De zussen Fem en Gre Uiterwijk

In dit verhaal is te lezen hoe Hendrik Uiterwijk, kapper uit Hoogeveen, een partij opricht die het opneemt voor de zwakkeren. Daarmee haalt hij in 1919 ineens 3 zetels in de gemeenteraad. Hendrik sterft op jonge leeftijd.

Het gezin Uiterwijk met 2 dochters en een jonge zoon krijg het moeilijk in die jaren na zijn dood. oudste dochter Fem (mijn oma) is diep bedroeft dat haar vader zo plots uit haar leven verdwijnt. Ze is 22 jaar en studeert nog op de kweekschool in Meppel. Ze zal snel zelf haar geld moeten verdienen. Fem is teleurgesteld dat Hendriks vele vrienden na zijn dood niet meer naar zijn gezin omkijken. Hendrik laat zijn gezin berooid achter. Hendrik was nooit met geld. Hij heeft niet gespaard. De les is dat je er uiteindelijk alleen voor staat. Zus Margreet kan verpleging studeren in het verre Groningen met een beurs van de Remonstrantse kerk. Haar uitzet met verpleegsters uniformeren wordt door moeder Uiterwijk en Fem zelf genaaid. Het gezin leeft in armoede, maar de dochters zorgen voor wat inkomen. Ondanks alle strijd van vader Hendrik voor betere regelingen voor de armen is er nog steeds geen sociaal vangnet. Geen staatspensioen. In 1939 sterft zoon Hendrik Jr. op zijn 18e jaar aan een blindedarm ontsteking. Weduwe Elisabeth Uiterwijk-Haarsma hoort het bericht op haar ziekbed en ze sterft in hetzelfde jaar op 59 jarige leeftijd. Het overlijdensbericht komt van de gemeente Groningen en is ingeschreven in Hoogeveen. Ze is in haar laatste maanden verpleegd door dochter Gré.

Fem trouwt met Jaap Rahder . Lees hier meer over het huwelijk van mijn grootouders.

Gre zal in december 1936 trouwen met Jan van Oven. Na een aantal omzwervingen, Jan werkt in verschillende stationsrestaurants, gaan ze wonen in Beetsterzwaag. Jan wordt kok op kinder-revalidatiecentrum Lyndensteijn waar ook mijn vader werkt. Na de vroege dood van mijn grootouders is het erg leuk dat een oud-tante en oud-oom vlakbij wonen. Als Jan overlijdt gaat Gre het hofje van de remonstrantse gemeenschap in de stad Groningen wonen.

Tante Gre van Oven – Uiterwijk als leerlingverpleegster

Jan van Oven, later kok

Hendrik Uiterwijk (1877-1922), de sociaal bewogen coiffeur die politicus werd

Hendrik Uiterwijk was de vader van mijn oma Femmigje Rahder-Uiterwijk

Hij ondersteunde vanuit zijn kapperszaak in Hoogeveen veel sociale initiatieven. Geleidelijk drong tot Hendrik door dat hij de politiek in moest als hij werkelijk veranderingen wilde bewerkstellingen. Zijn politieke loopbaan begon hij als lid van de lokale liberale partij, met een sociaalliberaal programma. In 1916 werd hij met een overweldigend aantal stemmen verkozen tot lid van de gemeenteraad en op 31 augustus werd hij geïnstalleerd. Van de 913 uitgebrachte stemmen op zijn partij kreeg hij er 518. De andere kandidaten kwamen er niet aan te pas, waaronder lijsttrekker Ogterop. Of het nu hierdoor kwam of door zijn eigenzinnigheid, maar Hendrik kreeg het al gauw aan de stok met Ogterop.

De liberalen kwamen regelmatig in botsing met de overwegend christelijke gemeenteraadsleden. Vooral Hendrik, met zijn strijdbare, onbuigzame karakter had keer op  keer aanvaringen met raadsleden en het conservatieve college van burgemeester en wethouders. Wat niet hielp was dat hij een bekend figuur was in Hoogeveen met uitgesproken opvattingen die zich al eerder zeer kritisch over het gemeentebestuur had uitgelaten.

