Mijn opa Jan Voerman Jr. en mijn oma Hetty Mansholt hadden ieder hun eigen ‘bewogen’ geschiedenis. Jan was als oudste zoon van kunstschilder Jan Voerman Sr. ‘verkozen’ om in zijn vaders voetsporen te treden. Hij kreeg privé lessen in zijn vaders atelier en mocht geen regulier onderwijs volgen. Pas 1912 ging hij naar de Academie der Kunsten in Amsterdam, waar hij voor het eerst op eigen benen kon staan. Hetty kwam uit het boerengeslacht Mansholt en verloor haar vader al toen ze 12 jaar was. Dit bracht het gezin in grote problemen mede omdat moeder Grietje veel depressies had. . Hetty voelde zich verlaten en was vaak somber. Ze vond maar moeilijk een eigen weg.
In het boek “Gevangen in een paradijs” gebaseerd op het familiearchief en geschreven door Kees Opmeer staat het volgende fragment over hun huwelijk.
Hetty en Jan ontmoeten elkaar en waren verliefd en lang verloofd. Ze durfden de stap naar een verbintenis niet te maken.
Op 20 april 1923 was Hetty jarig. Jan feliciteerde haar in een brief vol woorden van liefde.
…Ik kom je niets beters wensen dan om rust te hebben en te wachten en heel veel schoons te zien waar het zich geeft om te zien. O, dat ik jou heb…
Ging het wel goed met Hetty? In de woorden zit ook zorg opgesloten. Haar antwoord zei genoeg.
…Ik verlang naar je stille troost en rust. ’t Briefje van Joost (Hudig). Dat greep me zo aan. Dat troosteloze verloren zijn en zich niet terug te vinden. Dan blijft er niet anders over dan de Dood. De ‘Dood lief te hebben’ zoals Rilke predikt. Dan sta je zo absoluut voor de dood, dat je zacht glimlachend kunt genieten van het Leven…
Het zijn woorden waar ik van schrok. Voor het eerst werd me duidelijk hoe diep mijn oma in de put zat. Zelf schreef ze er openhartig over. …Mijn terugkerende depressies leerden me om te staan op de diepe grondtoon van het leven, van dood en armoede, waaruit mysterieus het Leven opbloeit…
Jan probeerde haar op te beuren met zijn verhalen. Met hem ging het beter. Hij was productief, verkocht regelmatig schilderijen, kalenders en litho’s en kreeg opdrachten. Hij schreef er enthousiast over in zijn brieven.
Het was niet genoeg voor Hetty. Wie kon haar goede raad bieden? Op 9 mei 1923 ontving Jan een briefkaart van zijn verloofde waarin ze opgewonden schreef over een gesprek dat ze met professor Révèz had gehad, iemand van Duitse afkomst die ze via haar familie kende. Het betekende een ommekeer. Deze professor had haar onomwonden gevraagd:
…‘Weshalb heiraten Sie sich nicht?’ Hij ging op de man af en dat werkte als een schok, want alle andere mensen ontweken deze vraag uit fijngevoeligheid. ‘Wenn ein Mann nach seinem 30en Jahre sein Gehalt nicht Verdient, soll er heiraten. De verantwoordelijkheid maakt hem vindingrijk en sterker. Dan zal hij vanzelf de juiste uitvindingen doen, die maken dat hij zich ontplooit en de kost verdient. Ook verdient een man getrouwd, meer als ongetrouwd’…
Het was precies wat Hetty nodig had. De woorden gingen erin als zoete koek. Volgens Hetty was de professor een man die uit een vreemd land was gekomen, zelf grote moeite had om vaste grond onder de voeten te krijgen, tussen al die vriendelijke maar gereserveerde Hollanders. Hij wist waar hij het over had.
Jan was opgelucht. Eindelijk meer duidelijkheid over hun toekomst. Ze werden gesterkt door de reacties van anderen die allang hadden gedacht dat het tijd was voor een huwelijk. Jan en Hetty begonnen plannen te maken.
Ze besloten na hun huwelijk in Amsterdam te gaan wonen. Het duurde niet lang of ze vonden een étage bij een bevriende familie. Het was vooral Hetty die zich daarvoor had ingezet. Ze maakte zich druk over hun financiële situatie. Jan verdiende best aardig, maar of het voldoende was? Ze werkte inmiddels zelf in een laboratorium in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam, maar dat was ook geen vetpot. Haar familie waarschuwde haar voor dreigende armoede. Ik moet weer denken aan de bezwaren die Ericus Verkade had tegen het huwelijk van zijn dochter met de arme schilder Voerman sr. Hetty had nog recht op een erfenis van haar grootvader. Deze zou een deel van haar zorgen kunnen wegnemen, maar tot haar schrik ging daar een derde aan successierechten vanaf. Ondanks zijn opdrachten was ook Jan niet vrij van zorgen. Ik las het terug in één van zijn brieven.
…Mijn hand beeft een beetje, omdat ik zojuist stenen geslepen heb. Ons trouwen zal niet zijn een uiteindelijk uitbarsten in feestvreugde. Vind me niet laks, ik kan niet tegelijk werken en huizen zoeken. Ik verstook ongeveer 10 H.L goede anthraciet per winter…
Groot was de blijdschap toen Hetty de huissleutel kreeg. Jan besloot alvast te verhuizen naar de Valeriusstraat 161.
Zijn laatste brief uit Vogelenzang:
…Je lieve brief wees me weer de weg naar de veilige ruimte, die in ieder mens is waar je je kunt terugtrekken.
We zullen veel doen en verder komen als we maar eenmaal bij elkaar mogen blijven. In ieder geval wordt het geen droom of liever: we zullen leren op de juiste wijze te droomen. Wat we krijgen wordt echt!!…
De zomer ging voorbij. Op Koninginnedag, 31 augustus 1923, de laatste dag van de vakantie in Hattem, gingen Jan en Hetty in ondertrouw. Ze trouwden op 6 oktober in Hattem. Twee gemankeerde mensen die steun en begrip vonden bij elkaar.
Volgens Hetty was het wel feestelijk en héél echt. Over haar huwelijk schreef ze met de haar kenmerkende filosofische inslag:
Vrijheid is vrijheid van het verleden
Vrijheid wil niet binden
Ook de geliefde is geen bezit.
Ze verwees naar een gedicht van Boutens met als titel: ‘Bezit is als een bloem zo broos’.
De aanloop naar het huwelijk was een weg vol twijfels en zorgen, maar het bleek een goede keuze te zijn. Het werd een gelukkig huwelijk dat stand hield tot de dood.
Het boek Gevangen in een paradijs is hier te bestellen. Het verhaal van de Familie Mansholt “Uit Zeeklei gebakken” is ook beschreven door Kees Opmeer en is hier te bestellen.

Hetty Mansholt en Jan Voerman Jr.

Het bruidspaar met zittend links Grietje Mansholt-Louwes en zittend rechts Anna Voerman-Verkade. Staand links Jan Voerman Sr.