Verhalen over de familie Rahder van mijn tante Liesje (1933)

Ik schreef tante Liesje een ouderwetse brief. Ze is niet zo van het mailen en ik ben niet zo van het bellen. In mijn brief legde ik uit waarom ik haar wilde spreken. Een paar dagen belde ze me enthousiast op. Ik was van harte welkom in haar woonplaats Leiden.

Tante Liesje (Elisabeth) is een jongere zus van mijn moeder en inmiddels al een eind in de tachtig, maar nog vitaal en helder van geest. De andere zus van mijn moeder, Mieneke, was de jongste en overleed in 1979 toen ze 60 jaar was. Tante Liesje is, zoals eerder genoemd, getrouwd met Lammert Leertouwer, voormalig hoogleraar Theologie en van 1991 tot 1997 Rector Magnificus van de Universiteit Leiden. In 1993 mocht hij Willem-Alexander persoonlijk zijn bul uitreiken, een plechtigheid waar hij nog steeds trots op is.

Vanaf het station in Leiden is het maar een paar minuten lopen naar de statige Rijnsburgerweg met aan weerszijden de hoge, oude herenhuizen. Oom Lammert kon lopend naar de universiteit, bedacht ik me toen ik aanbelde.

Het was leuk om tante Liesje en oom Lammert weer te zien. Ik kom er niet vaak, maar als ik er ben voel ik me onmiddellijk op mijn gemak. Het gesprek kwam snel op gang. Liesje vertelde en Lammert vulde aan.

‘Mijn vader werd door de veenarbeiders en turfschippers met “meneer” aangesproken,’ zei ze. ‘Dat was bijzonder. Meestal werden mensen met aanzien alleen bij de achternaam aangesproken. Het gaf aan hoezeer hij werd gerespecteerd. Iemand vroeg hem eens: “Bent u soms van adel?” Dat kwam niet door zijn uiterlijk. Hij droeg altijd eenvoudige kleding. Het was vooral zijn uitstraling en de manier waarop hij sprak.’

Kort na hun huwelijk in 1928 lieten Jaap Rahder en zijn vrouw Femmie Uiterwijk het huis ‘De Tippe’ in Nieuw-Amsterdam bouwen, met kantoor aan huis. ‘De Tippe’ is Drents voor hoek of punt, genoemd naar het opvallende puntdak van het huis. Tot die tijd reed Jaap op de motor vanuit Huize Blokland in Noordscheschut, zijn toenmalige, ouderlijke woonplaats, naar het veen rond Nieuw-Amsterdam. Liesje herinnerde zich het verhaal dat haar vader onderweg een keer een varken aanreed dat onverwacht de weg overstak. Voor beiden liep het goed af. Ze moet er nog steeds om lachen.

Jaap en Femmie leerden elkaar kennen in de trein naar Meppel. Hij was op weg naar de HBS en zij naar de kweekschool. Wat tante Liesje nog steeds moeilijk vindt is dat haar moeder aanvankelijk niet werd geaccepteerd door de ouders van Jaap. Het huwelijk met Femmie was duidelijk beneden de stand van de familie, vond haar schoonmoeder, Jentje Rahder-Thomas. Vernederend was bijvoorbeeld dat Jentje er op stond de inrichting van ‘De Tippe’ te betalen. Femmie kon zich dat toch niet veroorloven als dochter van eenvoudige komaf. Ze mocht zich daarom ook niet te veel met de aanschaf van de meubels en de aankleding van het huis bemoeien. Later gingen de scherpe kantjes eraf toen ze Femmie beter leerde kennen en ontdekte hoe belangrijk ze was voor haar zoon.

Voor het eerst hoorde ik nu ook de precieze toedracht van het bedrijfsongeval dat hem op tweeëndertig jarige leeftijd overkwam. Het gebeurde met een turfmachine, een voor die tijd moderne machine met een groot ronddraaiend schoepenrad waaraan bakjes waren bevestigd. Deze machine schepte de turf uit het veld en maakte er pakjes van die vervolgens werden opgestapeld. Op een gegeven moment raakte de machine verstopt, omdat er een stobbe in terecht was gekomen, een stuk hout of boomwortel. Jaap probeerde de stobbe met zijn laars tussen de tandraderen weg te trappen, maar op dat moment kwam de machine weer ratelend op gang. Zijn been kwam bekneld te zitten en hij raakte zwaar gewond. Jaap werd met spoed naar het Bethesdaziekenhuis in Hoogeveen gebracht, dat toen nog aan de Hoogeveensche Vaart was gevestigd. De dienstdoende chirurg kon maar één diagnose stellen: het onderbeen was er zo slecht aan toe dat het moest worden geamputeerd. Femmie nam er geen genoegen mee. Ze wilde een second opinion. Zonder aarzelen belde ze naar professor Van Gulik in het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Wonder boven wonder kreeg ze hem persoonlijk aan de lijn. Ze was zo overtuigend dat professor Van Gulik meteen in de trein stapte en naar Hoogeveen afreisde. Helaas, hij kon de diagnose alleen maar bevestigen. Het been moest onder de knie worden afgezet. Jaap kreeg een kunstbeen.

