Een nieuwe kijk op onderwijs van Maria Montessori

Als generatiegenoot van Maria Montessori voelde mijn overgrootmoeder Anna Voerman-Verkade zich aangetrokken door de vernieuwingen in het onderwijs die Maria voorstond. De uitspraak van Maria Montessori: ‘Help mij het zelf te doen,’ was haar uit het hart gegrepen. Ook Anna vond dat kinderen van nature nieuwsgierig zijn en zelf van alles willen ontdekken. Ze zag het terug in haar eigen kinderen. Het onderwijs had tot taak deze eigenschappen te stimuleren, maar schoot daarin te kort, was haar mening. Een belangrijke reden om de kinderen thuis zelf les te geven, in plaats van ze op te laten gaan in grote klassen die een eenheidsworst aan lessen kregen voorgeschoteld.

Het verbaast me niet dat ze later de eerste klas voor Montessorionderwijs in Hattem heeft opgericht. De lessen werden gegeven in de ‘leerkamer’ onder het atelier van mijn overgrootvader die niet meer in gebruik was. School aan huis. Een van haar leerlingen noemde haar in een gedicht ‘de stralende ster Capella in het sterrenbeeld Voerman.’

In 1926 schreef ze een boekje over haar grote voorbeeld: Wie is Montessori, en wat is eene voorbereidende Montessorischool? Het boekje maakt onderdeel uit van mijn archief, maar ook in het Voerman Museum is een exemplaar van dit boekje te zien. De eerste zinnen luidden:

Ik ga u vertellen van het streven van eene zeer bijzondere vrouw; zij heet Maria Montessori; zij is eene Italiaansche doktores, maar behalve dat is zij eene opvoedster, waarvan alle ouders en allen, die iets te maken hebben met kinderen, moeten hooren!

Met veel betrokkenheid, en zeer lezenswaardig schreef zij over de opvattingen van haar grote voorbeeld.

…dan treft ons allereerst dit, dat er in deze omgeving uitsluitend rekening gehouden is met de behoeften van kinderen. Zij zitten niet in banken, maar ieder heeft zijn stoeltje en tafeltje, passend bij zijn afmetingen en dit meubilair mag ook verplaatst worden…

Het is vooral een praktisch boekje, met veel oefeningen en adviezen die kinderen kunnen helpen om zich met plezier te ontwikkelen: in hun eigen tempo en op hun eigen manier, zoals dr. Maria Montesorri voorstond.

Het klasje van Anna Voerman-Verkade

Van Stoom- Brood- en Beschuit fabriek de Ruyter naar de Verkade fabrieken in Zaandam:

Edu Koning is de dochter van notaris Johannes Koning, die in Wedde op de Borg woont. Edu ontmoet zakenman Ericus Verkade, uit het verre Zaandam, via Evert Smit, de broer van Eric’s eerste vrouw Trijntje. Uit dat huwelijk werd 1 dochter Margaretha, geboren en na een korte heftige ziekte overleed Trijntje. Eric en Edu trouwen op 9 juni 1865 in Wedde. Eric heeft een moeilijke jeugd gehad. Zijn vader was een maand voor zijn geboorte overleden en met zijn stiefvader had hij veel ruzie. Eric werd naar een kostschool gestuurd. Toen Eric 16 jaar was overleed ook zijn moeder Geertruida van Gelder. Ze was een dochter uit de ondernemersfamilie Van Gelder die vanuit de molen ‘de Eendragt’ papier maakten. Eric kreeg vanuit de familie een erfenis waarmee hij zijn eerste bedrijfje begon. Een fabriek voor patentolie in Zaandam. Hij doet goede zaken en koopt steeds meer panden om de fabriek uit te breiden en plaatst in 1868 een eerste stoommachine. Op 12 september 1875 brand de fabriek tot de grond toe af. Het is een grote schok voor Eric en Edu en het jonge gezin met inmiddels 4 kinderen. Eerst wordt in 1866 Anna geboren en daarna in 1968 de tweeling Ericus en Jan. Later volgen Truida in 1870, Arnold in 1872, Johan in 1875 en tot slot Eduard in 1878.

