Pionieren in de Westpolder

Dorre vlakte

Zoals gezegd had Derk Mansholt (1842-1921) de boerderij gekocht van de bekende en steenrijke herenboer Roelf Eijes Torringa die meerdere boerderijen bezat in deze regio. Torringa had de boerderij laten bouwen op een hoger gelegen stuk grond in de Westpolder, in de tijd dat er nog met regelmaat overstromingen plaatsvonden. Roelf was een man van aanzien als initiatiefnemer van de inpoldering in 1874 en daarna als een van de bestuurders van de Westpolder. 

Op dertig januari 1877 stak er een felle storm op met hevige slagregens. Tot overmaat van ramp was het ook nog springtij. De dijken, die slechts een paar jaar oud waren, bleken niet bestand tegen het natuurgeweld. Door een combinatie van zware regenval en de vorstperiode van daarvoor waren ze volledig verzadigd.

Diezelfde dag hadden arbeiders nog gewerkt aan de dijken. Het was een slecht teken dat ze aan het eind van de dag met hun laarzen tot ver over de knieën wegzakten in de doornatte grond. Beplanting aan de voorzijde van de dijken had de golven enigszins kunnen breken, maar dat stelde nog niet veel voor. Er was geen houden aan. Het water begon over de dijken te spoelen. Die nacht braken de dijken op twee punten waardoor het water met veel geweld vrij de polder in kon stromen. Het leven van de ongeveer twintig arbeidersgezinnen die er woonden stond op het spel. Hier is meer te lezen over die stormvloed.

Het zeewater had veel schade toegebracht aan de landbouwgronden. Door verzilting waren de oogsten in de eerste jaren na de overstroming slecht. Een groot deel van het gezaaide graan wilde niet ontkiemen of stierf vroegtijdig af. Het zout dat door het water was achtergelaten zorgde er voor dat zelfs het onkruid niet wilde groeien. De Westpolder was veranderd in een dorre vlakte waarin je de zoutkristallen kon zien schitteren als de zon erop scheen. Voor Roelf Torringa, de pionier van het eerste uur was het genoeg geweest. Al zijn investeringen en zijn inzet waren voor niets geweest. Hij zag in deze polder geen toekomst voor zijn kinderen en besloot naar Zuurdijk te verhuizen waar hij niet bang hoefde te zijn voor natte voeten.

Rijkslandbouwschool

Toen Derk er kwam wonen, was de grootste ellende achter de rug. De boerderij, niet ver van de Waddendijk, had minder land dan in Meeden, maar hij zag volop mogelijkheden en uitdagingen om een goedlopend boerenbedrijf op te bouwen.  

In het begin verdeelde hij zijn tijd tussen zijn maatschappelijke activiteiten en zijn leven als boer. Het heilige vuur bleef branden, maar als hervormer treedt hij na een aantal teleurstellingen minder naar buiten. Hij stort zich op de veredeling van gewassen en verrijking van de landbouwgrond.

Derk, die er trots op was dat hij al zijn kennis zelf had verworven, wilde dat zijn zonen naar een goede landbouwschool zouden gaan. In die periode waren er plannen om van de Landbouwhogeschool in Wageningen een Rijksschool te maken. Derk juichte dat toe en had in 1895 al een reactie geschreven op het wetsvoorstel om de Landbouwschool te reorganiseren. Hij pleitte daarin voor een sterke Rijksschool met daarnaast een stelsel van middelbare landbouwscholen die ook toegankelijk moesten zijn voor jongeren van het platteland. Dus niet te duur en met aandacht voor de praktijk. Hij trekt van leer tegen de opvatting in het wetsvoorstel dat de zonen van rijke boeren niet negatief beïnvloed mogen worden door de komst van boerenzonen uit eenvoudige gezinnen die vaak de Tuinbouwscholen bezoeken: 

Deze zoons van vermogende grond bezitters, van wie men mag veronderstellen, dat zij eene zorgvuldige opvoeding hebben genoten, dienen toonbeelden te zijn van een beschaafd, ingetogen en werkzaam leven en indien zij dit niet zijn, dan dienen niet de leerlingen der tuinbouwschool, maar zij van de landbouwschool verwijderd te worden.

Derk sluit zijn betoog af met een pleidooi voor meer pedagogische kennis bij de leraren van het landbouwonderwijs:

Wat men doceert kan de leerling misschien even goed uit boeken gewaar worden , wat men onderwijst niet.

Oudste zoon Ubbo Mansholt is achttien jaar als hij de Wageningse Rijkslandbouwschool bezoekt. Hij slaagt vol lof voor zijn eindexamen dat hem de toen bekende Sloetprijs opleverde. Deze prijs was vernoemd naar Baron Sloet tot Oldhuis, pleitbezorger van landbouwkundig onderwijs op hoog niveau en oprichter van Het Nederlands Landbouwhuishoudkundig Congres, een mondvol. In zijn testament liet hij geld na voor een fonds waarvan de jaarlijkse rente als prijs moest worden uitgekeerd aan studenten die het examen het beste hadden afgelegd.

