Briefwisselingen tussen leden van de Rahder familie in de 19e eeuw:

Coen Rahder (1812-1872), grondlegger van de NV Rahder Machinale turf, had met zijn vrouw Willemina, Petronella, Cornelia van Voorthuijsen (1813-1887) achttien kinderen. Jan de oude (1834-1889) was de oudste, Jan de jonge (1958-1921 mijn overgrootvader) de jongste. Herbert (1835-1912) was zijn tweede zoon en Lydius (1855-1916) de tiende. Er zijn veel brieven tussen al deze kinderen (en hun moeder) bewaard gebleven.

In een brief aan Herbert, gedateerd 17 november 1882 feliciteerde Lydius zijn broer met zijn verjaardag. Lydius was reislistig en onderweg naar Indië waar hij advocaat procureur was in Soerabaja.

Voor alles wensch ik je hartelijk geluk met je verjaardag en hoop dat je dien dag met allen die je dierbaar zijn nog dikwijls zult beleven.

Lydius verhaalde in dezelfde brief over zijn reis, via het pas geopende Suezkanaal.

…zondag vertrok ik van Marseille onder het mooiste weer dat men zich denken kan en was reeds den volgende dag ’s nachts om half twaalf te Napels. De aankomst daar was prachtig mooi. De stad die geheel tegen de bergenop ligt met hare duizenden lichten en geheel beschenen door de maan, was wel het verblijven waard… In Port Said lagen we een uur of 8 stil, daar er kolen ingenomen worden. Ik verlang om iets van dat Egypteland te zien…Wat hebben we prettige dagen te Amsterdam gehad beste H. en niet minder in Hoogeveen…

Herbert heeft ook een verslag gemaakt van een reis naar Parijs, dat bewaard is gebleven. In het gedetailleerde verslag lezen we hoe de reis van Herbert begon. Hij fietste in gezelschap van zijn broer Jonge Jan van zijn woonplaats Nieuweroord naar Hoogeveen waar ze afscheid van elkaar namen. Daar stapte hij op de trein naar Rotterdam om via een stop in Brussel in Parijs aan te komen. Onderweg voegden Johannes Zeeman en Lydius zich bij hem.

Het verslag liet zien hoe ze genoten van hun bezoek aan deze wereldstad. Ze verbleven in het grand Hotel de Malte en hadden zichzelf een druk programma opgelegd. Uitgebreid vertelden ze over hun dagelijkse uitstapjes. Ze vermaakten zich in een Schweitzer Bierhalle met ‘dames bediening’. Ze bezochten de Place des Victoires, waar Zeeman absinth en wij madeira gebruikten. Ze gingen naar de schouwburg, het Louvre, het graf van Napoleon, Fontainebleau en natuurlijk de Eiffeltoren, blikvanger en symbool van de wereldtentoonstelling. Ze dronken goede wijn op de terrasjes in het centrum en deden inkopen aan de roemruchte Boulevard Haussmann. De vele jeneverbesstruiken in het Forêt de l’Empereur, net buiten Parijs, deden Herbert denken aan zijn geliefde provincie Drenthe. Een bijzondere en nieuwe ervaring was de file waarin ze met hun rijtuig hebben gestaan. Uren achtereen stonden ze stil in een rij van meer dan honderd rijtuigen. In Drenthe hadden ze zoiets nog nooit meegemaakt.

Vanzelfsprekend bezochten ze ook de wereldtentoonstelling waar veel paviljoens nog in gereedheid moesten worden gebracht. Grote schrik kregen ze toen ze hoorden dat op het tentoonstellingsterrein een vreselijk ongeluk had plaatsgevonden. Door het instorten van een houten loopbrug waren 9 mensen omgekomen. Het stond in alle kranten. Vandaar dat wij ons haastten de onzen gerust te stellen.

De reis begon op zaterdag 21 april eindigde op woensdag 2 mei. Herbert besloot zijn verslag met de volgende woorden: Deze reis, die vol aangename verrassingen onder de gunstigste omstandigheden plaats had, zal een blijvende herinnering bij ons achter laten. Lydius dicteerde en Zeeman en ik schreven onze memoires.

