij iedere dag hetzelfde te eten kreeg, vooral in de winter, zoals stamppot of wortels met spek.

De onderwijzer kreeg steeds meer last van sombere buien. Wat had hij voor toekomst? Uiteindelijk zag hij geen uitweg meer. Op een ochtend werd hij in zijn kamer gevonden, hangend aan een touw.

 … De arme man was zo vermagerd dat hij het niet nodig vond een behoorlijk stuk touw te nemen, maar een stuk pakte waarmee destijds de ganzenveren werden samengebonden…  

Deze tragische gebeurtenis heeft diepe indruk op de jonge Derk gemaakt. Maar ondanks de slechte omstandigheden op school heeft hij toch het nodige opgestoken, met dank aan de inzet van de onderwijzers. Het was zijn nieuwsgierigheid die hem verleidde om daarnaast veel aan zelfstudie te doen waardoor hij al met al  behoorlijk wat kennis heeft opgedaan. Terecht was hij daar trots op.

Dit is een fragment uit het boek Uit Zeeklei gebakken geschreven door Kees Opmeer. Het is hier te bestellen of te koop via de boekwinkel of bij de museumwinkel van Landgoed Verhildersum

In de pers over de familieboeken

Mansholt

Verhaal over Uit Zeeklei gebakken in het Dagblad van het Noorden

Rahder

Verhaal en Podcast over de familie Rahder van RTV Drenthe

Verhaal over de Familie Rahder in het Dagblad van Het Noorden

Stukje in het Dagblad van het Noorden over de audiotour

Voerman

Verhaal over het boek Gevangen in een paradijs RTVHattem

Bericht over de opening van de Voerman tentoonstelling in de Hattemer

Drie nieuwe boeken met beelden vanuit onze familie

Deze maanden verschenen er drie mooie boeken met beelden en verhalen waarin onze familie wordt genoemd.

Het boek van Dirk Kome gaat over snelfotografie en bevat een foto van Derk Roelfs Mansholt en zijn kleinzoon Dirk. Wim Eikelboom schreef een boek met verhalen over de IJssel en bevat twee verhalen met foto over de kunstschilders Voerman. En Ed Buijsman maakte een boek over de Verkadelabums de Grootte rivieren en Waar wij wonen. Hij laat daarin zien hoe de plaatsen eruitzien die ooit door Jan Voerman Jr. en Jan van Oort werden geschilderd.