Voor de raadsverkiezingen van 1919 wilde hij zich opnieuw beschikbaar stellen. Hendrik had de smaak te pakken. Deze verkiezingen waren de eerste die werden gehouden na invoering van de nieuwe Kieswet, waarmee het algemeen kiesrecht van kracht werd. Het betekende dat iedereen vanaf 25 jaar het recht had om zijn of haar stem uit te brengen, ook vrouwen. Het gevolg hiervan was dat alle partijen een lijst met kandidaten moesten opstellen. Ogterop kwam als eerste op de lijst te staan, Hendrik werd overgeslagen en was van de lijst verdwenen. Hij was er de man niet naar om dat te pikken en begon een eigen partij, de Groep Vrijzinnige Kiezers, waarop hij zichzelf als enig lid plaatste. Dat was een vergissing. Het kon zijn dat hij het nieuwe kiesstelsel nog niet helemaal had begrepen of dat hij zijn eigen populariteit had onderschat. Hoe dan ook, hij kreeg 391 van de in totaal 2262 uitgebrachte stemmen. Daarmee had hij genoeg stemmen voor 3 zetels, maar er was slechts één kandidaat, Hendrik Uiterwijk. Dat betekende dat de 2 andere zetels als restzetel naar andere partijen gingen. In dit geval kregen de door hem verfoeide christelijke partijen ARP en CHU ongewild van hem allebei een restzetel cadeau.

De Hoogeveensche Courant schreef hierover:

De heer Uiterwijk, die een paar maanden geleden uit de Liberale partij is getreden, was voor de gemeenteraadsverkiezing candidaat gesteld door een groep kiezers. De uitslag was, dat de heer Uiterwijk 391 stemmen op zich vereenigde, terwijl op de candidaten van de Liberale lijsten in totaal 312 stemmen werden uitgebracht. De heer Uiterwijk behaalde 2 maal den kiesdeeler en had bovendien een rest van 89 stemmen; de lijst had dus recht op drie zetels, doch aangezien de heer Uiterwijk de eenigste candidaat op de lijst was en deze lijst niet verbonden was met die van de Liberale partij gingen twee zetels voor links verloren. De stand van den raad is nu 11 rechts en 4 links, ze had kunnen zijn 9 rechts tegen6 links.

Hendrik was een eenzame vechter. Plan na plan legde hij voor aan de gemeenteraad als een soort moderne Don Quichot die tegen de windmolens van Hoogeveen vocht. Het waren voor die tijd vooruitstrevende plannen, maar hij kreeg er de handen niet voor op elkaar. Hij wilde extra geld beschikbaar stellen voor kindervoeding en kleding voor de minderbedeelden. Arme inwoners die hun energierekening niet of nauwelijks konden betalen wilde hij tegemoetkomen. Hij wilde meer vrouwen benoemen in de commissie voor toezicht op het lager onderwijs. Hij verdedigde zijn plannen met vuur en met ‘klare taal’ zoals er toen over hem geschreven werd. Het werkte niet, op een enkele uitzondering na. Zijn plan voor betere toiletten en drinkwatervoorziening in de armere wijken werd uiteindelijk wel overgenomen.

Een ander, klein succes viel ook in de Hoogeveensche Courant te lezen:

In behandeling komt het voorstel Kikkert, Uiterwijk, Ogterop om aan de gemeenteambtenaren, die een inkomen hebben tot f. 800,- een duurtetoeslag te verleenen van 6 pct. Het advies van B. en W. luidt afwijzend. Door de voorstellers wordt betoogd, dat deze toeslag alleszins billijk zal zijn. In stemming gebracht werd de duurtetoeslag met 7 tegen 6 stemmen aangenomen.

Door zijn kritische houding en vasthoudendheid bleef hij in aanvaring komen met het college van burgemeester en wethouders en andere raadsleden. Ze konden hem niet meer luchten of zien. Zijn populariteit onder zijn collega’s bereikte een dieptepunt toen hij zich luid en duidelijk druk maakte over betaalde bijbaantjes van de andere raadsleden.