Lees hier meer over de reis van de Rahders naar Parijs.

Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden” van schrijver Kees Opmeer. Het boek is hier nog te koop.

Het grote gezin Rahder circa 1885. Coen Rahder was toen al overleden alsook een aantal kinderen.

De banden tussen Derk Roelfs Mansholt (1824-1921) en Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919)

‘Us Ferlosser’

Maar Multatuli was niet de enige die Derk inspireerde. In 1879 leerde hij de eerder genoemde Ferdinand Domela Nieuwenhuis kennen, voorman van de Sociaal-Democratische Bond, de eerste socialistische partij van ons land. Dat jaar was een keerpunt in het leven van Domela Nieuwenhuis. Hij richtte samen met een paar geestverwanten het blad ‘Recht voor Allen’ op, waarop de sociëteit in Meeden zich door een handigheidje van Derk had geabonneerd. Het jaar van hun kennismaking was het jaar waarin Domela Nieuwenhuis niet langer predikant wilde zijn. Hij was het bijna tien jaar geweest, begonnen in Harlingen, maar hij kon het niet langer verenigen met al het onrecht dat hij om zich heen zag. Maar het was niet alleen dat. In zijn persoonlijk leven had hij veel verdriet ondervonden, zoals het vroegtijdig overlijden van meerdere echtgenoten. Hij is vier keer getrouwd geweest. Hierdoor kon hij niet langer geloven dat er een God van liefde bestond.

Domela Nieuwenhuis hield niet op met prediken; niet langer over God, maar nu over het geloof in een betere samenleving. In zijn thuisbasis Friesland en in Groningen trok hij van dorp naar dorp en van stad naar stad om zijn geloof te verkondigen. Later breidde hij zijn werkgebied tot de rest van het land uit. Hij was meer spreker dan schrijver, geen wonder met een achtergrond als predikant. Door zijn gloedvolle, inspirerende, verhalen, zijn religieuze achtergrond en zijn markante kop met woeste baard en lange haren, lag een vergelijking met Jezus voor de hand. In Friesland werd hij liefkozend door de arbeiders ‘Us Ferlosser,’ genoemd. Het was een eretitel die later alleen Johan Cruyff nog ten deel viel, maar dat was om een geheel andere reden.

In de loop der tijd radicaliseerde hij steeds verder. In 1887 werd hij zelfs veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan majesteitschennis. Domela Nieuwenhuis werd anarchist.

Schrijven en lezen

Derk voelde zich zo aangesproken door zijn denkbeelden en charisma dat hij in 1888 in het Noorden campagne voor hem ging voeren. Het leidde tot een innige vriendschap tussen de herenboer en de gesjeesde dominee.

Derk leerde ook andere mensen rond Domela Nieuwenhuis kennen, zoals de journalist Joan Nieuwenhuis, voor zover bekend geen familie van Ferdinand. Joan Nieuwenhuis stond aan de wieg van de Hazewinkel Pers en het Nieuwsblad van het Noorden. Hij, die zichzelf ook tevergeefs kandidaat had gesteld voor de Tweede Kamer, drukte en publiceerde een vurig artikel van Derk met als titel Aan de Nederlandse boerenarbeiders. Dezelfde Nieuwenhuis gaf het Groninger Weekblad uit, een landelijk weekblad met een signatuur die Derk op het lijf geschreven was. Derk ging zelf ook stukken schrijven voor dit blad. Toen het Groninger Weekblad in de schulden raakte, sprong hij bij.

Het moet zo rond 1878 zijn geweest dat Derk Das Kapital van Marx ging lezen. Avond na avond zat hij over dit boek van ruim achthonderd pagina’s gebogen, af en toe stoppend om een aantekening te maken. Naast de vriendschap met Multatuli en Domela Nieuwenhuis heeft dit boek grote invloed op zijn denkbeelden gehad. Met zijn Duitse achtergrond kon hij het boek in de oorspronkelijke taal lezen. Dat hielp hem om de vaak complexe teksten goed te begrijpen. Zijn enthousiasme was zo groot dat hij een toegankelijke samenvatting wilde maken voor de Nederlandse lezers. Na een aantal pogingen gaf hij het op. Het lukt hem niet om de diepgravende theorieën in verkorte vorm duidelijk te maken.

