Woensdag 10 juni wordt het boek met het verhaal over de familie Rahder gepresenteerd. Vrijdag 5 juni was er een item op RTV Drenthe en zondag 7 juni is er een radioverhaal op Drenthe Toen.
Het boek is te bestellen via Ga Creatief

Geschiedenis van de families Voerman, Rahder en Mansholt.
De gevoeligheid der dingen. Het probleem is niet dat we het niet goed hebben, maar dat we niet weten hoe het beter kan!
Woensdag 10 juni wordt het boek met het verhaal over de familie Rahder gepresenteerd. Vrijdag 5 juni was er een item op RTV Drenthe en zondag 7 juni is er een radioverhaal op Drenthe Toen.
Het boek is te bestellen via Ga Creatief
Vandaag 16 mei een mooi artikel over het boek over de familie Rahder.
Willemina Petronella Cornelia (1813 – 1887) is mijn naamgeefster. Ze trouwde met J.C. Rahder die vanuit Amsterdam waar hij partner was in de wijnhandel de Weduwe Rahder en zoon, naar Drenthe verhuisde om daar vervener te worden. Willemina (Mien) is de dochter van een zakenrelatie van de Rahders, Jan Evertsz. Van Voorthuijsen, reder en houthandelaar op Kattenburg. Hij wordt ook wel ‘de prins van Kattenburg’ genoemd. Hij was een machtig en vermogend man wiens schepen van Kattenburg over het Pampus en het Marsdiep de wereldzeeën bevoeren. Er zijn nog steeds lakens van damast in de familie waarin het wapen van de Van Voorthuijsens is geborduurd. Kattenburg is een eiland aan de oostkant van Amsterdam dat in de eerste helft van de zeventiende eeuw in het IJ gedempt is. Het is in die tijd het domein van de Admiraliteit van Amsterdam, een orgaan dat zorgt voor de bescherming op zee van de koopvaardijvloot. Daarnaast zij er vele scheepswerven en de meeste arbeiders wonen ook op Kattenburg en worden ‘de Bijltjes’ genoemd, naar hun gereedschap. De bijltjes vormen een geheel eigen gemeenschap, zijn eigenzinnig en uitermate Oranjegezind. Ze roeren zich vaak en komen geregeld in opstand tegen de rest van Amsterdam. Het woord bijltjesdag vind daar zijn oorsprong.
Wilhelmina’s moeder is Jonkvrouwe Maria Anna de Villeneuve uit Leerdam. De familie is van adel en komt oorspronkelijk uit Frankrijk. Voorouders waren edelieden met hun eigen familiewapens zoals Jean de Villeneuve uit Masnosque (1642, Frankrijk) en Raymond Gaufried de Castelane (1266-1304) In die tijd bekende edelieden. Moeder Maria overlijdt in 1818 Mien is dan pas 5 jaar oud. Vader Jan hertrouwd en krijgt nog 5 kinderen.
Uit de Rahder archieven.
Er werd veel veengrond aangekocht en later ook weer verkocht. Na het overlijden van weduwe W.P.C. Rahder – Van Voorthuyzen in 1887 werden in 1889 door de erfgenamen via een publieke verkoop te Hoogeveen grote stukken grond verkocht. In een boekje staat per perceel aangeven wie de grond aankocht en voor hoeveel. De erven Rahder kochten daarbij overigens ook weer gronden aan.
Een aantal ansichten uit het ‘nieuwe’ veen waarbij steeds nieuwe gereedschappen en ook machines werden gebruikt. Enerzijds om het veen sneller te winnen anderzijds om de kwaliteit van het veen te verbeteren (betere verbranding, compacter). De concurrentie met steenkool was immers erg groot.
Tot slot een foto van veenbazen uit Drenthe op werkbezoek bij de buren in Duitsland in 1921.
Eind 1850 werd Johan Coenraad Rahder (1812-1872) overgrootvader van mijn opa Jacob Rahder), wijnkoper te Amsterdam, benoemd tot directeur-administrateur in een door de ”Maatschappij tot Exploitatie van de Westerborker en ”Broekvenen”. Hij gaf zijn beroep als wijnkoper op vanwege zijn zwakke gezondheid.
Hij vestigde zich in een nieuwgebouwd huis, genaamd “Nieuweroord” bij het gehucht Hoogeveen. Huize ‘Nieuweroord’ werd de uitvalsbasis voor de verveening van Zuid-Oost Drenthe. Het huis werd uiteindelijk uitgebreid tot het dorp Nieuweroord.
Dit riante huis, gebouwd door Rudolf Wichers ter Steege, timmerman te Hoogeveen, dat veel weg had van de havezathe “De Klencke” bij Oosterhesselen, stond in de buurt van de sluis aan de Middenraai. Bovengenoemde maatschappij had in 1849 plm. 1.400 ha. veengrond aangekocht rondom Nieuweroord en Nieuw Balinge. In 1855 werd nog plm. 35 ha. aangekocht ten noorden van de Hoogeveense Vaart en ongeveer tussen het Noorderhoofddiep en de Middenraai voor de aanleg van de 1e wijk.
In 1857 vond er een scheiding plaats tussen J.C. Rahder en de overige eigenaren van bovengenoemde Maatschappij en verkrijgt Rahder plm. 700 ha. veengrond te Tiendeveen, welke eveneens door deze Maatschappij waren verworven.
