Johannes Koning op de 10 daagse veldtocht

Mijn verre voorouder Johannes Sixtus Koning (1809-188) ging al op zijn zestiende vanuit zijn ouderlijk huis in de Borg van Wedde studeren in de stad Groningen. Via een oom uit de Eckringa, een predikant in Sleen, had hij Grieks en Latijn kunnen leren. Het was voor de dominee en zijn gezin een mooie bijverdienste. In die tijd was het bestaan als predikant een karig bestaan. De dominee moest het net als de onderwijzer vaak doen met een vergoeding in eten en maaltijden. Johannes liep dan met een vriend door de uitgestrekte zandverstuivingen door Drenthe. Eenmaal midden op het Ellertsveld werden de jongens overvallen door een, naar later bleek, ontsnapte dief met een lang mes. Hij stond ineens voor hun neus want hij had zich ingegraven in een kuil in het zand.

In 1830 neemt Johannes Koning met de Groningse studenten deel aan de 10 daagse veldtocht naar België dat zich dan net onafhankelijk heeft verklaard. De Verenigde Nederlanden waren het levenswerk van koning Willem I, en hij kon de onafhankelijkheid van de Belgen niet verkroppen. Duizenden jongemannen pakken de wapens op. Ze gaan op een veldtocht naar België en strijden er 10 dagen. Johannes vertrekt in grenadiers uniform met daarop het wapen van “Vindicat atque Polit”. Ze dienden in de regimenten Flankeurs onder leiding van Abraham Rutgers van der Loeff. Na hun toch die al met al tot in 1831 duurde krijgen ze van Koning Willem I het Metalen Kruis Vrijwilligers 1830-1831. Deze tocht was voor Johannes het mooiste deel van zijn leven. Nog jarenlang vertrok hij om de vijf jaar uit Wedde naar de Flankeurreünies met zijn oude wapenbroeders. In Groningen zijn nog steeds het Vaandel en een erebeker te zien.