Eric Sr. verliest met de brand een groot deel van zijn fortuin en besluit de fabriek niet te herbouwen. Hij is ervan overtuigd dat de patentolie geen toekomst meer heeft door de snelle opmars van petroleum en gas. Eric gaat handelen in oliehoudende zaden en graan en het gezin verhuist vanuit de Zaanstreek naar Amsterdam. In 1881 is er op aandrang van Edu die het platteland mist weer een verhuizing nu naar Huize Klein Boom en Bosch aan de Vecht.

Het echtpaar Eduarda Verkade-Koning en Ericus Verkade

De kinderen hebben een gelukkige jeugd. Zowel zoon Jan Verkade, de latere schilder en monnik en Arnold, die met broers Eric jr. en Johan zijn vader zal opvolgen, schrijven over hun jeugdherinneringen. In zijn herinneringen van een schilder Monnik “Van ongebondenheid en heilige banden” schrijft Jan Verkade:

“In ben geboren te Zaandam op den 18e september 1868 kort na mijn tweelingbroer. We werden genoemd naar onze grootouders Ericus en Johannes doch men noemde mij altijd kortweg Jan. Dikwijls hadden we samen ruzie, ja we hebben mekaar wel eens een bloedneus of blauwe ogen geslagen, maar verzoenden ons weer gauw. De een kon niet buiten de ander”.

Jan Verkade, schilder, monnik

En even verderop in het boek:

“In 1876 verhuisden we naar Amsterdam. Vader’s patentoliefabriek was op een zondagavond afgebrand. “t was een schrikkelkijke nacht geweest! We werden door heftig bonzen op de deur en het roepen van Brand, brand uit den slaap gewekt. De kokken luideden, de hemel was vuurrood. In Amsterdam genoten we  veel meer vrijheid. Het gewone doel van onze wandelingen was het Vondelpark en vooral; Artis, de dierentuin. Het eeuwige rondlopen en slenteren gaf ons dec gelegenheid om alle mogelijke kwajongensstreken uit te halen. De straten en pleinen hebben ons echter aanschouwelijk onderwijs gegeven dat ons later goed te pas kwam. Dit aan het adres van ouders die al te bezorgd voor hun kinderen zijn.”

Veel kattenkwaad dus maar de ouders zorgen voor een warme huiselijke sfeer waarin iedereen zich thuis kan voelen. Edu omdat ze  de gezellige avonden van huis uit heeft meegekregen, Eric omdat hij dat in jeugd juist zo had gemist. Omdat zowel Eric als Edu veel van schilderen, literatuur, muziek en dichtkunst houden komen er veel kunstenaars op bezoek. Jan Verkade schrijft erover in zijn memoires:

“Grootvader van vaderszijde had schilder willen worden maar kreeg er geen toestemming voor. Mijn grootvader van moederszijde was ook een zeer kunstzinnig en daarbij heel geleerd man. Mijn vader tekende en water verfde ook in de leege uurtjes. Ja, er was een tijd dat jij ook meende een tweede Mesdag te kunnen worden, die eerst ook koopman was”.

In een brief uit 1877 van vader Ericus aan de toen negenjarige tweeling staan twee schetsen van een dikke vrouw en dikke heer die hij in het kuuroord in Carlsbad was tegengekomen.

Tekening in een brief van Ericus Verkade aan zijn kinderen

De kinderen krijgen naast warmte ook de vrijheid om zich te ontplooien. Jan Verkade schrijft in zijn boek met jeugdherinneringen dat de vrije opvoeding alle kinderen vindingrijk, zelfstandig en ondernemend heeft gemaakt. In het grote gezin leerden de kinderen niet alleen aanpakken maar ook om voor elkaar en anderen zorg te dragen, een sterk sociaal besef.

