Jan Voerman Jr. gaat in 1912 naar de Akademie der Kunsten in Amsterdam

Jan Voerman Jr. (staand geheel links) in 1913 op de Akademie der Kunsten in Amsterdam. De lessen werden gegeven door schilders Marius Monnickendam en Spoor. Jan moest staan terwijl híj dat in zijn eigen atelier nooit deed. Hij moest achteruit kunnen stappen om zijn werk beter te overzien. Hij leerde zo ook om afstand te nemen van wat hij in Hattem had gedaan. Jan kreeg zo de mogelijkheid om te gaan experimenteren.

Net als zijn vader wilde mijn opa Jan Voerman Jr. hij naar de Akademie der Kunsten in de hoofdstad, maar hij wilde niet wachten totdat hij toelatingsexamen kon doen. Hij vond de tijd rijp om het benauwende paradijs in Hattem te verlaten waarvoor hij een haat-liefdeverhouding had ontwikkeld. Hij wilde daar weg, maar hij kon het ook niet missen.

Wat hielp was dat zijn broer Tijs in Amsterdam een baan had gevonden en daar onderdak had gevonden. Tijs woonde in de Marnixstraat, vlakbij het Leidse Plein, waar hij over 2 kamers beschikte, een woonkamer en een kleine slaapkamer. Hij had er geen bezwaar tegen dat Jan bij hem introk. Jan sliep op de divan in de woonkamer.

Begin 1912 had mijn opa de Akademie al aangeschreven om toegelaten te worden, maar hij kreeg pas antwoord op 19 december 1912. In afwachting daarvan had hij een plaats gevraagd in het atelier van kunsthistorica freule De Jonghe waar leerlingen les kregen van de schilders Monnickendam en Spoor.

Het antwoord was als volgt:

‘Het toelatingsexamen wordt slechts één maal per jaar afgenomen, en wel ongeveer eind september, begin oktober. Door dit toelatingsexamen krijgt men toegang tot de Eerste Teekenklassen. Men kan zich echter onmiddellijk opgeven voor een hoogere klasse. Voor de Groote (Tweede) Teekenklasse vraagt dit een tekening naar torso (antiek). Men kan dus niet midden in een loopende cursus invallen. Maar wel is het mogelijk de wintercursus te volgen en ’s zomers in Hattem buiten te schilderen, wat, dunkt mij voor U onder de uitmuntende leiding van Uw vader, een groot voordeel is.’

Jan Jr. heeft in 1913 examen gedaan voor de ‘Groote (Tweede) Teekenklasse’. Voor de somma van Honderd Gulden mocht hij ‘alle lessen van den Cursus 1913/14 bijwonen’. Het diploma is gedateerd 28 november 1913…

In de nalatenschap van mijn opa vond ik onderstaande studie. Het is, zo te zien, het doek waaraan het meisje op bovenstaande foto (zittend 1e van links) werkt. Hoe dit bij mijn opa is terechtgekomen weet ik niet.

Lees hier meer over de studietijd van Jan Voerman Jr. in Amsterdam

Marinus Rahder (1851-1904) zakenman met wisselend succes

Marinus Rahder begint met zijn zwager Johannes Meyes (1829-1922) een steenbakkerij in Tiendeveen. Marinus is de 7e zoon van Coen Rahder, grondlegger van de Rahder turfmaatschappij NV en Willemina Rahder-Van Voorthuysen. Johannes Meyes stamt uit een geslacht van reders in Amsterdam die bevriend zijn met de familie Van Voorthuysen. In 1867 worden al voorbereidingen getroffen voor de steenbakkerij. Die zijn dan nog geheim, zoals blijkt uit een brief van moeder Mien Rahder aan haar dan 16 jarige zoon Marinus die dan op de kostschool zit in Wijk bij Duurstede:

“Vader heeft een uitstapje gemaakt naar Rijssen, gij lieden weet immers dat Jan Meyes zoo’n lust heeft om eene steenbakkerij hier op te zetten? Maar bedenk toch vooral dat het een groot geheim is dus dat gij er met geen woord met wie dan ook over spreekt. Want ten eerste is het nog niet zeker en ten tweede weet niemand in Amsterdam er nog een kiezel van”. 