Een voorbeeld van zijn strijdvaardigheid en volharding lezen we in een ander bericht van de Hoogeveensche Courant:

Ten slotte brengt de heer Uiterwijk in ’t midden dat hij in de vorige zitting er op gewezen heeft, dat de vergoedingen aan de militairen in Hoogeveen zoo laag zijn en er op aangedrongen heeft deze te verhoogen. Naar aanleiding daarvan heeft een plaatselijk blad (christelijke Hoogeveensche) gemeend zijn lezers te moeten vertellen dat dit niet in de raadsvergadering thuis hoorde maar bij de commissie te Assen. Spreker wil in deze vergadering constateeren, dat genoemd blad met opzet zijn lezers in dezen misleid, want ze dienen te weten dat de vergoedingen worden geregeld ten gemeentehuize en dat de burgemeester tenminste de 15 % toeslag kan verleenen. Dit laatste naar aanleiding van de circulaire van den Minister aan de burgemeesters. Spreker dringt nogmaals aan om deze toeslag te verleenen. De burgemeester verklaart, dat deze bevoegdheid wel degelijk bij den burgemeester berust.

In 1922 werd Hendrik plotseling ziek. Een paar dagen later, op 2 februari, overleed hij, slechts een paar dagen nadat hij 45 jaar was geworden. Het was zijn hart. Geld voor een fatsoenlijke begrafenis was er nauwelijks, maar de belangstelling voor zijn uitvaart op de oude begraafplaats aan de Zuiderweg in Hoogeveen was overweldigend. Onder een groot deel van de bevolking was Hendrik populair. De kranten schreven lovend over hem. Hij werd geroemd om zijn ‘onuitputtelijke bijdragen voor de gemeenschap.’ Later werd op deze begraafplaats een monument voor hem geplaatst dat nog steeds te bewonderen is.

In de gemeenteraad is lang vergaderd over de vraag wie de plaats van Hendrik, met zijn eenmanspartij, kon overnemen. Er was voor ons land een unieke situatie ontstaan. Pas na tien maanden werd Hendrik opgevolgd, ook door een liberaal.

Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden” door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen.

In de pers over de familieboeken

Mansholt

Verhaal over Uit Zeeklei gebakken in het Dagblad van het Noorden

Rahder

Verhaal en Podcast over de familie Rahder van RTV Drenthe

Verhaal over de Familie Rahder in het Dagblad van Het Noorden

Stukje in het Dagblad van het Noorden over de audiotour

Voerman

Verhaal over het boek Gevangen in een paradijs RTVHattem

Bericht over de opening van de Voerman tentoonstelling in de Hattemer

Het jaar zonder zomer

We vonden ze overal in het lege huis, de flesjes Otrivin neusdruppels. Achter de kleren in de mooie mahonie klerenkast met ramen. Een kast die mijn broers en ik alle drie graag wilden hebben. Op het nachtkastje natuurlijk. In de keuken bij de kruiden. In de douche en in de bovenste la uit het Tante Edu-kastje waar de bijzondere spulletjes werden bewaard. Mijn moeder was een Otrivin veelgebruiker geweest en had als een echte verslaafde overal flesjes paraat. In 1996 waren het nog mooie glazen flesjes met een echte pipet. Veel mooier dan de plastic spuitflesjes van nu. We riepen naar elkaar als we weer een flesje hadden gevonden. Het was een kleine zonnestraal in een donkere periode; de nazomer waarin we de oude boerderij van onze ouders leegruimden. De zorgvuldig verbouwde Saksische boerderij met de grote leefkamer met daarin de hoge Lundia boekenkasten met honderden boeken waarvan de bovenste planken alleen te bereiken waren met een trapje. Honderden romans, allemaal door mijn moeder gelezen en vele geschiedenisboeken waaronder het complete werk van Lou de Jong. En dan nog de slaapkamer, logeerkamers en de schuren waarin de balen hooi voor de schapen lagen opgestapeld. De kleinkinderen vonden het heerlijk om er  op te klauteren en af te glijden.