Het moeilijke begin van de firma Verkade

Na enkele jaren graanhandel gaat Eric op zoek naar een nieuw bedrijf waar zijn zonen ook in kunnen werken. Het wordt een broodfabriek maar dan wel eentje met moderne stoomkracht aandrijving. Na een periode van verval in de Franse tijd aan het begin van de 19e eeuw bloeide de handel aan de Zaan weer op. Nieuwe technieken zorgen voor een groei van de industrie. Zoals overal in Europa concentreerde die groei zich in en rondom grote stadskernen. De Zaanstreek gelegen onder de rook van Amsterdam lift mee op dat succes. Dit komt mede door nieuwe afvoer verbindingen per schip door het Noorzeekanaal en per stoomtrein via een nieuwe brugverbinding naar Amsterdam. Nieuwe fabrieken als Honig, Albert Heijn, Duyvis, Verkade en Laan maakten daarbij volop gebruik van stoommachines. Eric voelt die tijdgeest goed aan in 1886 start hij met “de Ruyter, machinale brood en beschuit fabriek”. Hij is een ondernemer met een sociaal hart. In 1888 is hij de eerste, nog voor dat de wet het zal regelen, met een ziekenfonds voor zijn werknemers. Later worden de Verkade fabrieken bekend om de opvang voor de kinderen van de vele vrouwelijke werkneemsters ‘de meisjes van Verkade’.  Al snel na de start komen Eric Jr. en Arnold in de fabriek werken.

Dit is een fragment uit het boek Gevangen in een Paradijs van Kees Opmeer over de schilders vader en zoon Voerman en hun banden met Verkade. Het boek is hier te bestellen.

De Verkade fabrieken in Zaandam

Jan Verkade (zwager van Jan Voerman Sr.) beschrijft de laatste uren van Vincent van Gogh

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een paradijs”, door Kees Opmeer. Het is hier te bestellen.

Jan Verkade, kunstschilder in de ‘Nabis’, een groep schilders rondom Paul Gauguin, en zwager van Jan Voerman Sr., beschrijft in zijn autobiografie “In blijde gebondenheid” de laatste dagen van Vincent van Gogh.

In zijn Franse tijd had Jan Verkade veel contact met een Hollandse schilder, een leerling van Vincent van Gogh,  die hij niet met naam en toenaam wilde noemen. Hij duidde hem aan als H. Deze schilder had de laatste dagen van Vincent meegemaakt. “Dom Willibrord”, de bijnaam van Jan Verkade, beschrijft Vincent’s laatste dagen.

…Hij sprak er niet graag over. De tragische dood van zijn meester had hem zó aangegrepen, dat hij er maanden niet door werken kon. Toch herinner ik me nog, dat H. vertelde, hoe vreselijk Van Gogh geleden had. Hij had in zijn smart uitgeroepen: “Is er dan niemand, die mij de buik kan openmaken?”

Vincent was n.l. naar buiten gegaan en had zich onder een boom ’n schot in de buik toegebracht. Toen de dood niet intrad, sleepte hij zich te voet naar huis. Zijn hospes zag bloedsporen, en vond den zwaargekwetsten op zijn kamer te bed. “Wat is er gebeurd, mijnheer Vincent?” vroeg de man. “Ik heb me willen doden,” antwoordde de schilder, “maar ’t is me niet gelukt. Ik zal ’t nog eens moeten doen.” Deze laatste bijzonderheden vernam ik van Emile Bernard, die voor de begrafenis van Vincent haastig was overgekomen. Hij had ’t persoonlijk van den waard vernomen.  “De begrafenis was ontroerend,” vertelde Bernard, “allen, die meeliepen schreiden.” Men hield van Van Gogh te Auvers-sur-Oise, zoals overal.

De zelfmoord van Vincent van Gogh is met veel mystiek omgeven. Veel verhalen doen de ronde, complottheorieën soms die in bepaalde kringen populair zijn. Er is zelfs gesuggereerd dat hij is vermoord.

Het sociale hart van Anna Voerman-Verkade

Anna Voerman-Verkade (1866-1939) was niet alleen de steun en toeverlaat in het gezin en de boekhouder van haar man Jan Voerman senior. Ze was ook een vrouw die veel aandacht had voor mensen met minder kansen.

Anna was een bloeiende, sociaal bewogen vrouw met een brede belangstelling voor de kunst, maar had ook aandacht voor vrouwenkiesrecht en verbeteringen in het onderwijs. Ze beheerde alle zakelijke contacten van haar man, deed de correspondentie en waakte over de goede naam van de IJsselschilder en de prijs van zijn werk. Daarnaast vond Anna haar eigen weg en zette zich in voor de hulp aan de vele minder bedeelden in en rond Hattem.