De school in Tiendeveen werd ook gesticht door de vervener J. C. Rahder, die het belangrijk vond dat er onderwijs in het dorp kwam. In 1860 heeft hij de school gesticht. Deze basisschool draagt nog steeds zijn naam.
J.C. Rahder verhuisde naar Noordscheschut waar hij het huis “Valkenheim” (de latere Geref.pastorie) heeft laten bouwen.
J.C. Rahder liet omstreeks 1860 een nieuw kanaal graven, vanuit de Hoogeveense Vaart tot de Drijberse Hoofdvaart te Tiendeveen, ter lengte van ongeveer 2,5 km. Dit kanaal kreeg de naam “Willeminavaart”, genoemd naar zijn vrouw Willemina P.C. van Voorthuysen. In 1924 werd dit kanaal doorgetrokken naar Beilen, verbreed en omgedoopt tot Linthorst Homankanaal.
De familie bouwde ook huize Blokland , anno 2015 nog steeds een prominent huis in Noordscheschut.
Mede door de concurrentie met zijn oude vennoot De Wilde c.s. gaat J.C. Rahder op zoek naar een meer efficiënte fabricage van turf. Hij reist rond 1860 naar de Franse veengebieden en begon in 1863 als eerste met de machinale verturving van zijn veengebied, door middel van verrijdbare stoommachines (Locomobiles, ook wel Jacobs-ladder) en persmachines (Malaxeurs). In iedere turf werd -de letter R van Rahder geperst. Hij kreeg hiermee landelijke bekendheid. In 1872 overleed hij, een half jaar voor het bezoek, dat Koning Willem III bracht aan zijn bedrijf, dat toen voortgezet werd door zijn zoons. Later steeg de turfproduktie tot 10 miljoen stuks van uitstekende kwaliteit. Er waren toen 170 arbeiders (mannen, vrouwen en kinderen) werkzaam. Toen het veen vergraven was, kwam er een einde aan de industrialisatie in dit gebied.
In 1873 verkopen de Erven Rahder huize “Valkenheim” en Mevr. W.P.C. Rahder-van Voorthuysen verhuisde na de dood van haar man naar Huize Blokland, bij de sluis te Noordscheschut. Na de 2e wereldoorlog is het oude “Valkenheim” afgebroken en een nieuwe pastorie gebouwd. Herbert Rahder, zoon van J.C. Rahder, koopt in 1868 een perceel grond, waar hij het huis “Veen en Dal” laat bouwen. De eerste steen werd gelegd door zijn vader, de gedenksteen is nog in de voorgevel van het huis, dat thans eigendom is van de familie Bosman en de naam “Veen en Dal” staat nog op het hek.
Een van de zoons (onze opa Jacob Rahder) verhuisde naar Nieuw Amsterdam waar de laatste veengronden aan de grens met Duitsland verveend werden. Hij liet daar, na zijn huwelijk met Femmy Uiterwijk, begin 1928 het huis ‘de Tippe’ bouwen.
De Tippe te Nieuw Amsterdam
De huidige Rahderweg in Noordscheschut ligt ongeveer op de wijk die de scheiding vormde van de “boomgaard” van de laatste familie J.C. Rahder, die hier een kwekerij en een handel in zaaizaad en pootgoed exploiteerde.
De laatste jaren van de eerste wereldoorlog brachten in Nederland een gebrek aan brandstoffen teweeg. Met de veenindustrie ging het beter dan ooit. Na de oorlog eindigde ook deze hausse en kwamen er ernstige moeilijkheden voor de turf. Door mechanisatie werden deze verminderd. Toen in 1929 de algemene malaise begon, liep de turfafzet zo sterk terug dat er in 1934 een subsidieregeling tot stand kwam. Na een opleving van de veenindustrie in de jaren veertig werden de mogelijkheden tot afzet aan het eind van dit decennium snel minder. In 1962 was de situatie dermate verslechterd dat de commissarissen een voorstel tot liquidatie deden. Op grond van een accountantsrapport besloot de Algemene Vergadering de liquidatie uit te stellen tot een fiscaal gunstiger tijdstip. In 1962 werd ook de periode van 111 jaar afgesloten waarin leden van de familie Rahder in Drenthe verveend hebben; “de fabriek” maakte in dit jaar de laatste Rahder-turven. Daarna was de N.V. alleen nog grondeigenaresse. In 1964 vierde Jacob Rahder zijn 40-jarig jubileum als directeur van de Rahder- Turffabriek. Na zijn overlijden volgde zijn weduwe, mevrouw F.E. Rahder-Uiterwijk, hem op als directeur.
Veel leden van de familie Rahder bezaten aandelen in de Rahder-Turffabriek. Zij hadden samen ruim tweederde van de aandelen in handen. Steeds was dan ook één van hen commissaris. In de laatste jaren voor zijn overlijden nam Jac. Rahder bijna alle aandelen van de andere aandeelhouders over. Zijn dochters erfden deze aandelen in 1965. Twee van haar bezetten dan ook de commissarisplaatsen. Eind 1969 ging de Rahder-Turffabriek over tot een liquidatie die tenslotte op 29 april 1970 plaats vond.
Bronnen