En niet te vergeten de grote zolder. De zolder waar wij als kinderen bijna nooit kwamen. Er bleken grote stalen boekenkasten te staan vol met nog meer boeken en ordners. Er waren grote kisten met opschriften als P. Voerman en U.J.M. De legerkist van Paul Voerman, broer van  mijn opa en de reiskoffer van Ubbo Johan Mansholt, de opa waarnaar mijn vader werd vernoemd. De koffer is gebruikt op de reis die Ubbo Mansholt maakte als rijkslandbouwleraar naar Canada. Tijdens die reis werd hij ziek en hij zou op jonge leeftijd overlijden. Op de ordners stond vooral N.V. Rahder Machinale Turf, het bedrijf van mijn opa. En dan dozen en mappen vol studiewerk van mijn opa en van mijn overgrootvader Voerman, de kunstschilders. De nalatenschap van de familie Voerman, Rahder en Mansholt. Dat alles onder een laagje stof vermengd met stro en vogelpoep. De zolder was goed bereikbaar via de ûleborden op het dak. 

Het grote huis was akelig stil en voelde leeg. Maar we hadden al snel gemerkt dat we alle spulletjes nooit in onze eigen huizen kwijt zouden kunnen; de antieke meubelen, de boeken, de schilderijen. Mijn vader, die steeds meer last had van Parkinson, was plotseling gestorven en mijn moeder stierf zeer kort daarna op de dag van zijn begrafenis. Ze had haar Ubbo zo lang mogelijk geholpen met zijn ziekte maar na zijn dood zat die taak erop. De dag voor de begrafenis had ze nog verzucht dat ze niet wist hoe ze die dag zonder Ubbo zou moeten doorkomen. Mijn moeder die altijd alles aankon en nooit opgaf. Die ochtend lag ze vredig, maar dood in haar bed. Het boek over ‘De Westpolder’ dat we de dag ervoor hadden gekregen van de familie Mansholt nog in haar handen. We hadden een tochtje gemaakt naar Vierhuizen in de Westpolder waar een groot deel van de familie Mansholt ligt begraven en waar ook Ubbo een plekje had uitgezocht. Mijn moeder wilde zien waar Ubbo naar toe zou worden gebracht. Ze vond het een prachtig kerkhofje, maar zelf wilde ze in het dorp waar ze nu woonde begraven worden, onder de treurwilg.

Gevolg van een onverwacht overlijden is dat je niet de tijd hebt om alles te ordenen. Wat is voor het nageslacht en wat moet weg? Die keuze moesten wij nu maken. Over de meubels, het antiek en de schilderijen waren we het snel eens. Een deel om te verdelen en een deel voor de rest van de familie. Maar wat te doen met de dozen en mappen van onze voorouders? Mijn jongste broer ging rigoureus te werk. Hij laadde de aanhanger vol en reed veelvuldig naar de stortplaats in het nabijgelegen Oosterwolde. Een paar keer viste ik er nog wat schilderstudies uit. Alle drie hadden we jonge gezinnen en drukke banen. We hadden geen tijd en rust om alles op waarde te schatten. Het huis moest leeg en verkocht. We hadden nauwelijks tijd om na te denken over die voorouders. 

In het laatste weekeinde voor de verkoop van het huis nam ik de drie grote kisten mee. Ze kwamen terecht in de garage en later op de zolder van ons nieuwe huis “De Oude School” in Westervelde. De zolder liep door over het woonhuis, de oude bovenmeesterswoning en de twee klaslokalen. De kisten vielen er nauwelijks op. Toen de kinderen uitvlogen en we kleiner gingen wonen, kwamen de kisten weer in zicht. Onze nieuwe woning had helemaal geen zolder. Het was tijd om ze te openen, tijd om te ordenen, tijd om mee te nemen wat waarde heeft en achter te laten wat ballast is. Het ordenen heeft me 5 jaar gekost. Stapels brieven, schrijfsels van mijn oma Hetty Voerman-Mansholt, dagboekaantekeningen van mijn moeder, foto’s, tekeningen, testamenten, oude paspoorten en rijbewijzen, spelden, oorkondes, bedrijfsadministratie. Vaak heb ik me afgevraagd of die brieven en aantekeningen vol liefde, maar ook vol onbehagen voor mijn ogen bestemd waren. Als zoon van een lerares geschiedenis zie ik de levens van mijn voorouders ook in de tijd waarin ze leefden. De archiefstukken gaan terug tot circa 1850, de tweede helft van de 19e eeuw, een periode waarin Nederland het onder koning Willem III lastig had. Strenge winters, armoede, aardappelziektes, een tekort aan voedsel en een periode van grote politieke en culturele verschuivingen.

