Jaap Rahder (1900-1965) krijgt na de 1e wereldoorlog te maken met teruglopende afzet van turf.

Jaap en Fem Rahder vestigden zich rond 1922 in Nieuw-Amsterdam. Dat was een jong dorp, rond 1860 ontstaan, toen de Hoogeveense Vaart werd doorgetrokken. Het was een belangrijke waterweg voor de afvoer van turf.

De tijdelijke opleving van de turfwinning, vlak voor het aantreden van mijn opa Jaap Rahder als directeur, had alles met de internationale situatie te maken. In 1923 bezetten Franse en Belgische troepen het Ruhrgebied om de herstelbetalingen aan de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog zeker te stellen. Deze betalingen waren geregeld in het Verdrag van Versailles van 1919, maar door economische problemen wilde of kon de Weimar Republiek zijn verplichtingen niet nakomen. Door de bezetting liep de productie van de Duitse mijnen met de helft terug, waardoor de vraag naar turf weer steeg. Deze vraag werd nog eens aangewakkerd door stakingen in de Engelse mijnen rond de jaren 1926 en 1927.

De opleving was maar van korte duur. De economische wereldcrisis van 1929 kwam eraan en betekende een nieuwe klap voor de turfproductie. Toch was mijn opa begin 1929 nog vol goede hoop over de toekomst. Dat zat ook in zijn aard. Brieven en documenten uit die tijd gaven een mooi beeld van het leven in het veen. Ze lieten ook zien wat voor man mijn opa was. Een voorbeeld hiervan:

…Jaap Rahder draait zijn hoofd naar de wind. Hij snuift de vertrouwde geur van vers gestoken turf. Het is april en de leeuwerik kondigt de lente aan. Het turfseizoen van 1929 is begonnen. De lange donkere en koude winterdagen leggen de vervening stil. Te lang. Niemand heeft een inkomen en naarmate de lente langer op zich laat wachten raken de spaarpotten leeg. Op de pof kopen lukt de meeste arbeiders ook niet meer. De vorst hield dit jaar aan tot in  maart. Het duurde lang voordat de veenlaag was ontdooid. De afvalturf die de veenarbeiders zelf stoken is ook  op. Ze gebruiken nu de stobben uit het veen als brandstof. Jaap heeft veel van zijn vaste arbeiders een voorschot kunnen geven, maar ook zijn reserves zijn bijna op…

Mijn opa liet zich niet uit het veld slaan. Hij zat vol energie en dadendrang, optimistisch tegen de tijdgeest in. 

…De turfschippers hebben al geïnformeerd. Ondanks de crisis hebben ze veel bestellingen uit de steden en fabrieken in het westen. Door de lange winter is ook daar de brandstof op. Ondanks alle berichten over de wereldwijde crisis is Jaap Rahder hoopvol gestemd. Hij is dit voorjaar verhuisd van Noordscheschut naar Nieuw-Amsterdam. Hij woont nu vlakbij zijn werk bij het Amsterdamscheveld waar hij veel kavels bezit. Aan de Vaart NZ heeft hij met zijn vrouw Femmie een  mooi woonhuis laten bouwen met alles erop en eraan. Tot en met de keukenkastjes van goed vurenhout aan toe. Hij heeft er kantoor aan huis en er zijn kinderkamers. Fem is in verwachting van hun eerste kind. Er is hoogveen genoeg wat nog aan snee komt. Jaap vertrouwt erop dat er nog lange tijd vraag naar turf is als brandstof. En sinds kort zorgt de nieuwe Purit fabriek in Klazienaveen ook voor afzet. En er is ook nog wat te verdienen aan de afgegraven veengronden. Sinds de uitvinding van de kunstmest zijn ze goed te gebruiken voor de akkerbouw. De aardappelen en bieten doen het er prima. Het werk in het hoogveen is niet zwaar. Je hoeft niet elke dag met je voeten in de bagger te staan. Genoeg in het vooruitzicht om een gezin te stichten…

Ondanks het optimisme van mijn opa bleef de productie teruglopen en in 1931 begon men in het veen de economische crisis meer dan ooit te voelen. De klap kwam extra hard aan in de gemeente Emmen. In 1930 werkten daar nog 6000 mensen in de veenderij. Dat was bijna de helft van de beroepsbevolking. In 1937 was dat aantal gedaald tot 2500 arbeiders.