Vereniging Tesselschade

Via haar huisarts kwam ze in aanraking met de zieken. Vanuit de vereniging Tesselschade gaf ze lessen in verzorging, goed voedsel en hygiëne, vooral voor jonge moeders. Er is dan geen Groene Kruis in Hattem en de arts heeft weinig medicijnen. Anna improviseerde en maakte zelf medicijnen, deels volgens homeopathische principes. Ze hield jarenlang een spreekuur aan huis voor jonge vrouwen die een baantje zochten. Dagelijks gaf ze van 10.00 tot 12.00 uur les en bemiddelde deze jonge vrouwen naar werk.

Groentetuin

In deze jaren nam het sterftecijfer na de geboorte in Hattem sterk af ten opzichte van andere Gelderse dorpen. Voor ouderen was er altijd een kom goede soep of groente en fruit uit de groentetuin van de familie Voerman. Anna schreef er stukjes over in de Zwolsche Courant. Er waren bijeenkomsten met moeders en aanstaande moeders in het huis aan de dijk. Er kwamen zelfs moeders uit Zwolle. Er werd veel gelachen en er werden verhalen gedeeld. In 1926 verscheen er zelfs een boekje van haar hand ‘Wie is Montessori, en wat is eene voorbereidende Montessori school?’.

Klasje van mevrouw Voerman

Anna ging later zelf kindertjes uit Hattem lesgeven. Aan huis, onder het atelier, net als ze vroeger voor haar eigen kinderen deed. Het klasje van mevrouw Voerman werd een bekend begrip. Anna bleek een uitstekende gastvrouw voor alle leerlingen en familie. Een van de leerlingen noemde haar in een gedicht de stralende ster ‘Capella’ in het sterrenbeeld Voerman.

Voedsel en veiligheid

Tot in haar laatste dagen gaf ze les. Als op 1 september 1939 Duitsland Polen binnenvalt, ligt ze in bed met een gebroken heup. Haar dochter Edu leest voor uit de krant. ‘Laat die Poolse vrouwen hier maar komen’, zegt Anna, ‘er is hier voedsel en veiligheid’. Dan slaapt ze in en wordt niet meer wakker. Die week staat er een prachtig stuk over Anna op de voorpagina van de krant ‘De Homoet’. Vol lof over deze bijzondere vrouw met haar grote hart.

Dit verhaal staat uitgebreid in het boek “Gevangen in een paradijs” over de kunstschilders vader en zoon Jan Voerman en hun banden met de familie Verkade. Het boek is hier te bestellen.

Zie hier het hele artikel op ‘Mijn Gelderland’

Het klasje van Anna Voerman – Verkade

Pot ‘Augustine’

Jan Voerman Sr. geeft de lessen aan Jan Verkade in diens ouderlijk huis aan de Vecht. Hij ontmoet daar ook diens zus Anna Verkade en wordt verliefd. Zakenman Eric Verkade is niet direct blij met de keuze van zijn dochter. Wat heeft een arme kunstenaar haar te bieden? Er moet geld worden verdiend. Het tafelzilver is al verkocht om de huur te betalen. Het wordt voor Jan tijd om ander werk te maken. Op een dag komt Augustine Obreen naar de les met een verhaal over een prachtige gemberpot die zij gezien heeft op een schuit in de gracht. Prachtig grijs glazuur met blauwe vlammen die oplichten in de zon. Verweerd doordat de schippersvrouwen jarenlang soda in de pot bewaarden. Jan schildert met bloemstillevens in de pot zijn eerste nieuwe werk. Hij spaart genoeg om Eric de hand van zijn dochter te vragen. Deze gemberpot ‘Augustine’ komt in veel van het vroege werk van Jan Voerman voor. Ook het schilderij “Pot met Azalea’s” dat bekend is geworden als voorkant van het boek “Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink, is uit deze serie.