Dit verhaal begint met een vulkaanuitbarsting in 1815 die de hele wereld enkele jaren in het duister zet. Hoe het eindigt is nog onbekend, maar nieuwe tekenen van toekomstige uitbarstingen met wereldwijde gevolgen zijn er volop.

Het was de grootste uitbarsting van een vulkaan die de mens ooit had gezien. Net voor middernacht op de 10e april 1815 werd de top van de ‘Tambora’ op het eiland Soembawa in Nederlands-Indië weggeblazen. De vreselijke uitbarsting, heftiger dan duizenden atoombommen, was tot op een afstand van wel 2.500 kilometer te horen. Het eiland kwam op verschillende plaatsen meters uit de zee omhoog en werd bedekt met meters puin en as. Een hele cultuur verdween. 150 kubieke kilometer puin en vulkanische as kwamen in de atmosfeer terecht, dwars door de ozonlaag, 43 kilometer hoog.

Na twee maanden bereikte die vulkanische as Londen. Er waren bloedrode zonsondergangen gevolgd door zware regenbuien die niet meer leken te stoppen. Er viel zoveel regen dat de legers van Napoleon vastliepen in de modder bij Waterloo. Het bleek het einde van Napoleon, het einde van een tijdperk in Europa.

Het werd erger. Het nieuwe jaar 1816 werd later wereldwijd het jaar zonder zomer genoemd. In de zomer viel er sneeuw in Noord-Amerika en in Europa was er vanaf augustus nachtvorst. Veel ingezaaide velden kwamen niet tot bloei. De extreem lage temperaturen zorgden achtereenvolgens voor mislukte oogsten, hongersnood, voedselrellen en plunderingen. Het weer was jarenlang van slag waardoor in Nederland door alle stormen en regenval de dijken verzwakten. Na weer zo’n stormseizoen en een stormvloed ontstonden in 1825 ernstige watervloeden die half Nederland onder water zetten. 

Na drie jaar met misoogsten werd de gemiddelde prijs voor voedsel bijna 3 keer zo hoog. Hele volksstammen moesten buiten hun vertrouwde omgeving op zoek naar voedsel. Hongersnood en overstromingen veroorzaakten tyfus- en cholera-epidemieën. Het jaar zonder zomer zorgde alleen al in Europa voor de dood van 200.000 mensen. Veel mensen scheepten zich in voor een nieuw begin in Amerika. De nieuwe migranten trokken van de oostkust door naar het onontgonnen westen.

Uit as en chaos ontstaat vaak iets nieuws. Het bestuur kreeg een nieuw gezicht, omdat overheden inzagen dat ze een taak hadden om inwoners te ondersteunen. Het is niet toevallig dat in deze periode in Nederland de Koloniën van Weldadigheid ontstonden.

Nieuwe middelen van vervoer, zoals de fiets, werden bedacht, omdat door het aanhoudende tekort aan voedsel veel minder paarden konden worden ingezet. Wetenschappers gingen aan de slag om nieuwe misoogsten te voorkomen en de landbouw te vernieuwen met nieuwe, sterkere gewassen en kunstmest.  Er was een grote belangstelling voor studies naar klimaat en vulkanologie. En de rampen waren inspiratie voor nieuwe uitvindingen, zoals het reddingsvest en pijnstillers. Zelfs in de wereld van de kunst was er een onverwachte, misschien wat duistere bloei. Vanwege het slechte weer zaten schrijvers, zoals die van Frankenstein, binnen en bedachten de meest vreselijke griezelverhalen. Kunstenaars als de Engelse schilder William Turner schilderden dreigende landschappen met roodzwarte luchten.