‘Het kunstbeen lag ’s avonds naast zijn bed,’ weet Liesje  nog. ‘Als het ’s nachts onweerde, moesten we ons aankleden en in de woonkamer gaan zitten. Door zijn kunstbeen was er anders niet genoeg tijd om het huis te ontvluchten.’

Deze handicap heeft hem de rest van zijn leven dwarsgezeten. Hij leed daar meer onder dan onder zijn zwakke hart. ‘Aan zijn hart kon hij niets doen,’ zegt tante Liesje. ‘Dat was een fout van de natuur en kon hij accepteren. Het ongeluk met zijn been was zijn eigen schuld. Daar kon hij moeilijk mee overweg.’

Eigenlijk leefde mijn opa in twee werelden, realiseerde ik me gaandeweg het gesprek met Liesje en Lammert. Aan de ene kant zie ik de baas in het veen voor me die samen met zijn voorman Schluterals een soort vaderfiguur zorgde voor zijn arbeiders; streng maar rechtvaardig en vooral betrokken. Zo was er die veenbrand, de nachtmerrie van elke vervener. Moeilijk te bestrijden, omdat het vuur van een veenbrand ondergronds voortwoekert. Iedereen kwam helpen; dorpsbewoners, veenarbeiders, vrouwen, kinderen en ook opa Jaap met zijn kunstbeen. Zij aan zij sloegen ze met takken op het brandende veen. Dit was de manier om het vuur te bestrijden. Op zo’n moment bestond er geen standsverschil.

Aan de andere kant zie ik de notabele, de man van ‘adel’, voor me die actief was in allerlei besturen en commissies waarvoor hij regelmatig naar de grote stad reisde. Wat tante Liesje nog wist was dat hij zitting had in het bestuur van het waterschap, lid was van verschillende provinciale commissies en actief was in de vereniging van verveners. ‘Mijn vader was ook nauw betrokken bij onze school,’ vertelde tante Liesje. ‘Hij was voorzitter van de oudercommissie en in december kwam hij verkleed als sinterklaas op school. Dat was voor ons een goed bewaard geheim, totdat een meisje uit mijn klas riep: “Jouw vader is Sinterklaas.” Ik reageerde verontwaardigd. “Nietwaar! Hoe kom je daarbij?” Ze keek me triomfantelijk aan. “Kijk dan naar zijn been.”

Liesje, Jentje, Moeder Fem en Mieneke Rahder

Sicco Mansholt, man van het verzet

Dirk Mansholt, de oudste broer van Sicco, was in 1931 een van de eerste boeren die in de polder van de Wieringermeer een landbouwbedrijf startte. Vader Bert Mansholt zorgde ervoor dat Sicco er ook aan de slag kon. Sicco had er wel oren naar. Een nieuwe start middenin de crisistijd van 1937. Hij was pas getrouwd met Henny Postel en een nieuw avontuur als pionier in een nieuwe polder, lonkte.  Over het liefdespaar Sicco en Henny moet gezegd worden dat er wel wat koppelwerk aan te pas was gekomen. Theda, tante van Sicco, kende Henny goed. Ze had haar opgeleid tot huishoudlerares. Daarna was Henny een tijd lang huishoudster geweest op ‘Torum’, de familieboerderij van de Mansholten die ze in 1922 na het overlijden van opa Derk moesten verkopen. Een goede boer had een vrouw naast zich nodig dus een beetje hulp in de liefde kon geen kwaad.

Nog geen twee jaar werkte Sicco mee op de boerderij van zijn broer Dirk. Toen kreeg hij de kans zijn eigen bedrijf te starten, onder de naam Fletum, een eerbetoon aan Jochum, de broer van zijn opa.Het was hard werken om op die nieuwe gronden een bestaan als boer op te bouwen.

De Tweede Wereldoorlog maakte alles anders. Sicco’s rechtvaardigheidsgevoel en zijn afkeer van geweld lieten hem geen keus. Voor hem was het vanzelfsprekend dat hij een rol in het verzet ging spelen.

Het begon met zijn deelname aan geheime besprekingen met gelijkgestemden over de vuist die ze tegenover de gehate bezetter konden maken. Wat konden de politieke partijen en maatschappelijke organisaties doen om de Duitsers tegen te werken? In de loop van de oorlogsjaren, toen de onderdrukking toe nam, Joden werden weggevoerd en de bevolking meer en meer begon te lijden, raakte Sicco nauwer bij het verzet betrokken. Zijn boerderij Fletum werd een centrum van illegale activiteiten. Hij steunde de ondergrondse organisatie Natura die het verzet in de grote steden in het westen van ons land van voedsel voorzag. Toen de voedselvoorziening in de laatste koude oorlogswinter rampzalig werd, wierp hij zich op als een van de leiders van de illegale voedselvoorziening. Ook Ubbo en Jan Voerman, de tweelingzonen van Sicco’s nicht Hetty Voerman-Mansholt, zijn in de hongerwinter, vanuit hun huis in Blaricum, naar de polder gefietst om bij Sicco en Henny voedsel te halen.