“Pot Augustine” door Jan Voerman Sr., collectie De Fundatie Zwolle

Het jaar zonder zomer

We vonden ze overal in het lege huis, de flesjes Otrivin neusdruppels. Achter de kleren in de mooie mahonie klerenkast met ramen. Een kast die mijn broers en ik alle drie graag wilden hebben. Op het nachtkastje natuurlijk. In de keuken bij de kruiden. In de douche en in de bovenste la uit het Tante Edu-kastje waar de bijzondere spulletjes werden bewaard. Mijn moeder was een Otrivin veelgebruiker geweest en had als een echte verslaafde overal flesjes paraat. In 1996 waren het nog mooie glazen flesjes met een echte pipet. Veel mooier dan de plastic spuitflesjes van nu. We riepen naar elkaar als we weer een flesje hadden gevonden. Het was een kleine zonnestraal in een donkere periode; de nazomer waarin we de oude boerderij van onze ouders leegruimden. De zorgvuldig verbouwde Saksische boerderij met de grote leefkamer met daarin de hoge Lundia boekenkasten met honderden boeken waarvan de bovenste planken alleen te bereiken waren met een trapje. Honderden romans, allemaal door mijn moeder gelezen en vele geschiedenisboeken waaronder het complete werk van Lou de Jong. En dan nog de slaapkamer, logeerkamers en de schuren waarin de balen hooi voor de schapen lagen opgestapeld. De kleinkinderen vonden het heerlijk om er  op te klauteren en af te glijden.

En niet te vergeten de grote zolder. De zolder waar wij als kinderen bijna nooit kwamen. Er bleken grote stalen boekenkasten te staan vol met nog meer boeken en ordners. Er waren grote kisten met opschriften als P. Voerman en U.J.M. De legerkist van Paul Voerman, broer van  mijn opa en de reiskoffer van Ubbo Johan Mansholt, de opa waarnaar mijn vader werd vernoemd. De koffer is gebruikt op de reis die Ubbo Mansholt maakte als rijkslandbouwleraar naar Canada. Tijdens die reis werd hij ziek en hij zou op jonge leeftijd overlijden. Op de ordners stond vooral N.V. Rahder Machinale Turf, het bedrijf van mijn opa. En dan dozen en mappen vol studiewerk van mijn opa en van mijn overgrootvader Voerman, de kunstschilders. De nalatenschap van de familie Voerman, Rahder en Mansholt. Dat alles onder een laagje stof vermengd met stro en vogelpoep. De zolder was goed bereikbaar via de ûleborden op het dak. 

Het grote huis was akelig stil en voelde leeg. Maar we hadden al snel gemerkt dat we alle spulletjes nooit in onze eigen huizen kwijt zouden kunnen; de antieke meubelen, de boeken, de schilderijen. Mijn vader, die steeds meer last had van Parkinson, was plotseling gestorven en mijn moeder stierf zeer kort daarna op de dag van zijn begrafenis. Ze had haar Ubbo zo lang mogelijk geholpen met zijn ziekte maar na zijn dood zat die taak erop. De dag voor de begrafenis had ze nog verzucht dat ze niet wist hoe ze die dag zonder Ubbo zou moeten doorkomen. Mijn moeder die altijd alles aankon en nooit opgaf. Die ochtend lag ze vredig, maar dood in haar bed. Het boek over ‘De Westpolder’ dat we de dag ervoor hadden gekregen van de familie Mansholt nog in haar handen. We hadden een tochtje gemaakt naar Vierhuizen in de Westpolder waar een groot deel van de familie Mansholt ligt begraven en waar ook Ubbo een plekje had uitgezocht. Mijn moeder wilde zien waar Ubbo naar toe zou worden gebracht. Ze vond het een prachtig kerkhofje, maar zelf wilde ze in het dorp waar ze nu woonde begraven worden, onder de treurwilg.

Gevolg van een onverwacht overlijden is dat je niet de tijd hebt om alles te ordenen. Wat is voor het nageslacht en wat moet weg? Die keuze moesten wij nu maken. Over de meubels, het antiek en de schilderijen waren we het snel eens. Een deel om te verdelen en een deel voor de rest van de familie. Maar wat te doen met de dozen en mappen van onze voorouders? Mijn jongste broer ging rigoureus te werk. Hij laadde de aanhanger vol en reed veelvuldig naar de stortplaats in het nabijgelegen Oosterwolde. Een paar keer viste ik er nog wat schilderstudies uit. Alle drie hadden we jonge gezinnen en drukke banen. We hadden geen tijd en rust om alles op waarde te schatten. Het huis moest leeg en verkocht. We hadden nauwelijks tijd om na te denken over die voorouders. 