Later blijkt het plan toch serieus te worden opgepakt en Marinus wil wel meedoen blijkt  uit een brief van Mien aan Marinus uit 1868.

“Er zijn al vier steenbakkers gekomen die al druk bezig zijn om de boel klaar te maken, dus lieverd uw werk en administratie kan al dadelijk een aanvang nemen”. 

Marinus start de steenbakkerij in de zomer van 1869. Zijn vader had al sinds 1854 een vergunning. Er staan grote advertenties in de Hoogeveensche en Asser Courant van de Steenbakkerij Valkenheim. De zaken gaan echter niet zo goed. De Drentse leem is beduidend minder dan de zee- en rivierklei. De stenen verkopen slecht. In 1872 staat er een bericht in de Hoogeveensche Courant dat de steenbakkerij nog niet aan de verwachtingen voldoet. Herbert verkoopt de zaak datzelfde jaar aan Janse en Boogerd. In 1889 gaat de steenbakkerij failliet.

Marinus trouwt met de welgestelde vervenersdochter Johanna Cornelia van der Lely. Ze gaan in 1887 wonen in het huis Veenendal in de Hoofdstraat in Hoogeveen. Het huis is daar in 1653 gebouwd door jonkheer Johan van Echten, zoon van de stichter van Hoogeveen Roelof van Echten. Johan zag in dat niet Echten, zoals zijn vader had gehoopt, maar Hoogeveen het centrum van de turfhandel zou worden. Marinus verbouwt het huis grondig en wordt boom- en rozenkweker. Hij noemt de firma die hij samen met partner Post bestiert “De Lelie”. Hij verwerft bekendheid en wint prijzen met zijn rozen. Vanaf 1887 klust hij bij als hoofdagent voor een maatschappij die handelt in levensverzekeringen en is hij correspondent bij de Nieuwe Drentse Volksalmanak. 

Op 5 september 1895 verzorgt Marinus de bloemen bij het bezoek van de koninginnen Emma en Wilhelmina aan Hoogeveen. Bij zijn huis, waar de oranjevlag en de vlag van Waldeck Pyrmont zijn opgehangen, bieden zijn vrouw en dochter Miesje de koninginnen nog een boeket bloemen aan.

Maar in het zakendoen is Marinus toch minder gelukkig. In de Hoogeveensche Courant van 26 november 1896 staat een advertentie van Mr. F.L. Tonckens.

“Bij vonnis der Arrondissements Rechtbank te Assen van 24 November 1896 is de Heer Marinus Rahder Rozenkweker te Hoogeveen verklaard te zijn in staat van faillissement”.

Hij is ook gedwongen persoonlijk bezit te verkopen. Is Marinus in de problemen geraakt omdat hij in 1890, net als zijn andere familieleden, nog 6 aandelen van de Rahder N.V. heeft gekocht voor een bedrag van 2.700 guldens? Marinus verkoopt het huis Veenendal in 1898 en leeft nog een paar jaar tot hij, net als zijn meeste familieleden, vrij jong sterft in 1904. Hij is dan 53 jaar oud. Zijn vrouw Johanna overleeft hem vele jaren.

Herinneringen aan Torum

Interieur

Mijn oma Hetty Voerman-Mansholt (1898-1987) heeft het interieur van de boerderij van haar opa en oma Mansholt ‘Torum’ nauwkeurig beschreven.

Je kwam binnen door een brede gang met zachte biezen matten en vele tussendeuren. Een van de deuren gaf toegang tot een ‘alkoofachtige’ kamer waar een enorm hemelbed met groene gordijnen stond. Dubbele glazen deuren kwamen uit op het balkon. Aan de andere kant van de gang bevond zich een lange smalle kamer waar oom Bert sliep. Daarnaast lag een grotere kamer met grote kasten en twee bedsteden. Dit was de logeerkamer voor de kleinkinderen. Achter die kamer was nog een kleine slaapkamer voor ‘Teeke’ zoals tante Theda werd genoemd.