De turfprijs was in 1931 nog nooit zo laag geweest. Door de werkeloosheid en armoede hadden mensen steeds minder geld voor dagelijkse levensbehoeften als voedsel en brandstof. Maar de crisis was niet de enige oorzaak. Door stakingen in de kartonindustrie en de beperkte afname van turf door de aardappelmeelfabrieken en steenindustrie daalde de productie. Daar kwam nog bij dat de afzet van machinale persturf verminderde door een prijsdaling van de haardbrandstoffen.

Het jaar daarna werd de situatie nog slechter. De turf werd verkocht voor een prijs van slechts 3 gulden per ton. De vervenersbonden, waarin mijn opa een actieve rol speelde, kwamen in het geweer. Na moeizaam overleg slaagden ze erin steun te krijgen van de regering in de vorm van een beperkte toeslag om het turfverbruik door de karton- en aardappelmeelindustrie te stimuleren. Het hielp allemaal niet veel. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werd er verlies gemaakt op de fabrieksturf. Pas in de oorlog keerde het tij weer en was er opnieuw sprake van winst, al was dat maar tijdelijk.

Tot overmaat van ramp kreeg mijn opa in dat jaar, op een regenachtige dag in oktober, een ernstig ongeluk met een machine. Toen hij bij kennis kwam was zijn verbrijzelde been onder de knie geamputeerd.

Uit een brief:

Jaap is geen sombere man, maar het ongeluk komt op een heel vervelend moment. Het gezin moet verder. Fem is zwanger van een tweede kind. De arbeiders die nog in dienst zijn, hebben een inkomen nodig. Het bedrijf moet verder en Jaap regelt de zaken vanuit zijn bed. Met een prothese zal hij snel weer kunnen lopen. Het leven wordt wat minder vrij en onbezorgd. Na Jentje in 1930 wordt in 1933 Liesje geboren en in 1936 Mieneke. Drie dochters. Jaap had nog wel verder gewild om een jongen te krijgen, een opvolger in het bedrijf. Femmie vindt het welletjes. Ze kunnen de meisjes naar school sturen en zich ondanks de zware tijden goed redden. Nog meer wensen is de goden verzoeken.

Dit is een fragment uit het boek: “Hoe de Rahders Drenthe veranderden” van Kees Opmeer. Het boek is hier nog te koop.

Machinale turfwinning in Oost Drenthe (schoolplaat). De plaat hing jarenlang op het kantoor van mijn opa Jaap Rahder in Nieuw Amsterdam

Anna Voerman – Verkade (1866-1939), de spil in het gezin van IJsselschilder Jan Voerman Sr.

Anna ontfermde zich over de opvoeding van de kinderen. Dat wil niet zeggen dat mijn overgrootvader een slechte vader was. Toegegeven, hij was geen gemakkelijk benaderbare man. Hij was in zichzelf gekeerd en in gedachten vaak ergens anders, maar hij hield wel degelijk van zijn kinderen. Uit de verhalen bleek dat hij zich zorgen maakte over de kinderen als er problemen met hun gezondheid waren of als het ging over hun opleiding en toekomst.

Het leek wel of hij niet genoeg ruimte in zijn hoofd had om zich naast zijn schilderwerk nog intensief met de opvoeding te bemoeien. Het paste niet zo goed bij hem en hij wist dat de kinderen bij Anna in goede handen waren. Aan het gezinsleven nam hij maar mondjesmaat mee. In het atelier wachtte werk op hem en daar waren anderen slechts bij uitzondering welkom. 

Een groter geluk dan Anna had hij niet kunnen vinden en hij besefte dat zelf ook. Zonder haar had hij zich nooit tot de kunstenaar kunnen ontwikkelen die hij was geworden. Anna was niet alleen sterk, intelligent en goed opgeleid, maar ze was vooral toegewijd aan haar man en kinderen. Hun belang stond voorop. Ze geloofde in haar echtgenoot als kunstenaar en wilde hem in alles helpen om zich verder te ontplooien. Mijn Voer, noemde ze hem liefdevol.

Om geen verkeerd beeld op te roepen: ze gedroeg zich niet slaafs of onderdanig, eerder nuchter en verstandig met een kritische houding als dat nodig was. Als geen ander kon ze zichzelf wegcijferen, maar ze liet niet over zich lopen.

