Jan Verkade wordt lid van kunstenaarsgroep “Les Nabis”

Jan Verkade (1868-1946) was een bijzondere man. Als lid van de familie Verkade speelde hij, zoals meer familieleden, een belangrijke rol in het leven van zowel Jan Voerman sr. als mijn opa Jan Voerman jr.

Net als mijn overgrootvader had hij maar één droom: kunstenaar worden. Maar om die droom werkelijkheid te laten worden volgde hij een ander pad dan mijn overgrootvader. Na de schilderlessen van onder andere zijn zwager en een tweejarig verblijf in Hattem, vond hij het tijd voor een volgende stap. Hij wilde naar Parijs, de stad van het opkomend impressionisme. Daar moest je zijn als jonge kunstenaar. Jan had het geluk dat zijn ouders het ook een goed idee vonden, maar om een andere reden. Ze vonden het maar niets dat hij in Hattem was gaan wonen, ver van de beschaafde wereld.

Toen hij na de barre winter tijdelijk naar zijn ouderlijk huis terugkwam, viel het zijn vader en moeder op dat hij zich ‘boerser’ was gaan gedragen. Zijn taalgebruik, doorspekt met krachttermen, paste niet bij een welopgevoede zoon. Zijn keurige uiterlijk begon hij te verwaarlozen. Dochter Anne was daar blijkbaar minder vatbaar voor, afgezien van het feit dat ze als getrouwde vrouw niet veel keus had als het om haar woonplaats ging.

Jan vertrok naar Parijs met een aanbevelingsbrief op zak van de schilder Jacob Meijer de Haan, een goede bekende van mijn overgrootvader. Meijer de Haan behoorde tot ‘Les Nabis’, letterlijk: de profeten, een club van impressionistische kunstenaars rond Paul Gauguin. Profeten van een nieuw program van leven, denken en kunst beoefenen, zoals mijn oma Hetty het omschreef.

‘Les Nabis’ was een genootschap van jonge schilders met een missie. Ze wilden  niet de werkelijkheid weergeven, zoals we die om ons heen zagen, maar een eigen impressie van de werkelijkheid laten zien. In zuivere kleuren moest een doek de natuur verbeelden, zoals de schilder die zag. Jan Verkade was een groot aanhanger van deze filosofie, maar ook mijn overgrootvader was daar in die tijd gevoelig voor. Elke maand kwamen de kunstenaars bij elkaar in het nog steeds bestaande restaurant l’Os à Moelle om vol passie over hun werk te praten, te luisteren naar hun grote voorbeeld Gaugin en tussendoor van het leven te genieten.

De brief die Jan Verkade op zak had, deed zijn werk. Al op de avond van de dag van aankomst werd Jan uitgenodigd door Meijer de Haan voor een etentje in een klein restaurant aan de Rue de la Grande Chaumière, vlakbij de kunstacademie. Tot grote opwinding van Jan was de grote meester Paul Gauguin ook aanwezig, een schilder die Jan altijd zou blijven bewonderen. Hij herkende hem direct. Gauguin vertrok al weer snel, maar Jan was verguld met deze ontmoeting.

Later schreef Jan over dit etentje:

…De kunstenaar maakte de indruk van een man van een jaar of vijftig, die moeilijke tijden achter den rug had, maar het lot steeds met moed trotseerde. Hij had lang zwart haar, dat tot ver op zijn voorhoofd groeide, en een korten dunnen baard, die echter den vastberaden mond met dikke lippen en het grootste deel van zijn geelbruine wangen onbedekt liet. Aan zijn oogen vielen de groote oogleden op, die aan zijn gelaat een woeste uitdrukking gaven; de fiere adelaarsneus wischte evenwel dezen indruk eenigszins uit en gaf scherpzinnigheid en energie te kennen. Ik werd aan Gaugin en aan de andere stamgasten, voor het grootste deel buitenlandsche kunstenaars, voorgesteld. Gauguin was erg stil en stond weldra op. Toen hij weg was sprak De Haan nog lang over diens kunst…

Kort daarna ontmoette Jan een ander vooraanstaand lid en medeoprichter van ‘Les Nabis’, Paul Sérusier. Ze bleken het goed met elkaar te kunnen vinden. Zo goed dat er al snel een hechte vriendschap ontstond. Dankzij die vriendschap werd Jan als volwaardig lid opgenomen in ‘Les Nabis.’ Hij mocht deelnemen aan de etentjes in  het restaurant en aan de bijeenkomsten in het atelier van de jong overleden schilder Paul Ranson in de kunstenaarswijk Montparnasse, waar ze elkaar elke zaterdagmiddag ontmoetten.

