In 1889 vroeg vervener ‘Oude’ Jan Rahder (1834-1889) zijn één jaar jongere broer Herbert de wereldtentoonstelling in Parijs te bezoeken met als doel te onderzoeken of de exportmogelijkheden van turf konden worden vergroot. Hij wilde daarmee de goede resultaten van het bedrijf zoveel mogelijk continueren, tegen de stroom van sombere verwachtingen in. Wat meespeelde wat dat Herbert als jongeman in de zomer van 1862 al eerder een zakelijk en succesvol bezoek aan de wereldstad Parijs gebracht, in het kielzog van zijn vader, zoals we eerder hebben kunnen lezen. Hij kende Parijs goed, voelde zich daar thuis en sprak de taal.
De wereldtentoonstelling van 1889 was een groot succes. De Eiffeltoren werd gebouwd om deze tentoonstelling extra cachet te geven en dat lukte. De aandacht uit binnen-en buitenland was overweldigend. Meer dan 30 miljoen mensen bezochten Parijs. Het was ook de tentoonstelling waarop Gerard Heineken furore maakte met zijn bier, zoals we kunnen lezen in het boek ‘Gerard Heineken, de man, de stad en het bier’ van Annejet van der Zijl. In een recent reclamespotje van Heineken is dat succes tijdens de wereldtentoonstelling nog eens nadrukkelijk uitgemeten. Minder bekend is dat de Radhers misschien wel net zo veel indruk maakten met de turfproducten van hun bedrijf. Grote kans trouwens dat Herbert en Gerard Heineken elkaar daar hebben ontmoet en ervaringen hebben uitgewisseld.
Herbert demonstreerde met veel flair de machinale turf, de ‘tourbes machinales’ van ‘Maison Rahder’. Zo’n demonstratie was hem op het lijf geschreven. Hij presenteerde zich als wereldburger met kennis van zaken en met zijn aanstekelijke charme en dat ook nog in vloeiend Frans. Hij had ook brochures meegenomen waarop de machinale turf in het Frans werd aangeprezen, met als kop: Fabriquees dans la tourbière Hollandaise province de Drenthe.
Herbert hield van Parijs. In 1900 bezocht hij de wereldtentoonstelling opnieuw, maar nu in de eerste plaats als toerist. Hij was nog wel aandeelhouder, maar bemoeide zich niet meer zo intensief met het familiebedrijf. De leiding was sinds twee jaar in handen van zijn broer Jonge Jan, na het overlijden van Oude Jan. Herbert werd tijdens zijn bezoek vergezeld door zijn jongere en geleerde broer Lydius en zijn zwager Johannes Zeeman uit Amsterdam die inmiddels was gepensioneerd.
Herbert heeft een verslag van hun reis naar Parijs gemaakt dat bewaard is gebleven. In het gedetailleerde verslag lezen we hoe de reis van Herbert begon. Hij fietste in gezelschap van zijn broer Jonge Jan van zijn woonplaats Nieuweroord naar Hoogeveen waar ze afscheid van elkaar namen. Daar stapte hij op de trein naar Rotterdam om via een stop in Brussel in Parijs aan te komen. Onderweg voegden Johannes Zeeman en Lydius zich bij hem.
Het verslag liet zien hoe ze genoten van hun bezoek aan deze wereldstad. Ze verbleven in het grand Hotel de Malte en hadden zichzelf een druk programma opgelegd. Uitgebreid vertelden ze over hun dagelijkse uitstapjes. Ze vermaakten zich in een Schweitzer Bierhalle met ‘dames bediening’. Ze bezochten de Place des Victoires, waar Zeeman absinth en wij madeira gebruikten. Ze gingen naar de schouwburg, het Louvre, het graf van Napoleon, Fontainebleau en natuurlijk de Eiffeltoren, blikvanger en symbool van de wereldtentoonstelling. Ze dronken goede wijn op de terrasjes in het centrum en deden inkopen aan de roemruchte Boulevard Haussmann. De vele jeneverbesstruiken in het Forêt de l’Empereur, net buiten Parijs, deden Herbert denken aan zijn geliefde provincie Drenthe. Een bijzondere en nieuwe ervaring was de file waarin ze met hun rijtuig hebben gestaan. Uren achtereen stonden ze stil in een rij van meer dan honderd rijtuigen. In Drenthe hadden ze zoiets nog nooit meegemaakt.
Vanzelfsprekend bezochten ze ook de wereldtentoonstelling waar veel paviljoens nog in gereedheid moesten worden gebracht. Grote schrik kregen ze toen ze hoorden dat op het tentoonstellingsterrein een vreselijk ongeluk had plaatsgevonden. Door het instorten van een houten loopbrug waren 9 mensen omgekomen. Het stond in alle kranten. Vandaar dat wij ons haastten de onzen gerust te stellen.
De reis begon op zaterdag 21 april 1900 en eindigde op woensdag 2 mei. Herbert besloot zijn verslag met de volgende woorden: Deze reis, die vol aangename verrassingen onder de gunstigste omstandigheden plaats had, zal een blijvende herinnering bij ons achter laten. Lydius dikteerde en Zeeman en ik schreven onze memoires.
Een nieuwe eeuw was begonnen, met Jonge Jan aan het roer. Maar de hoogtijdagen van de turf waren voorgoed voorbij. Jonge Jan probeerde er het beste van te maken, met alle hoogte- en dieptepunten die daar bij horen. De vraag was hoe lang het familiebedrijf nog stand kon houden.
Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden” geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te koop.

De wereldtentoonstelling in Parijs

Herbert Rahder (1835-1912)

Lydius Rahder (1855-1916)