Uit de brieven aan haar moeder komt naar voren hoe onvoorwaardelijk ze van mijn overgrootvader hield en hoeveel geloof ze in hem had als kunstenaar. Voer is een bijzonder goed en lief mensch. Zij steunde hem in zijn zakelijke contacten als het over de aankoop en verkoop van zijn werk ging, in goede en slechte tijden. Een voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘grijze boek’ waarin ze nauwgezet de verkoop van zijn werk bijhield. Het geloof in haar echtgenoot stamde al vanaf de eerste, moeilijke periode toen ze nog niet lang samen waren en  mijn overgrootvader nog zoekende was naar zijn rol als schilder.

…Het is mooi werk. Ik denk dat V. hierop doorgaande, met eenige jaren prachtige dingen zal maken – dit is lang niet wat hij kán, alleen één kant – hij is nu met dingen bezig zoo fantastisch en groot, natuurlijk kan hij lang niet krijgen wat hij wil…

…Men kan zich niet voorstellen hoe wijs en mooi Voer inwendig is en beoordeelt hem naar eigen maatstaf. Alleen die paar die wat verder zien en intuïtie hebben, zien in zijn werk eigenschappen die hen doen vermoeden hoe ’n mooi innerlijk hij hebben moet om zóo te kunnen schilderen…

Het bleek dat ze een vooruitziende blik had.

…Maar eenmaal zal hij het maken, althans bij benadering. Niemand weet wat een zelfbeheersing en hoeveel vastheid van wil er noodig was om zóo te studeren, twee volle jaren zonder een zichtbaar resultaat. Hij heeft studies gemaakt, zóo droog, zóo suf, zóo zonder eenige zoogenaamde chic of knapheid of schildersqualiteiten (wat dát kan hij wel), dat men ze ziende denken moet: ‘Is dat nu werk van een Voerman?’…

…Wanneer er grote gedachten heerschen in een mensch, dan moet immers zijn hele zijn en doen daarmee in contact zijn? Het is wél met zoo’n mensch te leven! Zijn hele omgeving krijgt ervan mee – hier wordt nooit gezanikt of gekribt – of we geld in huis hebben of niet, een groot verschil maakt dat niet…

De goede band met haar moeder, Eduarda Verkade – Koning, bleek uit de hulp die zij en haar jonge gezin met vijf kinderen kreeg. Anna maakte er geen geheim van dat ze het in die jaren moeilijk hadden, zonder te klagen. Eduarda begreep de boodschap die ze in de brieven van Anna las. Ze had meer begrip voor Anna’s keuze om zich voor altijd te binden aan mijn overgrootvader dan haar echtgenoot Eric Verkade. Als moeder en oma liet Eduarda in de eerste plaats haar hart spreken. Met enige regelmaat zond ze kleding en geld naar Hattem, ondanks het jaarlijkse dividend dat haar dochter ontving. Anna nam het dankbaar in ontvangst.

…Ik ontving uw lieven brief, het geld en heden uw kaartje; hartelijk dank voor alles, beste! De duitjes zijn nog even welkom als altijd. Al hebben we niets te klagen, we kunnen het ook nog best op – er is van allerlei noodig buiten de dagelijksche uitgaven om – je weet soms niet waar het geld blijft!…

Anna had een stevige basis door haar sterke en liefdevolle band met haar moeder. In mijn archief heb ik foto’s die mij als fotograaf en dus als man van het beeld, nog meer zeggen dan de brieven tussen moeder en dochter.

Op de foto’s herken ik de kracht die van beide vrouwen uitgaat, maar ook de liefdevolle blikken die ze elkaar toe werpen, twee vrouwen die elkaar lijken te begrijpen. Ook de andere foto’s van Anna zeggen mij veel; van haar foto’s als jeugdige moeder tot haar portretten van een wijze, oudere dame. De veroudering was niet tegen te houden, maar wat bleef was die opvallende combinatie van zorgzaamheid en kracht die ze uitstraalde.

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een Paradijs” van Kees Opmeer. Het boek is hier te koop.

Anna Voerman – Verkade aan tafel met haar echtgenoot Jan Voerman Sr. in hun huis in Hattem (1906)

Anna Voerman – Verkade de krachtige spil in het gezin Voerman Sr.