Toekomstdromen
De oom van mijn oma, Bert Mansholt, en tante Wabien kregen, nadat ze in boerderij ‘Torum’ gingen wonen, kort na elkaar vijf kinderen. Op dertien september 1908 werd Sicco geboren. De eerste jaren wordt Sicco door de familie ‘Koosje’ genoemd. Op dat moment kon niemand nog vermoeden dat hij de trots van de familie zou worden. Maar hoe verrassend was dat eigenlijk? Niet zo heel erg als we kijken naar de familie waar hij uit voortkwam. Zijn scherpe verstand, boerenbloed, sociale bewogenheid en politiek inzicht vormden een bijzonder mix die van hem een groot landbouwhervormer maakten. Zijn jeugd was zijn basis. In zijn eigen woorden:
…Ik heb het gevoel dat het de belangrijkste periode is geweest, een tijd waarin je hebt leren zien, voelen en denken…
Er is al veel over hem geschreven. Het heeft geen zin dat allemaal te herhalen. Door zijn voorouders te beschrijven wordt in ieder geval duidelijk uit wat voor nest hij voortkwam. En vanuit dit familieperspectief met persoonlijke verhalen kan hier en daar nog wat meer kleur aan zijn levensloop worden gegeven.
Veelzeggend was hoe hij terugkeek op zijn tijd in de Westpolder. Herinneringen die hij aan het eind van zijn leven aan het papier heeft toevertrouwd. Hij eindigde met:
…De Westpolder? Dat was de wereld. Een heel mooie een onvergetelijke wereld!
Liefde voor de natuur
Sicco bezocht de lagere school in Vierhuizen, van meester Winter en juf Winter, vader en dochter. De eerste drie klassen zaten bij elkaar in één lokaal waar juf Winter de scepter zwaaide. In zijn herinnering waren dat dertig of veertig kinderen. Toch heerste er rust en orde.
…Je haalde het eenvoudig niet in je hoofd om wanorde te schoppen. En je was eraan gewend stil in je bank te zitten en als je dan toch een keer naar ‘achter’ moest, dan stak je je vinger op…
Vanaf de vierde klas kwam hij bij meester Winter terecht. Pas later besefte Sicco hoeveel hij van hem heeft geleerd en hoeveel liefde voor de natuur deze meester hem heeft bijgebracht. Deze liefde zou de grondslag vormen voor een belangrijk keerpunt in zijn leven.
De lessen over de natuur stonden hem op latere leeftijd nog steeds bij. De donderdagmiddag was voor deze lessen ingeruimd.
…Dan moesten we de planten met wortel en bloem meenemen en stiekeltjes en kikkerdril in jampotjes en kevers, torren, duizendpoten en krabben in doosjes of in de hand geklemd. Alles wat we vonden op weg naar school…
Vanuit het raam van zijn school kon hij het kleine kerkhof zien liggen waar veel familieleden zouden worden begraven, waaronder zijn opa Derk. Op stormachtige middagen in de herfst zag hij de takken van de bomen rond het kerkhof wild heen en weer zwiepen. Dan droomde hij weg naar de Waddenzee. Zou de dijk het houden? Hij voelde de spanning in zijn maag. Als elke Groningse jongen kende hij het gevaar van overstromingen die al eeuwenlang het vlakke land hadden geteisterd. Vanuit school nam hij op zo’n dag niet de gebruikelijke weg naar huis, maar koos hij voor de dijk die niet ver van de boerderij lag. Tegen de storm in zwoegend zag hij hoe de hoge golven met schuimkoppen tegen de bovenkant van de dijk aansloegen. Het stelde hem gerust. Nu zag hij met eigen ogen hoe sterk de dijk was.
Levendige herinneringen had hij ook aan het werk op de boerderij. De mooiste tijd voor hem was de tijd dat het dorsen begon. Hij wist dan niet hoe snel hij van school naar de boerderij moest rennen. Urenlang kon hij gefascineerd naar de dorsmachine kijken, de rode gloed van het vuur en het gesis van de stoom. Als de arbeiders op het land aan het werk waren ging hij als het even kon met de schaapjongen mee die koffie rondbracht met een grote ketel op zijn rug. De mannen vonden het mooi wanneer je van zover kwam lopen om koffie te brengen. Het gaf Sicco een fijn gevoel.
…Mooi vond ik ook de tijd van het ploegen op wintervoor. Dan was het vaak wat mistig en heel stil. Je liep dan als kind mee door de voor achter de ploeg en keek hoe de mooie grond omkrulde. Af en toe hoorde je een knars van een schelp en natuurlijk het korte geroep van de meeuwen achter je. Je rook het zweet van de paarden en je voelde je gelukkig…
Met spijt schreef Sicco hoe het allemaal was verdwenen, dat eenvoudige leven in de polder waar altijd wat te beleven was.
… Ik herinner me nog goed hoe je dan op een mooie voorjaarsmorgen op Zondag met je ouders en beide zusters en broers op de dijk zat en over het wad tuurde. Je keek niet alleen, maar je hoorde het wad en je rook het. De lange koperen verrekijker natuurlijk mee en je keek naar de in de warmte trillende duinen van Schiermonnikoog. En als je dan vanuit de verte het doffe dreunen van een motor van een vissersboot in Zoutkamp hoorde kwam er een verlangen ook de zee op te gaan naar verre onbekende landen…

Foto: Het gezin van Bert en Wabien Mansholt-Andreae, Sicco staat 2e van rechts achter zijn moeder
Dit is een fragment uit het boek: “Uit Zeeklei gebakken” het is hier te bestellen