Nieuw luister verhaal over de Westpolder in Verhildersum.

Bij de kleine expositie over de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis in de museumboerderij van Verhildersum te Leens staat nu ook een paal met een QR code waarmee je een verhaal over de Westpolder kan horen en zien. De verhalen over de stormvloeden die de jonge polder in 1874 en 1877 teisterden zijn ook te lezen.

Het is ook hier te zien/ horen.

Oprichter Coen Rahder (1812-1872) draagt de leiding van zijn bedrijf in 1866 over aan zijn zonen

Op 1 januari 1866 droeg Johan Coenraad sr. de leiding van zijn bedrijf, dat toen bekend stond onder de naam Turfmaatschappij Valkenheim, over aan zijn tweede zoon Herbert. Johan Coenraad was toen nog relatief jong, 54 jaar. Waarom zijn oudste zoon, Oude Jan, toen niet in beeld was, blijft onduidelijk. Mijn overgrootvader Jonge Jan is dan 8 jaar.

Een paar dagen later al bracht Coen al het materieel en de turfvoorraden onder bij de ‘Commanditaire Vennootschap onder de firma J.C. Rahder’, kortweg de Firma Rahder genoemd. Hij benoemde zichzelf tot de eerste besturende vennoot. Had hij toen al te weinig vertrouwen in zijn zoon Herbert die in naam wel directeur bleef? Onderhuids moeten de spanningen in de familie en vooral met Herbert toen al voelbaar zijn geweest.

Na het overlijden van Coen in 1872, werd hij opgevolgd door zijn zonen Oude Jan en de pas vijfentwintigjarige Johannes Wygardus. De familie-aandelen van Coen bleven na zijn dood in handen van de gezamenlijke erfgenamen. Nadat Johannes Wygardus in 1877 onverwacht overleed, ontstond er verschil van mening binnen de familie over de voortzetting van de Firma Rahder als Commanditaire Vennootschap. Was hier sprake van een machtsstrijd of ging het om geld? In een Commanditaire Vennootschap heb je namelijk beherende vennoten die het voor het zeggen hebben en stille vennoten die alleen een financiële inbreng hebben. Hoe dan ook, ze kwamen er niet uit.

De vele bezittingen, veengronden, huizen van arbeiders en machines werden binnen de familie verdeeld, maar het bedrijf zelf bleef in tact. Pas in 1890 kwamen de familieleden tot een oplossing die voor de meerderheid aanvaardbaar was. Het bedrijf kreeg een herstart als Naamloze Vennootschap Machinale Rahder-Turffabriek. De eerste directeur van dit nieuwe bedrijf werd oudste zoon Oude Jan die al enige jaren had kunnen warm draaien. Oude Jan is nog in Amsterdam geboren. Het verhaal gaat dat hij met zijn vader Coen als jongen van een jaar of 15 in blauwe jas met zilveren knopen en hoge hoed meeging naar de beurs van Amsterdam. Zijn kleinzoon Jan Heil gaf aan dat opa Jan altijd de aristocratische stedeling is gebleven, hoewel hij in Drenthe volgens eigen zeggen zijn gelukkigste tijd heeft beleefd. Zijn kinderen, Coen, Mien en Dien, mochten geen Drents spreken, maar Jan Heil wist nog dat zijn tante Dien in plat Drents heel goed moppen kon vertellen.

Oude Jan was getrouwd met Elisabeth Roos. Zij woonde aan de voorname Keizersgracht in Amsterdam, in een chique en indrukwekkend pand dat het ‘Huis met de hoofden’ wordt genoemd. Hier was kunsthandel De Roos van haar vader gevestigd. Het is een rijk gedecoreerd huis van baksteen met trapgevels dat opvalt tussen de andere huizen in renaissancestijl. Later heeft het huis vele andere bestemmingen gekregen waaronder het conservatorium van Amsterdam. Het huis dankt zijn naam aan een legende. Op een avond toen de familie uit was, werd er op de deur geklopt. Voorzichtig als ze was deed de dienstmeid de deur op een kiertje open. Er stonden 6 mannen voor de deur. Voor de dienstmeid was het meteen duidelijk dat ze kwade bedoelingen hadden. In het nauw gebracht liet ze de mannen één voor éen binnen. Eenmaal binnen hakte ze de kop van de rover af, totdat ze alle zes waren onthoofd. Ter herinnering aan haar dappere optreden zijn de 6 hoofden in hardsteen ter hoogte van de beletage in de gevel aangebracht, waar ze nog steeds zijn te bewonderen.

Ondanks de eerdere meningsverschillen binnen de familie bloeide de onderneming als nooit tevoren. Vanaf 1872 werden de veengebieden rondom Emmen grootschalig ontgonnen. De Commissaris van de Koning in Drenthe liet de minister van Binnenlandse Zaken in 1873 weten dat met dank aan de toegenomen vraag naar turf de veenkoloniën een periode van welvaart doormaakten. De jaarlijkse turfproductie van de firma Rahder was gestegen tot 10 miljoen stuks van uitstekende kwaliteit. Er werkten toen bijna 200 arbeiders voor het bedrijf van de Rahders. In 1880 was het bedrijf een van de grootste van het land en de enige producent van machinale turf.

Herbert, die in Huize Veen en Dal in Noordscheschut was gaan wonen, was toen al zelfstandig vervener in het Amsterdamscheveld geworden. Veel keuze had hij niet, nadat hij in botsing was gekomen met zijn vader. Samen met zijn broer Oude Jan kreeg hij na het overlijden van zijn vader wel het toezicht op het aangelegde bos Kremboong, met instemming van Frederik s’Jacob.

Uit een briefwisseling tussen de broers Oude Jan en Johannes Wygardus bleek dat s’Jacob op een gegeven moment de meeste aandelen bezat in de Machinale Turffabriek van Rahder. Spottend werd hij in de familie vaak ‘Zijne Excellentie’ genoemd. Het kwam erop neer dat er toen niets buiten hem kon gebeuren.

Dit is een fragment uit het boek “Hoe de Rahders Drenthe veranderden”. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

“Oude” Jan Rahder (1834-1889)

Johannes, Wygardes Rahder (1847-1877)

Groot aandeelhouder Frederik ‘S Jacobs werd door de familie Rahder ook wel “Zijne excellentie” genoemd.