Familie Zijlma, voorouders van mijn oma uit Noord-West Groningen

De relatie met de familie Zijlma loopt via Grietje Louwes, de moeder van mijn oma Hetty en echtgenote van Ubbo Mansholt. Ze was de dochter van Stefanus Louwes en Henriëtte Zijlma. Dat waren van beide kanten welgestelde boerenfamilies.

De familie Zijlma stijgt in aanzien door de ondernemingszin van Hendrik Jan Zijlma, de vader van Henriëtte. Rond 1820 begint hij als kleine boer op zijn eigen bedrijfje ten oosten van Houwerzijl. Hij is een harde werker met kennis van zaken en een ‘deftig voorkomen’. Iedereen kende hem als de man die met een hoge hoed op zijn hoofd over zijn land wandelde en met onverholen trots om zich heen keek. Hij kan het zich veroorloven om na verloop van tijd ’t Huis Ewer te kopen, een monumentale kop-hals-rompboerderij.

Ewer zelf is niet meer dan een gehucht vlakbij het dorp Zuurdijk en het Reitdiep. Het is gebouwd op een van de oudste wierden van Groningen. Uit bodemvondsten blijkt dat hier al sinds het begin van de jaartelling mensen woonden.

De naam Ewer komen we voor het eerst in de vijftiende eeuw tegen. Deze is afgeleid van de persoon ‘Iwe toe Ewer’ die een huis van steen bewoonde op de wierde. Iwe moet een steenrijk man zijn geweest. Het woord steenrijk verwijst naar mensen die zich in het verleden een huis van steen konden veroorloven. Veel meer is er niet bekend over Iwe, behalve dat hij in 1500 sneuvelde in de slag bij Warfumerzijl tegen de ‘gevreesde en wrede Saksen’ onder aanvoering van de hertog van Brunswijk.  In de rand van de torenklok van Zuurdijk staat zijn naam als tastbare herinnering vermeld.

Hendrik Jan Zijlma trouwt in 1823 met Hilje Hopma, afkomstig uit een rijke boerenfamilie die een grote boerderij in Ellerhuizertil bewoont. Op die boerderij is nog steeds een gedenksteen te zien met alle namen van de kinderen die er geboren werden en met de tekst:

De veeteelt is onze bezigheid

Naast ’t eerlijk akkerploegen

Weldoen gepaard met matigheid

Geeft rust en vergenoegen

Het huwelijk van Hendrik Jan en Hilje

De huwelijksplechtigheid van Hendrik Jan Zijlma en Hilje Hopma is in stijl met veel uiterlijk vertoon. Hetty beschikte over de bruidsjurk van Hilje die ze in latere jaren schenkt aan de Borg Verhildersum. Nog steeds is deze te bewonderen in Museum Landgoed Verhildersum.

Hetty omschreef de jurk als volgt:

…gemaakt van bedrukte katoen, mosterdgeel, bezaaid met rode bloempjes, zoals de bloeiende weiden rondom haar huis. Zoals de empire-mode het wilde was vanaf de zeer hoge taille het rugpand van rok en jak wijd gerimpeld aan het korte lijfje met de open hals. Van onder de bolle kopmouwtjes kwamen lange mouwen, die in mitaines eindigend bij de vingers. Zij schijnt geen wit schort te hebben gedragen, maar een zwart met kant en een lila doekje om de hals. Vond haar schoonmoeder haar te stads en wuft zonder schort en batisten inzetje? Maar een warme cashmire sjaal moet onmisbaar geweest zijn om door de bruidegom om haar schouders te worden geslagen, op de lange reis naar haar eigen nieuwe huis het ‘Gansehuis.’

Het paar vestigt zich in het “Gansehuis” vlakbij Huize Ewer. In 1823 wordt deze boerderij op orde gemaakt om de nieuwe boerin te ontvangen. In maart worden nieuwe knechten en meiden ingehuurd. Het volgende jaar wordt zoon Jan geboren, Henriëtte volgt in 1828.

Hilje Hopma was een vooruitziende moeder die ervoor had gezorgd dat Henriëtte goed onderwijs kreeg. In de Franse tijd had ze zelf verplichte Franse lessen gevolgd op school en misschien daarom had ze haar dochter Henriëtte een Franse naam gegeven. Hetty Mansholt is weer naar haar vernoemd.