Hij was niet bang, voor niemand.

Met veel bluf

Onderduikers vonden een schuilplaats in zijn boerderij. Vaak was het een tussenstation op weg naar een andere plek. Het risico was er niet minder groot door. In totaal hebben veertien mensen op verschillende tijden in Fletum onderdak gevonden. Vooral Henny had het er druk mee, naast de zorg voor de kinderen en het huishouden.

Nog gevaarlijker waren de wapendroppings rond zijn boerderij. ’s Nachts vlogen geallieerde vliegtuigen laag over en lieten aan parachutes de goed verpakte wapens naar beneden vallen. Praktisch als ze was en gedwongen door de armoedige omstandigheden maakte Henny kledingstukken van de parachutes voor zichzelf en de kinderen.

Sicco bemoeide zich met het transport van de wapens naar de verschillende verzetsgroepen. Hij leidde de besprekingen hierover met de contactpersonen in zijn boerderij. Op een avond dreigde het helemaal mis te gaan. Buiten klonk het geronk van militaire voertuigen. Portieren werden dichtgeslagen. Er werden bevelen geschreeuwd. Toen een paar tellen later op de deur werd gebonsd keken ze elkaar in de huiskamer met witte gezichten aan. Tijd om te ontsnappen was er niet meer.

Sicco knikte ogenschijnlijk rustig naar Henny die vervolgens opendeed. Leden van de Sicherheitsdienst stampten met veel machtsvertoon naar binnen. Maar Sicco liet zich niet overdonderen. Hij richtte zich op in zijn volle lengte om zijn autoriteit te tonen. Met veel bluf en een woedende uitdrukking op zijn gezicht richtte hij in vloeiend Duits het woord tot de officier die de leiding had. …Dit is een werkgroep van het Rode Kruis. Wij beraden ons over een voedseltransport naar de hongerende steden…

Het werkte. De leider, zichtbaar onder de indruk, maakte een lichte buiging en excuseerde zich voor het ongemak vanwege het zomaar binnenstormen. Toen de leden van de Sicherheitsdienst waren vertrokken, realiseerden de verzetsmensen zich pas dat ze zelfs niet naar hun papieren hadden gevraagd.

Op de korrel

Het kon niet goed blijven gaan. Aan het eind van de oorlog hield Sicco zich bijna alleen nog maar met verzetsactiviteiten bezig. Hij was vaak van huis, niet alleen voor geheime besprekingen, maar ook omdat het op zijn boerderij voor hem steeds gevaarlijker werd.

De Duitsers hadden hem op de korrel. In januari 1945 vond de Duitse Feldgendarmerie lege kratten bij zijn boerderij die onmiskenbaar voor wapendroppings waren gebruikt. Sicco werd op tijd gewaarschuwd, maar duidelijk was dat hij niet meer terug kon keren naar zijn boerderij. De laatste maanden van de oorlog was hij gedwongen permanent onder te duiken bij een familie in Schagen. Hij zag zijn vrouw en kinderen pas na de bevrijding terug.

Uit een brief aan zijn moeder Wabien:

…Henny is drie uren verhoord, maar ze hebben niet veel ontdekt. ‘k Was al gedurende een week of zes ’s nachts niet thuis, maar overdag moest ik het er maar op wagen. Er was veel te doen. Ze kwamen met z’n elven om halfzeven ’s morgens. Maar toen was ik er nog net niet. Gisteren was de Grüne uit Medemblik er. Dat waren bruten. Veel gestolen en o.a. alle bessensapflessen kapot geslagen, woedend dat het geen wijn was! Enfin, als ’t erger niet is…

De volgende tegenslag was het onder water zetten van de polder. Vlak voor de bevrijding, op zeventien april, plaatsten Duitse soldaten explosieven in de dijk rond de polder van de Wieringermeer. Het was een ultieme poging om de opmars van de geallieerde troepen tegen te houden. De strategische waarde hiervan was klein. Het leek eerder een wraakoefening gericht op het verzet in deze streek. Hoe dan ook, veel boerderijen raakten zwaar beschadigd door het water waaronder de boerderij van Sicco. Een aantal mensen is hierbij verdronken, om van het vee maar niet te spreken.

Nadat de Duitsers kort daarvoor weer een bezoek aan de boerderij hadden gebracht dat met geweld en zware bedreigingen gepaard ging had Henny, die hoogzwanger was, geen keus meer. Zij en de kinderen moesten onmiddellijk onderduiken. Met hulp van het verzet vond ze onderdak bij een bevriende boer in de buurt waar dochter Theda werd geboren. Het was een bevalling in gevaarlijke omstandigheden en zonder de zorg van Sicco. De andere kinderen waren eerder al, verspreid over verschillende onderduikadressen, in veiligheid gebracht.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei gebakken”, over de familie Mansholt, idealistische boeren uit Groningen. Het boek is geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te koop, er zijn nog maar een paar exemplaren

Sicco Mansholt op de tractor aan het werk op zijn land in de Wieringermeer