De voorkamer was de pronkkamer, zoals in veel statige boerderijen, en verboden terrein voor de kinderen. Ze mochten er alleen komen als er volwassenen bij waren. Hetty had de neiging om op haar tenen te gaan lopen, zo deftig vond ze deze pronkkamer. In het midden stond een grote tafel van mahonie met rondom zware stoelen die versierd waren met prachtig houtsnijwerk. Tegen de muur stond een sofa die kenmerkend was voor de negentiende eeuw; weelderig bekleed en voorzien van ietwat protserige ornamenten. Hetty durfde er niet op te zitten. Aan de muur met het kleurrijke behang vol bloemen hingen de familieportretten. Voor een van de vier met blinden gesloten ramen stond een piano. Wat de meeste indruk maakte was de grote klok met het beeld van Adam die de wereld torst, omgeven door engelen, de zon en de maan.

Sommige beelden van opa zijn haar altijd bij gebleven.

…Opa zat in de huiskamer aan zijn bureau te schrijven. Hij had een barometer en boeken en papieren om zich heen verspreid, want hij was erg knap en kon het weer voorspellen. Hij schreef in de krant en hij schreef ook boeken. Oom Bertus had de leiding over het werk op de boerderij. Tante Theda deed de huishouding. Beide waren ongetrouwd.

Al gauw werd de tafel gedekt voor het middageten. Opa zat in zijn armstoel en Oma zat op een stoel die een erg hoge en rechte rug had. Zelfs als er thee werd gedronken zaten de anderen mensen op ‘gewone’ stoelen om de tafel. Voor kinderen werd een laag voetenbankje op een stoel gezet en dat wiebelde. Boven de tafel hing de petroleumlamp met de wit porceleinen kap en drie gietijzeren krularmen. En in de hoek stond de mand voor Nellie, Oom’s hond…

‘Een machtige persoonlijkheid’

Wat Hetty zich als klein meisje nog goed herinnerde was de rol die muziek in Torum speelde. Vanuit zijn jeugd in Duitsland had opa Derk zijn smaak voor goede muziek meegebracht. Componisten als Beethoven en Brahms waren favoriet bij hem. Maar muziek maken deed je niet alleen, vond hij. Hij nodigde graag andere mensen bij hem thuis uit om samen te zingen of een instrument te bespelen. In de weinige vrije tijd die hij had leidde hij zelfs een tijd een koor in het nabijgelegen Ulrum.

Muziek werd de kinderen met paplepel ingegoten. Ze zongen duetten of kwartetten en genoten van de liederen van Schubert en Schumann.

…Een door de hele schaar jongelui uit volle borst aangeheven Duits ‘Wändervögel’-lied was niet zelden een aanleiding om eens uitbundig pret te maken…

Torum was in de uitgestrekte Westpolder een oase van cultuur en wetenschap. Overal kwam je boeken tegen, schilderijen hingen aan de muur en in alle kamers vond je wel een muziekinstrument. De schrijver Multatuli kwam er regelmatig en ook nog voor langere tijd logeren. Iedereen in  huis nam deel aan de levendige discussies over cultuur en politiek die niet zelden in een chaos van armgebaren en stemverheffing uitmonden, maar nooit in echte ruzie. En dat allemaal gestimuleerd door Derk die mensen met zijn uitgesproken en gedurfde standpunten wist te inspireren. Geen gemakkelijk man, weerbarstig soms, maar altijd boeiend.

… Een meisje van zeven jaar weet dit nog niet zo allemaal, maar zij voelt in die grootvader met zijn hangsnor en onderzoekende lichte ogen een machtige persoonlijkheid…

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei gebakken” van Kees Opmeer. Het boek is hier te koop. Ook bij de boekwinkel te bestellen of bij de museumwinkel van Landgoed Verhildersum te Leens.

Hetty Mansholt (2e van links) met haar zus Ada (geheel links) en een neef en nichtje bij Torum

Interieur van Torum