Ten noorden van Tiendeveen kocht Frederik s’Jacob (1822-1901, de zakenpartner van mijn voorouder Coen Rahder) in 1857 een groot stuk woeste grond om er naaldbomen en eiken aan te planten voor de houtproductie. Het was Coen Rahder die zich met deze taak mocht belasten als natuurliefhebber en iemand die kennis van zaken had. Het aanplanten gebeurde vaak als er niet in het veen gewerkt kon worden. Coen had bedacht dat de boomplanters in duo’s moesten werken. Eén persoon deed het zware werk door gaten te graven. De tweede persoon, iemand die geen zwaar werk kon doen, plaatste het jonge boompje in het gat.
Samen met zijn zoon Herbert hield Coen toezicht op het bos dat Kremboong, bamboespruit, werd genoemd naar de oude suikerplantage van s’Jacob op Java. Na verloop van tijd kwam er een ‘o’tje’ bij en werd het Kremboong genoemd. Waar die extra ‘o’ vandaan kwam weet niemand. Het kan zijn dat het beter in het gehoor lag bij de mensen in de streek, maar dat is een gok van mijn kant.
In de loop der jaren groeide Kremboong uit tot een prachtig en uitgestrekt bos, doorsneden door romantische waterloopjes en schitterende lanen die werden omzoomd door eiken en beuken. Voor het onderhoud werd een boswachter aangesteld, Evert Kersten, en kwam er een boswachterswoning aan de Drijbersche Hoofdvaart, vlakbij de Kremboongbrug. Kremboong ontwikkelde zich in de loop der jaren tot een bekend en populair toevluchtsoord voor de bewoners uit de wijde omgeving. Vanuit Hoogeveen konden er met een punter dagtochtjes worden gemaakt. Vooral op zondag krioelde het er van de dagjesmensen en gezinnen. Er kwam een uitspanning met terras waar je kon genieten van flensjes en allerlei drankjes.
Coen en zijn vrouw Wilhelmina waren regelmatig in de bossen te vinden voor lange wandelingen en om tijdelijk te ontkomen aan het jachtige bestaan van de turfwinning en andere beslommeringen. Zijn zakenpartner s’Jacob ging zelf niet in Drenthe wonen, maar logeerde wel geregeld op Valkenheim. Ook hij was dan vaak met Coen in het bos te vinden. Al wandelend genoten ze niet alleen van de natuur, maar hadden ongetwijfeld ook het nodige te bespreken. Als commissaris voelde hij zich nauw bij de firma Rahder betrokken en bemoeide hij zich intensief met het reilen en zeilen van het bedrijf.
In het boek ‘Levend Morgenland’ (1987) beschrijft Hero Moorlag, voormalig docent biologie en amateur-veldbioloog, uitgebreid de natuurgebieden in en rond Hoogeveen. Veel aandacht besteedde hij aan het bos Kremboong.
Deze gigantische bossen, zo dicht bij Hoogeveen, vormden voor menige Hoogevener een welkome verpozing tijdens de weekenden. Men kon er wandelend, fietsend en punterend naar toe. Door verenigingen werd wel gebruik gemaakt van de Jan Plezier. Over de Drijberse Hoofdvaart lag de Kremboongbrug, een houten ophaalbrug, bij een prachtige kastanjelaan die toegang gaf tot de bossen. Deze bossen, met een enorme diversiteit aan zeldzame planten en dieren, waren zo groot dat je er gemakkelijk in kon verdwalen.
Coen bezat al bosgebieden tussen het buurtschap Siberië en Kremboong en aan de Kerkweg in Tiendeveen. Hij had dus verstand van landbouw en bosbouw, zoals ook bleek uit een bericht van 9 november 1872 in het Weekblad voor Hoogeveen bij zijn overlijden.
Door zijne ondernemingen herschiep hij een onafzienbare vlakte binnen weinige jaren in een wezenlijk fraaie landsdouw; dorre gronden werden vruchtbare velden; door af te wijken van den ouden sleur, kweekte hij in korten tijd boomen en heesters, nu rees bosschen en duinen.
Een schriftje met een uitgebreide verslag van de aanplant van bomen en een dikke map met correspondentie over het beheer van de bossen zitten in het familiearchief.
In 1937 werd het bos verkocht aan een drietal ondernemers waaronder een houthandelaar uit Steenwijk. Felle protesten tegen deze verkoop kwamen onder meer van de bekende onderwijzer, schrijver en natuurliefhebber Jac. P. Thijsse en de mede door hem opgerichte Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Het mocht niet baten.
1Noot: Er zit een brief in het archief waaruit op te maken valt dat de erven ’s Jacobs de protesten van de natuurorganisaties hebben aangewend om de prijs te verhogen. Uiteindelijk werd er 175.000 gulden betaald voor het Kremboong bos.
In de jaren daarna, de tijd van grote werkeloosheid en werkverschaffingsprojecten, is het bos met de grond gelijk gemaakt. Veel bomen werden als mijnhout afgevoerd. Het moet een onvoorstelbare verwoesting zijn geweest, zoals in het boek Morgenland valt te lezen. Eén grote vlakte van afgezaagde bomen en een enorme hoeveelheid takken her en der verspreid. In 1939 was er niet veel meer van Kremboong over. Wat er nu nog staat, zijn de uit die tijd overgebleven bomen die nog niet kaprijp waren en de opslag van bomen uit de periode na 1938. Zo bleef er toch nog wat over, een nieuw maar veel kleiner bos van 31 hectare. Het bos wordt sinds 1980 beheerd door de Stichting Het Drentse Landschap en is opgenomen in de knapzakroute rond Tiendeveen.
Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden” door Kees Opmeer. Het boek is gebaseerd op mijn familiearchief en is hier te koop.
Frederik ’s Jacob, zakenpartner van Coen Rahder
Uit het archief Rahder, map beheer Kremboong
- De brief die namens de erven ’s Jacobs werd verzonden aan de adspirant kopers. ↩︎