Jan ging met nieuw elan aan het schilderen. De andere leden van het genootschap  noemden hem le nabi obéliscal. Het was een gewoonte onder ‘Les Nabis’ om hun leden bijnamen te geven. Jan kreeg deze bijnaam, obelisk of gedenknaald, vanwege zijn lange en magere postuur.  Meijer de Haan kreeg bijvoorbeeld de bijnaam le nabis hollandais en Sérusier werd le nabi à la barbe rutilante genoemd dat zoiets betekent als le nabi met de fel rode baard. Wie een portret van hem ziet, begrijpt wel waarom. Overigens droegen bijna alle leden de ‘Nabis’ een baard. Met bonzend hart legde Jan Verkade zijn werk op een dag voor aan Sérusier en Gauguin. Het oordeel van deze meesters betekende veel voor hen. Tot zijn grote opluchting liet Gauguin zijn tevredenheid blijken. Maar Gauguin zou Gauguin niet zijn als hij ook niet een kanttekening liet horen. Geheel in navolging van het gedachtengoed van ‘Les Nabis’ gaf hij Jan een goed bedoelde waarschuwing. Hij moest zich niet laat verleiden om de werkelijkheid na te bootsen. Slaafse navolging van de werkelijkheid was in de ogen van Gauguin het slechtste wat een schilder kon doen. In de kunst ging het om eenvoud en puurheid. Jan zoog de woorden in zich op.

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een paradijs” over het kleven van de kunstschilders, vader en zoon Jan Voerman. Het boek is geschreven door Kees Opmeer op basis van het familiearchief Voerman/ Verkade. Het boek is hier te koop.

Jan Verkade als monnik Dom Willibrord

Oorlogsjaren in Blaricum

In het familiearchief zat ook een blauwe map met spulletjes die mijn oma (Hetty Voerman-Mansholt) in de oorlogsjaren had verzameld. Het mapje was door mijn vader gemaakt. Het waren, net als voor iedereen, spannende en lastige jaren voor het gezin Voerman. Mijn opa de kunstschilder Jan Voerman Jr. had geen werk en dus geen inkomsten meer maar er was zo nu en dan een bijdrage in bonnen of voedsel vanuit de familie Verkade. In de hongerwinter trok Jan Voerman Jr. er met zijn fiets op uit om aardappelen of anders voedsel te bemachtigen bij boerderijen in Noord Holland. Daar boerde ook de familie Mansholt. Soms nam Jan Jr. zijn tweeling zonen Ubbo (mijn vader) en Jan mee. Dochter Anneke was 12 jaar en had een zwakke gezondheid. In het mapje zit een bon voor een extra schoolmaaltijd. Mijn vader zou in die laatste oorlogsjaren nog kinderpolio oplopen.

Verder zitten er foto’s in van het Koningshuis, voedselbonnen, een persoonsbewijs van mijn oma, een boekje met tips voor het behouden van een goede gezondheid, een schaartje, potlood, en kaarten waarop mijn  oma nauwgezet de vordering van de geallieerden bijhield. De kaarten zijn van Frankrijk, Italië en het oostfront.

Op een briefje schreef mijn oma na de oorlog een korte uitleg:

Op deze kaarten  hield ik de frontlinie bij toen de terugtocht van de duitsers was begonnen. Elk Duits bulletin luidde: Wir ziehen zuruck nach Plan”. Wat duur4de het lang!!! Maar we kregen weer hoop. H.V.M.

Het boekje was vast goed verborgen tijdens die oorlogsjaren. Voor de tweeling Jan en Ubbo waren het spannende jaren. Ze groeven een vluchthol in de tuin waar ze allerlei spullen in hadden verschopt zoals wat houdbaar voedsel en een knijpkat. Misschien was die schuilplaats oom bedoelt voor de joodse onderduikers die een paar maanden bij de Voermannen in huis zaten. Ook van hun zaten er wat documenten in het mapje.