De periode, in het eerste kwart van de 19e eeuw, was ook voor mijn voorouders aanleiding om nieuwe stappen te zetten. Aaltje Schraat zakt met haar familie vanuit Duitsland de IJssel af naar waar de rivier in de Zuiderzee stroomt bij het Kampereiland. Alle bezittingen van de familie Schraat, inclusief de beesten en de dienstmeid bevinden zich op het schip. Daar trouwt de levenslustige jonge vrouw met boerenzoon Reinder Voerman. Een paar jaar later krijgen ze weer te maken met een grote watersnood die bijna alle boerderijen rondom Kampen wegspoelt.

Op de terpen in Noord-Groningen zoals ‘Ewer’ bij Zuurdijk en bij Vierhuizen waren de boerenfamilies Hopma, Zijlma en Dijkhuis druk doende hun voeten en landerijen droog te houden. Grote stukken land werden ingepolderd. En hoewel er nog vaak overstromingen waren werd er veel nieuwe landbouwgrond bijgewonnen, zoals in de nieuwe Westpolder waar grote boerderijen werden gebouwd. 

Even verderop in Wedde koopt notaris Koning, wiens zaken niet zoveel schade oplopen door het barre weer, de burcht in Wedde. Een steviger woonhuis is niet denkbaar. Vlak over de grens in de delta van de Dollard krijgt de jonge boerenzoon Ubbo Mansholt langzamerhand genoeg van de vele overstromingen. Hij zal echter pas 50 jaar later met zijn hele gezin naar hoger gelegen gronden bij Eexta in Groningen vertrekken. 

Tot slot de familie Rahder die aan het einde van de 18e eeuw vanuit Mülheim in Amsterdam zijn beland waar onder de naam “De weduwe Rahder” een succesvolle wijnhandel is gestart. Ook de jonge Johan Coenraad Rahder zoekt een nieuwe uitdaging en smeedt plannen om een avontuur te beginnen door turf te gaan winnen in het woeste hoogveen van het nog lege Drenthe. De nieuwe tijd heeft brandstof nodig voor haar stoommachines.

Het was een tijd waarin mannen nog de koers bepaalden, maar vrouwen zich geleidelijk gingen roeren. De vrouwen van de boeren in het Groninger land hadden al min of meer een gelijkwaardige plek in de familie en in het bedrijfsleven, maar ook in het onderwijs en de zorg eisten vrouwen hun plek op. Anna Verkade en de Mansholtvrouwen waren voorlopers en hadden een aandeel in de vooruitgang met hun inzet voor het vrouwenkiesrecht en beter onderwijs.

In de veelal slecht verlichte en slecht verwarmde huizen was er een groot verlangen naar een nieuwe tijd met meer licht. Maar om succesvol aan het duister te ontsnappen is beweging noodzaak. En de wereld kwam in beweging. Ik begin het verhaal van mijn voorouders daarom vanaf het jaar zonder zomer. Vanuit de chaos in het eerste kwart van de 19e eeuw naar een nieuwe chaos: het huidige eerste kwart van de 21e eeuw. Een tijd waarin ondanks nieuwe vooruitgang en welvaart veel mensen meer ontevreden en boos zijn dan ooit. “Het is niet dat we het niet goed hebben, maar we weten niet meer hoe het beter kan!”