In het laatste weekeinde voor de verkoop van het huis nam ik de drie grote kisten mee. Ze kwamen terecht in de garage en later op de zolder van ons nieuwe huis “De Oude School” in Westervelde. De zolder liep door over het woonhuis, de oude bovenmeesterswoning en de twee klaslokalen. De kisten vielen er nauwelijks op. Toen de kinderen uitvlogen en we kleiner gingen wonen, kwamen de kisten weer in zicht. Onze nieuwe woning had helemaal geen zolder. Het was tijd om ze te openen, tijd om te ordenen, tijd om mee te nemen wat waarde heeft en achter te laten wat ballast is. Het ordenen heeft me 5 jaar gekost. Stapels brieven, schrijfsels van mijn oma Hetty Voerman-Mansholt, dagboekaantekeningen van mijn moeder, foto’s, tekeningen, testamenten, oude paspoorten en rijbewijzen, spelden, oorkondes, bedrijfsadministratie. Vaak heb ik me afgevraagd of die brieven en aantekeningen vol liefde, maar ook vol onbehagen voor mijn ogen bestemd waren. Als zoon van een lerares geschiedenis zie ik de levens van mijn voorouders ook in de tijd waarin ze leefden. De archiefstukken gaan terug tot circa 1850, de tweede helft van de 19e eeuw, een periode waarin Nederland het onder koning Willem III lastig had. Strenge winters, armoede, aardappelziektes, een tekort aan voedsel en een periode van grote politieke en culturele verschuivingen.

Dit verhaal begint met een vulkaanuitbarsting in 1815 die de hele wereld enkele jaren in het duister zet. Hoe het eindigt is nog onbekend, maar nieuwe tekenen van toekomstige uitbarstingen met wereldwijde gevolgen zijn er volop.

Het was de grootste uitbarsting van een vulkaan die de mens ooit had gezien. Net voor middernacht op de 10e april 1815 werd de top van de ‘Tambora’ op het eiland Soembawa in Nederlands-Indië weggeblazen. De vreselijke uitbarsting, heftiger dan duizenden atoombommen, was tot op een afstand van wel 2.500 kilometer te horen. Het eiland kwam op verschillende plaatsen meters uit de zee omhoog en werd bedekt met meters puin en as. Een hele cultuur verdween. 150 kubieke kilometer puin en vulkanische as kwamen in de atmosfeer terecht, dwars door de ozonlaag, 43 kilometer hoog.

Na twee maanden bereikte die vulkanische as Londen. Er waren bloedrode zonsondergangen gevolgd door zware regenbuien die niet meer leken te stoppen. Er viel zoveel regen dat de legers van Napoleon vastliepen in de modder bij Waterloo. Het bleek het einde van Napoleon, het einde van een tijdperk in Europa.

Het werd erger. Het nieuwe jaar 1816 werd later wereldwijd het jaar zonder zomer genoemd. In de zomer viel er sneeuw in Noord-Amerika en in Europa was er vanaf augustus nachtvorst. Veel ingezaaide velden kwamen niet tot bloei. De extreem lage temperaturen zorgden achtereenvolgens voor mislukte oogsten, hongersnood, voedselrellen en plunderingen. Het weer was jarenlang van slag waardoor in Nederland door alle stormen en regenval de dijken verzwakten. Na weer zo’n stormseizoen en een stormvloed ontstonden in 1825 ernstige watervloeden die half Nederland onder water zetten. 

Na drie jaar met misoogsten werd de gemiddelde prijs voor voedsel bijna 3 keer zo hoog. Hele volksstammen moesten buiten hun vertrouwde omgeving op zoek naar voedsel. Hongersnood en overstromingen veroorzaakten tyfus- en cholera-epidemieën. Het jaar zonder zomer zorgde alleen al in Europa voor de dood van 200.000 mensen. Veel mensen scheepten zich in voor een nieuw begin in Amerika. De nieuwe migranten trokken van de oostkust door naar het onontgonnen westen.

Uit as en chaos ontstaat vaak iets nieuws. Het bestuur kreeg een nieuw gezicht, omdat overheden inzagen dat ze een taak hadden om inwoners te ondersteunen. Het is niet toevallig dat in deze periode in Nederland de Koloniën van Weldadigheid ontstonden.

