Het regent en het is mistig. Herfst! Maar er zijn kastanjes en paddenstoelen en dat maakt bijna alles goed. Ik kan geen kastanje voorbij lopen zonder er uitgebreid naar te kijken. De mooiste neem ik mee maar helaas worden ze binnen op een schaal al snel dof. In de herfst van 1963 zocht ik kastanjes met mijn opa Jan Voerman Jr. Ook hij had oog voor de mooie dingen in de natuur. Maar hij kon ze ook vastleggen. Zijn kastanjes bleven voor altijd glimmen. Op mijn 5e verjaardag kreeg ik een schilderij met de kastanjes die we toen vonden. Ik zoek nu ook kastanjes met mijn kleinkinderen. Jammer genoeg kan ik ze alleen maar bewaren op een foto. Volgend jaar maak ik kastanje en eikelmannetjes.
De oma van mijn oma Hetty Voerman Mansholt was Henriette Zijlma geboren en getogen in de omgeving van Zuurdijk (1828 – 1913). Ze werd ook wel ‘Ka’ genoemd omdat ze een vrouw was met een sterke eigen wil. Omdat de herenboeren geld genoeg hadden voor knechten op het land en dienstmeiden in huis was er tijd voor lezen, breien en vertier. De leeskringen in de Marne floreren dan ook rond 1850. Henriette, ‘Ka’, is nog iets vrijer dan in haar tijd gebruikelijk was. Toen haar oudere broer Jan Zijlma wilde trouwen met een meisje uit een ander familie van herenboeren, kon dat alleen als Henriette zou trouwen met de broer van de beoogde bruid. Henriette weigerde en maakte haar eigen keuze. Jan Zijlma is nooit meer getrouwd en heeft zijn zus nooit vergeven. Ka zou niets van het familiebezit erven.
Jan en zijn broer Geuchien zijn bekende inwoners van de Marne. Jan Zijlma heeft boeken geschreven waaronder een boek over de geschiedenis van de Marne. Geuchien was een herenboer, liberaal politicus en actief als gemeente- en provinciebestuurder in Groningen. Daarna werd hij lid van de Tweede- en Eerste Kamer. Ook Geuchien heeft, in Gronings dialect, over zijn jeugd in het dorp Zuurdijk geschreven. Ze liggen samen met vrouw en ouders begraven op het mooie kerkhofje in Zuurdijk.
Ka wordt verliefd op de charmante student Stefanus Louwes. Stefanus heeft al op jonge leeftijd zijn ouders verloren en is opgevoed door familie van moeders kant. Deze regenten familie Winsingh uit Roden is welgesteld en konden zijn studie betalen. Stefanus is een man met een zwakke gezondheid. Hij breekt zijn studie theologie al snel af, omdat hij meer van feesten houdt dan van boeken. In die tijd is het motto dat een mislukte student nog altijd kon gaan boeren. Maar ook het boerenleven kan hij niet aan. Stefanus blijft van drank houden en is een graag gezien lid van feest comités in het dorp. Het gemis van zijn ouders maakt hem tot een wat sombere en starre man met ‘een harde mond en treurige ogen’. Stefanus en Ka trouwen en gaan wonen in het Gazenhuis, maar daar is het vochtig en er is weinig ruimte.
De leefomstandigheden zijn vooral voor kinderen zwaar. Veel kinderen sterven dan ook op jonge leeftijd. Er zijn veel ziektes als hondsdolheid, tyfus, cholera en rachitis en vooral in de winter met de harde, koude oostenwinden is het leven hard. Na de geboorte van het oudste kind van Ka en Stefanus Trijntje komen er drie kleintjes die allen jong sterven. Daarna komen Hendrik Jan, Hilda, Grietje en tot slot Louwe. De opvoeding is autoritair en ruw. Vaders wil is wet. Kinderen worden bang gemaakt met dreigementen, in de arm geknepen, vastgebonden in hun kinderstoel en beknord. Het is vanaf de afgelegen boerderij ruim een uur lopen naar de school. De zomers zijn beter, met frisse lucht en volop fruit en alle ruimte om te spelen.