Van scheurtjes tot breuk

Door zijn koppigheid lagen conflicten voortdurend op de loer. Het zou leiden tot een breuk met Domela Nieuwenhuis. Het eerste scheurtje zien we als Derk zich sterk maakt voor de verkiezingscampagne van Joan Nieuwenhuis in Friesland en Groningen. Deze campagne is niet echt een succes. De kroegen en zaaltjes blijven leeg als Nieuwenhuis daar komt spreken. Volgens Domela Nieuwenhuis is dat voor een deel de schuld van Derk. In al zijn wijsheid had hij bedacht om entreegeld te heffen van vijftig cent. Het was bedoeld om verkeerd volk, dat alleen maar geïnteresseerd was in roken en drinken, buiten de deur te houden. Net als Multatuli haatte Derk dat soort bijeenkomsten.

Een paar jaar later, in 1891 leidden de scheurtjes tot een definitieve breuk. In het blad ‘Recht voor Allen’ viel een geloofsgenoot van Domela Nieuwenhuis Derk aan op het feit dat hij grootgrondbezitter was en baas van flink wat landarbeiders. Aan zijn integriteit als socialist werd openlijk getwijfeld. Een rijke herenboer die pleitte voor herverdeling van bezit. Waarom had hij het goede voorbeeld dan niet gegeven? Was hij wel oprecht in zijn standpunten?

Dat hij in 1889 medeoprichter en bestuurslid was geworden van de Nederlandse Bond voor Landnationalisatie telde blijkbaar niet mee. Artikel 1 van het statuut zegt alles: De grond moet eigendom van de staat of de gemeente worden en de huidige eigenaren moeten schadeloos worden gesteld.

Het artikel in ‘Recht voor Allen’ leidde tot giftige ingezonden stukken. Die Mansholt was niet te vertrouwen. Hij zorgde slecht voor zijn medewerkers. Hij betaalde ze te weinig. De ene ingezonden brief werd overtroffen door de andere. De ene beschuldiging stapelde zich op de andere, gevoed door vooroordelen en valse emoties. Het nieuws verspreidde zich zo snel als tegenwoordig nieuws op sociale media zich verspreidt. Arme Derk, het klopte volgens hem van geen kanten, maar herenboer en socialist kon in de ogen van velen niet samengaan. Ferdinand Domela Nieuwenhuis liet hem vallen.

Maar toch. Zat er niet een kern van waarheid in? Voor onderbetaling was geen bewijs, maar vrijgevig en ruimhartig was hij ook niet voor zijn arbeiders. Het was bekend dat zijn broer Jochum zijn medewerkers beter betaalde.

‘Mijn zelfverdediging’

Derk had veel vijanden, onverzettelijk als hij was in zijn opvattingen. Dat speelde ongetwijfeld mee op de achtergrond van deze vuilspuiterij. Hij nam steeds meer afstand van de scherper wordende standpunten van Domela Nieuwenhuis. Het socialisme ontwikkelde zich in een richting waar Derk niet achter kon staan. Hij was een man die, ondanks zijn opvliegende karakter, meer heil zag in overleg en geleidelijke veranderingen. Dat stak hij ook niet onder stoelen of banken.

Hij schreef een artikel met als titel Mijn zelfverdediging waarin hij alle beschuldigingen ontkrachtte met feiten en voorbeelden. Het werd een verklaring, in de vorm van een brochure,  van maar liefst 48 bladzijden. Maar andersgelovigen kun je moeilijk overtuigen. Teleurgesteld moest hij constateren dat het allemaal niet veel uitmaakte. Derk kreeg genoeg van de politieke strijd, het behalen van het eigen gelijk en het gekonkel.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken” over de geschiedenis van de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis). Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Derk Roelfs Mansholt