Nieuwe middelen van vervoer, zoals de fiets, werden bedacht, omdat door het aanhoudende tekort aan voedsel veel minder paarden konden worden ingezet. Wetenschappers gingen aan de slag om nieuwe misoogsten te voorkomen en de landbouw te vernieuwen met nieuwe, sterkere gewassen en kunstmest.  Er was een grote belangstelling voor studies naar klimaat en vulkanologie. En de rampen waren inspiratie voor nieuwe uitvindingen, zoals het reddingsvest en pijnstillers. Zelfs in de wereld van de kunst was er een onverwachte, misschien wat duistere bloei. Vanwege het slechte weer zaten schrijvers, zoals die van Frankenstein, binnen en bedachten de meest vreselijke griezelverhalen. Kunstenaars als de Engelse schilder William Turner schilderden dreigende landschappen met roodzwarte luchten.

De periode, in het eerste kwart van de 19e eeuw, was ook voor mijn voorouders aanleiding om nieuwe stappen te zetten. Aaltje Schraat zakt met haar familie vanuit Duitsland de IJssel af naar waar de rivier in de Zuiderzee stroomt bij het Kampereiland. Alle bezittingen van de familie Schraat, inclusief de beesten en de dienstmeid bevinden zich op het schip. Daar trouwt de levenslustige jonge vrouw met boerenzoon Reinder Voerman. Een paar jaar later krijgen ze weer te maken met een grote watersnood die bijna alle boerderijen rondom Kampen wegspoelt.

Op de terpen in Noord-Groningen zoals ‘Ewer’ bij Zuurdijk en bij Vierhuizen waren de boerenfamilies Hopma, Zijlma en Dijkhuis druk doende hun voeten en landerijen droog te houden. Grote stukken land werden ingepolderd. En hoewel er nog vaak overstromingen waren werd er veel nieuwe landbouwgrond bijgewonnen, zoals in de nieuwe Westpolder waar grote boerderijen werden gebouwd. 

Even verderop in Wedde koopt notaris Koning, wiens zaken niet zoveel schade oplopen door het barre weer, de burcht in Wedde. Een steviger woonhuis is niet denkbaar. Vlak over de grens in de delta van de Dollard krijgt de jonge boerenzoon Ubbo Mansholt langzamerhand genoeg van de vele overstromingen. Hij zal echter pas 50 jaar later met zijn hele gezin naar hoger gelegen gronden bij Eexta in Groningen vertrekken. 

Tot slot de familie Rahder die aan het einde van de 18e eeuw vanuit Mülheim in Amsterdam zijn beland waar onder de naam “De weduwe Rahder” een succesvolle wijnhandel is gestart. Ook de jonge Johan Coenraad Rahder zoekt een nieuwe uitdaging en smeedt plannen om een avontuur te beginnen door turf te gaan winnen in het woeste hoogveen van het nog lege Drenthe. De nieuwe tijd heeft brandstof nodig voor haar stoommachines.

Het was een tijd waarin mannen nog de koers bepaalden, maar vrouwen zich geleidelijk gingen roeren. De vrouwen van de boeren in het Groninger land hadden al min of meer een gelijkwaardige plek in de familie en in het bedrijfsleven, maar ook in het onderwijs en de zorg eisten vrouwen hun plek op. Anna Verkade en de Mansholtvrouwen waren voorlopers en hadden een aandeel in de vooruitgang met hun inzet voor het vrouwenkiesrecht en beter onderwijs.

In de veelal slecht verlichte en slecht verwarmde huizen was er een groot verlangen naar een nieuwe tijd met meer licht. Maar om succesvol aan het duister te ontsnappen is beweging noodzaak. En de wereld kwam in beweging. Ik begin het verhaal van mijn voorouders daarom vanaf het jaar zonder zomer. Vanuit de chaos in het eerste kwart van de 19e eeuw naar een nieuwe chaos: het huidige eerste kwart van de 21e eeuw. Een tijd waarin ondanks nieuwe vooruitgang en welvaart veel mensen meer ontevreden en boos zijn dan ooit. “Het is niet dat we het niet goed hebben, maar we weten niet meer hoe het beter kan!”

Boek over de familie Rahder

Mijn familieverhaal wordt door schrijver Kees Opmeer en mijn zoon Tijs Voerman vastgelegd in drie boeken. In juni 2020 verschijnt het boek over de familie Rahder. Daarna in 2021 volgt deel 2 over de Familie Voerman – Verkade en in 2022 deel 3 over de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis uit Noord Groningen. Deel 1 is alvast te bestellen voor een introductieprijs van € 25 via Ga Creatief

Vooraankondiging-uniek-boek--'Hoe-de-Rahders-Drenthe-veranderden'-small