Henriette Louwes – Zijlma de grootmoeder van mijn oma
Coen Rahder heeft de Willeminavaart rond 1860 zelf laten graven als zijtak vanuit de Hoogeveensche Vaart tot de Drijberse Hoofdvaart te Tiendeveen, met een lengte van ongeveer 2,5 km. Zo kan de turf uit zijn wijken, of in het Drents ‘wieken,’ nog beter worden afgevoerd. Het kanaal vernoemt hij naar zijn vrouw. In 1924 zal het kanaal nog worden doorgetrokken naar Beilen, verbreed en omgedoopt tot het Linthorst Homankanaal. Een aantal zijtakken in het veengebied vernoemt Coen naar zijn geliefde plekken in Amsterdam: ‘Kattenburg’, ‘Binnenkant’, ‘Keizersgracht’ en ‘Herengracht’. Het water in de kanalen en vooral in de zijtakken kleurt donkerzwart vanwege het hoogveen. Het geeft het water een magische duistere gloed.
In 1863 koopt Coen een oude moestuin met veel fruitbomen van Gesiena Warmels. Het is een prachtig plekje aan de schut in de Hoogeveensche Vaart. Je hebt daar goed zicht op de gehele vaart. In 1867 bouwt de derde zoon van Coen en Mien, J.C. Rahder jr. daar een huis. Het wordt ‘Huize Blokland’ genoemd naar de geboorteplaats van zijn vrouw Tonia Habermehl.
Dan blijkt uit een brief van zijn moeder W.P.C. Rahder–Van Voorthuysen, gedateerd 19-2-1868, aan de kinderen op de kostschool, dat er zich een klein drama afspeelt in het jonge gezin van Coen jr.
“Gisteren was er een droevige melding. Ik was bij Tonia geweest toen de kleine Gottfried opeens zulke eene akelige benauwdheid kreeg. Hij was akelig maar dat ging weer voorbij en dat kindje was weer geheel beter en sliep ’s nachts in goede gezondheid. Maar ’s morgens, zij wilden juist gaan ontbijten, kreeg het weer zo’n benauwdheid waar het ineens in bleef, zij kwamen mij roepen maar het kindje was al dood toen zij het huis uitgingen om mij te halen. In 5 minuten was alles afgelopen. Vind gij dat niet allertreurigst? Zij zijn innig bedroefd, dat kunt u lieden zich voorstellen. Ik ga er straks weer naar toe.”
In het jaar ervoor was de vader van Tonia overleden en begin 1868 was haar broer ernstig ziek, hij leed aan de pleuris. Het overlijden van de kleine Gottfried was de druppel. Tonia wil weg uit de koude, tochtige streken in Drenthe. Ze wil naar de stad Amsterdam waar haar schoonzusters al woonden. Coen Rahder jr. neemt de aandelen in de wijnhandel over van zijn oudere broer Jan. Hij wordt daarmee mededirecteur bij de Weduwe H. Rahder en zet ‘Blokland’ te koop.
Het huis zal jaren leeg staan en wordt beheerd door broer Herbert. Alleen zomers komt er af en toe familie. In 1874 koopt Herbert het huis en verhuurt het aan Oude Jan die het later zelf weer overkoopt. Oude Jan woont er met zijn gezin tot zijn dood in 1898. Jan drijft dan een winkel aan de Wilhelminavaart met allerlei goederen en verhuist ook die zogenaamde ‘bazaar’ naar Blokland. De hele familie werkt mee. Jans tweede vrouw Margje vertelt nog jaren later dat ze een kromme rug heeft overgehouden aan het sjouwen van zakken suiker en meel.
Niet veel later in 1868 bouwt zoon Herbert ‘Huize Veen en Dal’ ook aan de Hoogeveensche Vaart, een verbeterde versie van Huize Blokland. Herbert gaat er na zijn huwelijk met Ykje Post uit Groningen wonen. Ykje is familie van apotheker Radijs uit Hoogeveen die in het boek Publieke Werken van schrijver Thomas Rosenboom wordt opgevoerd als Anijs. Beide huizen Blokland en Veen en Dal staan nog prominent in het centrum van Noordscheschut.
Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden”. Het boek is hier te bestellen.