Boek over de familie Rahder

Mijn familieverhaal wordt door schrijver Kees Opmeer en mijn zoon Tijs Voerman vastgelegd in drie boeken. In juni 2020 verschijnt het boek over de familie Rahder. Daarna in 2021 volgt deel 2 over de Familie Voerman – Verkade en in 2022 deel 3 over de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis uit Noord Groningen. Deel 1 is alvast te bestellen voor een introductieprijs van € 25 via Ga Creatief

Vooraankondiging-uniek-boek--'Hoe-de-Rahders-Drenthe-veranderden'-small

De Kracht van goed onderwijs

Eindelijk is er tijd op met mijn familieverhaal te gaan schrijven. Ik ben vele dagen naar het archief geweest, gezocht op internet, boeken gelezen en ik heb mijn eigen archief uitgepluisd en geordend. Op zoek naar de laatste puzzelstukjes. En zodra ik begin met schrijven zie ik iets dat mijn voorouders verbindt. De kracht van goed onderwijs. Het begint al met over-over grootmoeder Hilje Hopma die in 1814 van haar moeder de kans krijgt om in de Franse tijd wat langer naar school te gaan. Ze leert Frans en een nieuwe wereld gaat voor open. Ze is een van de eerste boerenvrouwen die een eigen boekenplank heeft in huis. Haar dochter Henriette krijgt dezelfde kans op onderwijs, zoals veel andere meisjes en vrouwen in de Marne en het Oldambt. Herenboeren en boerinnen lezen veel en er zijn volop boeken en leesclubjes waar men de literatuur bespreekt. De welvaart van de boeren in die tijd is daar een direct gevolg van.

Dan Derk Mansholt die rond 1850 in het gehucht Ditzummerhammrich op een klein schooltje met 80 kinderen in één klaslokaal lessen natuur- en scheikunde krijgt van een inspirerende leraar die later professor zal worden aan de Universiteit van Hannover. Het is de basis voor zijn werk om landbouwproducten te verbeteren. Hij stuurt zijn zonen later naar de eerste Landbouwuniversiteit in Nederland. De familie zal Statenleden en ministers afleveren tot in het Europese parlement. Zijn dochter Theda is de grondlegger voor het huishoudonderwijs voor meisjes.

Dan Jan Voerman Sr. die in Kampen wordt begeesterd door zijn tekenleraar Belmer die zijn talent herkent en stimuleert. Een boerenzoon wordt kunstschilder. En Edu Koning die tijdens de lange winters in de afgelegen Borch te Wedde privéles krijgt van haar vader en notaris Johannes Koning. Ze mag als ze ouder is reizen maken naar Duitsland waar ze haar talen leert. Haar dochter Anna Verkade start een eigen schooltje in Hattem waar ze kinderen met leerproblemen helpt. Ook geeft ze vrouwen les in hygiëne en opvoeden. Het kindersterftecijfer in Hattem is in die periode veel lager dan de omgeving. Samen met dochter Edu verdiept ze zich in de lessen van Maria Montessori.
De familie Verkade die voor kinderopvang zorgt in haar fabrieken aan de Zaan. Kinderen van werknemers krijgen daar ook lessen in van alles zodat ze goed voorbereid zijn als ze naar school gaan.

Een andere voorvader, Jan Coenraad Rahder, sticht als vervener in Drenthe halverwege de 19e eeuw een schooltje in Tiendeveen waar de kinderen van zijn arbeiders naar toe kunnen. Het schooltje droeg lang zijn naam, de J/.C. Rahder school. Overgrootvader Hendrik Uiterwijk pleit in het begin van de 19e eeuw als gemeenteraadslid in Hoogeveen voor betere salarissen voor de onderwijzers. Zijn dochter, en mijn oma, Femmy Rahder – Uiterwijk wordt zelf ook onderwijzeres. Mijn andere Oma Hetty Voerman – Mansholt is jarenlang bestuurslid van het landelijk Montessori onderwijs.

En dan natuurlijk mijn moeder Jenny die veel generaties inspireert met haar lessen geschiedenis en maatschappijleer. Ook haar kinderen worden ermee besmet ook al zijn de verhalen over Jane d’Arc en de vele kastelen en kerken, iedere keer als we op vakantie zijn in Frankrijk, soms te veel van het goede. Mijn vader Ubbo die als kinderrevalidatie arts op Lyndensteijn een school startte om de kinderen die er langdurig opgenomen werden toch een goede opleiding te bieden.

