De ‘vergeten’ overstroming in de Westpolder op 21 maart 1874

De grote stormvloed in de Westpolder van 1877 staat in het geheugen gegrift. Hier heb ik er een stukje over geschreven.

Veel minder bekend is de overstroming in maart 1874 die ook vele mensenlevens heeft gekost. De bedijking van de Westpolder was toen nog volop in aanbouw en er verbleven wel 500 arbeiders in de polder vaak gehuisvest in gammele hutjes of keten. Veel arbeiders werden verrast door de hoge zee, een combinatie van springvloed en harde wind uit het westen.

Mijn voorvader Lammert Dijkhuis, die nabij in de oude polder woonde op boerderij Midhuizen, heeft er in een brief aan zijn kinderen verslag van gedaan.

….. Een andere man, bij ons was gelogeerd, was met zijn vrouw, met een kind bij zich op wat hout drijvende – toen eerst zijne vrouw en het eene kind verdwenen hem de hand toereikende, en later ook het andere kind hem werd ontrukt. Gij kunt U de radeloze toestand van dien man voorstellen.

Willem Dijkhuis

Ook in de Winschoter Courant staat een ooggetuige verslag met hartverscheurende momenten:

Omtrent deze ramp in den polder achter Vierhuizen schrijft een ander correspondent ons, Ulrum dd. 22sten Maart, nog het volgende: „Er heerschte leven en bedrijvigheid op de kwederlanden achter Vierhuizen. Het werk der binnendijkng, reeds bij tijds aangevangen, vorderde goed. Een kleine 500 poldergasten hield er zijn verblijf in keeten Die levenslustige lieden , welke zwaar werken , zwaar geld verdienen, maar ook zwaar geld verteren , waren vroolijk en welgemoed. De oude Noorman (de Noordzij) had zich sedert geruimen tijd rustig gehouden, ’ópgeschrikt uit die rust, wellicht door de stormen, welke voor eenigen tijd den Atlantischen oceaan teisterde, stelde hij zich in beweging, vloog op onze kusten aan , zocht met gapende muil naar buit en …. vond die, Het was Donderdag den 19den dezer moeielijk weder, dat des nachts en des Vrijdags voormiddags tot een storm uitgroeide. De vloed kwam met zoodanig geweld op , als zelden of ooit in dezen tijd ‘van het jaar plaats vindt. De keeten de polderwerkers waren wat ver, eigenlijk te ver, naar buiten gebracht, ten einde meer inde nabijheid ran het werk te zijn. De ringdijk was nog niet geheel afgesloten , het water overstroomde de kwelders en verhulde ineen oogenblik de woningen der arme werklieden, die met vrouw en kind zochten te vluchten , hetgeen , helaas ! niet allen gelukte. Hoe de ellende te schetsen ! “Een man kwam met een in der haast samengesteld vlotje, waarop hij zijn vrouw en twee kinderen had geplaatst, aandrijven. Der vrouw, die het jongste kind inden arm hield, begaven de krachten. Zij kon zich niet meer houden, viel van het vlot, stak voor het laatst haar echtgenoot de handen toe en verdween, met het kind, inde golven! Het vlotje drijft verder. Met zijn oudste kind zal hij dan toch den dijk bereiken. Weer komt er een baar aanrollen, voert ook zijn laatste kind mede, de arme behoudt alleen het leven. Allen, die hem op aarde lief en dierbaar waren, heeft hij verloren. Wie geeft hem troost?!! Twee andere mannen poogden zich ook op een vlotje te redden. Het dreef echter tegen een keet aan, in aanbouw om paarden te bergen, en geraakte er vast. De mannen klimmen op de spanten der keet. Akelig klinkt het gejammer der’ ongelukkigen. Alles wat gedaan kon worden om de ongelukkigen te redden, werd beproefd. Men stelde een vlot samen. Een geacht landbouwer wond een ljjn om bet middel, zette zich te paard en beproefde met levensgevaar hulp te verschaffen. Op korten afstand gekomen van hen , die hij wenschte  een wissen dood te redden, tuimelde zijn paard, door den sterken golfslag getroffen , achterover, en met groote moeite moest hij zijn eigen leven zien te redden- Eenigen tijd latei’ volgde zijn jongere broeder zijn voorbeeld en begaf zich insgelijks te paard te water. Ook hij kwam tot dicht bij de ongelukkigen , zag hoe een van hen bezweek, verdubbelde zijn pogingen om den nog overgeblevene te bereiken; maar ook zijn paard kon niet verder en hij moest, óndanks alle inspanning , terugkeeren. Dan , nog een poging in het werk gesteld. Twee personen , waaronder de landbouwer, die het eerst te paard zijn menschlievende poging had moeten opgeven, begaven zich wet het vlot te water, om, al was het met levensgevaar, den aan de spanten hangenden man te redden. Hun streven werd met een goeden uitslag bekroond. Met de grootste moeite bereikten zij den ongelukkige, die reeds bewusteloos en verstijfd was, en zich zoodanig aan bet houtwerk had vastgeklemd, dat hij niet dan met geweld ervan kon worden afgescheurd. Men legde hem op bet vlot, kwam gelukkig te land, bracht hem te bed , verschafte hem geneeskundige hulp en des avonds kon hij weder spreken. Hij was de dood ontkomen. Het lijk van den man, die bezweken was, werd gevonden en aan land gebracht. Voor hem was de dood geen ongeluk, want ook zijn vrouw en drie kinderen, alles wat hij had, had de zee verzwolgen.

Eén gedachte over “De ‘vergeten’ overstroming in de Westpolder op 21 maart 1874”

Plaats een reactie