 Geuchien is een nakomertje en wordt in 1842 geboren. Er is in die tijd behoefte aan geboortebeperking, omdat er minder kinderen nodig zijn in het boerenbedrijf en omdat er minder kinderen sterven. De Groningse boer, die zijn vrouw ‘in ere houdt’ door haar niet jaarlijks een kind te geven, is een bekend begrip. De verburgerlijking van de boerenfamilies zorgt zelfs voor meer preutsheid. Dat komt vooral omdat veel boerendochters na de lagere school nog de kostschool bezoeken of gaan ‘jufferen’ in de grote stad. Ze leren daar nieuwe gebruiken en omgangsvormen. Ze gaan zich beter kleden en de aandacht voor hygiëne neemt toe.

Geuchien

Hendrik Jan boert goed. Ze kunnen het zich veroorloven om in 1844 Ewer grondig te verbouwen. Er worden veel  kinderen geboren, maar een aantal sterft al op jonge leeftijd. De kinderen die later nog een belangrijke gaan spelen zijn Jan, Henriëtte en nakomertje Geughien.

Oudste zoon Jan neemt het boerenbedrijf van zijn vader over. De jonge Geughien is daardoor gedwongen zijn eigen weg te gaan, maar doet dat met verve. Hij vertrekt naar de net drooggelegde Westpolder en laat daar in 1875 de boerderij ’Nieuw Zeeburg’ bouwen.

Vanuit zijn  maatschappelijke betrokkenheid wordt hij, net als veel andere herenboeren, politiek actief. Hij had geen socialistische opvattingen als Derk, maar behoorde wel tot de vooruitstrevende liberalen. Van gemeenteraadslid werkte hij zich op tot gedeputeerde. Vanuit zijn district Zuidhorn werd hij vervolgens gekozen tot lid van de Tweede Kamer, waarin hij van 1892 tot 1909 zitting had. Daarna was hij nog eens vijf jaar lang lid van de Eerste Kamer. Als woordvoerder voor landbouw en waterstaat was zijn invloed groot.

In zijn privéleven kreeg hij de nodige tegenslagen te verwerken. Zijn vrouw Ijte, Dijkhuis, dochter van Willem Lammerts, overleed al op jonge leeftijd na de bevalling van haar eerste kind. Het was een zware slag voor Geuchien. Zijn leven lang bewaarde hij een haarlok van haar in een flesje.

Een aantal jaren later hertrouwde hij met Hillegonda Zuidema. Eén van de dochters uit dit huwelijk, Hilda, trouwde met Thedoor Mansholt een zoon van Derk. 

Geughien Zijlma en zijn eerste vrouw Itje Dijkhuis

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken” van Kees Opmeer, over de families Mansholt, Louwes, Dijkhuis en Zijlma. Het boek is hier te bestellen. Ook te verkrijgen bij Landgoed Verhildersum te Leens

Verkadealbum “Langs de Zuiderzee” 110 jaar oud

Deze maand is het 110 jaar geleden dat het Verkadealbum “Langs de Zuiderzee” uitkwam. Op dat moment het 9e album in de serie. Zelfs het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon dit niet verhinderen. Ook in die tijd waren er plannen om de Zuiderzee af te sluiten. Verkade en Thijsse waren hiervan op de hoogte, zoals blijkt uit de inleiding van Thijsse in het album.

…Ga nu de Zuiderzee zien, eer het te laat is. Want lang zal ’t niet meer duren of groene polders vervangen de kabbelende golfjes. Hoe dat in zijn werk zaal gaan, en wat dat te beduiden heeft, vertelt een man van zaken in een afzonderlijk hoofdstukje…

Later schreef hij:

…’t Is toch al jammer genoeg, dat de zee hier later moet verdwijnen, maar daar is niets aan te doen en van die droogmaking verwachten we toch ook weer een boel goede dingen, maar we raken er heel wat moois door kwijt, bewaar dus dit album voor uw achterkleinkinderen…

Mijn opa, Jan Voerman Jr., komt in de tijd net terug uit Amsterdam waar hij lessen heeft gevolg aan de Akademie der Kunsten. Het was voor hem, na zijn beschermde jeugd bij zijn ouders in Hattem,  een openbaring om in de grote stad te zijn. Hij had Van Gogh gezien in het Rijksmuseum en het werk van Breitner. En hij wandelde uren door de stad op zoek naar kunsthandelaren. Voor het album de Zuiderzee mag hij 24 plaatjes maken daarvoor reist hij naar de kust van Friesland en Overijssel. Tacozijl, Lemmer, Blokzijl, Kuinre. Allemaal plaatsen die niet lang meer ‘aan zee’ zouden liggen.

Verkadeplaatje “Blokzijl” van Jan Voerman Jr.

Artikel uit november 1914 bij het verschijnen van het album