Ik doe ook mee, als is het bescheiden en aan het einde van mijn loopbaan. Vanuit de Drentse regiegroep Onderwijskwaliteit, met beleidsmakers en bestuurders van gemeenten en onderwijsbestuurders, met als instrument de Onderwijsmonitor, zien we iets vreemds: de Drentse jeugd doet het goed bij de eindtoetsen in het basisonderwijs. Maar dan kiezen ze vaker dan elders voor een schoolloopbaan onder hun niveau. Het zijn zowel ouders als leraren die te voorzichtig keuzes maken. Zo missen deze kinderen kansen. Dat kan beter. Juist kinderen in Zuid en Oost Drenthe, waar al jarenlang veel armoede en werkeloosheid is, verdienen kinderen het beste onderwijs. Na mijn jarenlange werk in de jeugdzorg ben ik ervan overtuigd dat goed onderwijs aan de basis staat voor een gelukkig en zinvol leven. Met goed onderwijs vinden kinderen gemakkelijker werk dat bij hen past. Met goed onderwijs is er minder (jeugd-) zorg nodig. De Regiegroep maakt daar een plan voor. Meer aandacht voor het kind en de ouders. Een goede verbinding met welzijn en zorg. Betere faciliteiten in de klas. Goede overgangen van voorschool naar het basisonderwijs en daarna weer van basisschool naar het voorgezet onderwijs. Een positieve sfeer op school. Werken met methodes die kinderen aantoonbaar verder helpen zoals de Weekend school. Er gebeuren al heel veel mooie dingen in het onderwijs, laten we die meer aan elkaar zien. Het plan zal slagen.

Een huwelijk

Het gezin Uiterwijk kreeg het moeilijk in die jaren na het onverwacht overlijden van kapper en socialistisch gemeenteraadslid Hendrik Uiterwijk. Hij stierf op 44e jarige leeftijd in januari 1922. Dochter Margreet (mijn oud tante Gré) kon verpleging studeren in het verre Groningen. Haar uitzet met verpleegsters uniformeren werd door moeder Elisabeth Uiterwijk-Haarsma en zus Femmy zelf genaaid.

In 1939 stierf ook zoon Hendrik Jr. op zijn 18e jaar aan een blindedarm ontsteking. In december van dat jaar stierf weduwe Elisabeth Haarsma op 59 jarige leeftijd. Het overlijdensbericht komt van de gemeente Groenigen en is ingeschreven in Hoogeveen. Werd ze in Groningen verpleegd door haar dochter Gré?

In 1928 waren het gelukkiger tijden. Oudste dochter Femmy trouwde met vervenerszoon Jacob Rahder. Jacobs moeder, Jentje Rahder-Thomas, waarschuwde haar zoon voor deze relatie omdat ze bang was dat Jacob de zorg voor het gehele gezin Uiterwijk op zijn schouders zou krijgen. Uiteindelijk overwon de liefde. De huwelijksacte is getekend door de beide moeders want ook Jacobs vader Jan Rahder, was al vroeg overleden. De twee zusters tekenden de acte ook. Tante Gré en W.P.C. Rahder, ofwel tante Mien.

Ik heb nog de tekst van een bruiloftslied voor Fem en Jaap ter ere van hun 12 ½ jarig huwelijk, waar iets in staat over hun samenkomst:

“Geen mensch kon hun samenzijn verhinderen,

ook al sloeg ze je bont en blauw.”

De relatie kreeg gestalte tijdens hun treinreizen van Hoogeveen naar Meppel waar ze beiden naar school gingen.

“Toen zijn vele jaren vergleden,

Het leven dreef hen soms uiteen.

Maar 12 ½ jaar geleden

Was het bruiloft in Hoogeveen”.

Ze kregen daarna 3 mooie dochters. Mijn moeder Jentje, de oudste en daarna Elisabeth (Liesje) en Margaretha (Mieneke). Jaap wilde nog wel verder voor een zoon begrijp ik uit het lied. Maar Fem vond het wel genoeg zo.

HuwelijksacteJacobRahderFemmieUiterwijk
Huwelijksacte van Fem Uiterwijk en Jaap Rahder 1928