Eerste prijs

Samen met zijn vader deed hij in 1893 mee aan een prijsvraag van de Commissie belast met het beheer van het Buma-legaat, zoals dat voluit heette; genoemd naar een oude, bekende Friese familie. De prijsvraag gingover ‘De stikstofvoeding der Landbouwcultuurgewassen,’ met de als volgt geformuleerde opdracht:

De nieuwste onderzoekingen op het gebied der plantenvoeding hebben als uitkomst gegeven, dat de verschillende teeltgewassen hun stikstof-voedsel uit verschillende bronnen putten.

Op welke wijze zoude, op de verschillende grondsoorten in Nederland, van dit feit partij te trekken zijn, om de bebouwing van den grond grootere winsten te doen afwerpen?

Het was een onderwerp waar ze veel van af wisten en waarnaar ze al eerder onderzoek hadden gedaan. Vader en zoon schreven een boek van meer dan honderddertig bladzijden waarin hun deskundigheid op dit gebied en hun innovatieve vermogens naar voren kwamen. Hun bevindingen waren belangrijk voor de ontwikkeling van de landbouw en leidden tot hogere opbrengsten. Het boek werd een echte bestseller dat nog jarenlang als lesmateriaal op landbouwscholen werd gebruikt.

Het leverde Derk en Ubbo de eerste prijs op. Voorin had Derk als motto opgenomen: De natuur laat zich niets ontfutselen, maar zij is niet karig met haar loon voor wélbestuurden arbeid!  De oorkonde is bewaard gebleven met de volgende vermelding:

‘De nieuwste onderzoekingen op het gebied der plantenvoeding hebben als uitkomst gekregen, dat de verschillende teeltgewassen hun stikstof-voedsel uit verschillende bronnen putten.’

Inzendingen moesten anoniem plaatsvinden. ‘Anders hadden we nooit gewonnen,’ zei Derk. Hij was ervan overtuigd dat de naam Mansholt als een rode lap op een stier zou werken op de over het algemeen liberale heren van de jury. Of zoals Hilde Krips-van der Laan in haar boek over Derk Roelfs Mansholt schreef: …te revolutionair voor de agrariërs, te rechts voor de linksrevolutionairen, viel hij regelmatig ten prooi aan hun beider wantrouwen en misprijzen…

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken” van Kees Opmeer. Een verhaal over de boerenfamilies Mansholt, Dijkhuis, Zijlma en Louwes uit Noordwest Groningen. Het boek is hier nog te koop.

Ubbo Mansholt als student

Sicco Mansholt, man van het verzet

Dirk Mansholt, de oudste broer van Sicco, was in 1931 een van de eerste boeren die in de polder van de Wieringermeer een landbouwbedrijf startte. Vader Bert Mansholt zorgde ervoor dat Sicco er ook aan de slag kon. Sicco had er wel oren naar. Een nieuwe start middenin de crisistijd van 1937. Hij was pas getrouwd met Henny Postel en een nieuw avontuur als pionier in een nieuwe polder, lonkte.  Over het liefdespaar Sicco en Henny moet gezegd worden dat er wel wat koppelwerk aan te pas was gekomen. Theda, tante van Sicco, kende Henny goed. Ze had haar opgeleid tot huishoudlerares. Daarna was Henny een tijd lang huishoudster geweest op ‘Torum’, de familieboerderij van de Mansholten die ze in 1922 na het overlijden van opa Derk moesten verkopen. Een goede boer had een vrouw naast zich nodig dus een beetje hulp in de liefde kon geen kwaad.

Nog geen twee jaar werkte Sicco mee op de boerderij van zijn broer Dirk. Toen kreeg hij de kans zijn eigen bedrijf te starten, onder de naam Fletum, een eerbetoon aan Jochum, de broer van zijn opa.Het was hard werken om op die nieuwe gronden een bestaan als boer op te bouwen.

De Tweede Wereldoorlog maakte alles anders. Sicco’s rechtvaardigheidsgevoel en zijn afkeer van geweld lieten hem geen keus. Voor hem was het vanzelfsprekend dat hij een rol in het verzet ging spelen.

Het begon met zijn deelname aan geheime besprekingen met gelijkgestemden over de vuist die ze tegenover de gehate bezetter konden maken. Wat konden de politieke partijen en maatschappelijke organisaties doen om de Duitsers tegen te werken? In de loop van de oorlogsjaren, toen de onderdrukking toe nam, Joden werden weggevoerd en de bevolking meer en meer begon te lijden, raakte Sicco nauwer bij het verzet betrokken. Zijn boerderij Fletum werd een centrum van illegale activiteiten. Hij steunde de ondergrondse organisatie Natura die het verzet in de grote steden in het westen van ons land van voedsel voorzag. Toen de voedselvoorziening in de laatste koude oorlogswinter rampzalig werd, wierp hij zich op als een van de leiders van de illegale voedselvoorziening. Ook Ubbo en Jan Voerman, de tweelingzonen van Sicco’s nicht Hetty Voerman-Mansholt, zijn in de hongerwinter, vanuit hun huis in Blaricum, naar de polder gefietst om bij Sicco en Henny voedsel te halen.

Hij was niet bang, voor niemand.

Met veel bluf

Onderduikers vonden een schuilplaats in zijn boerderij. Vaak was het een tussenstation op weg naar een andere plek. Het risico was er niet minder groot door. In totaal hebben veertien mensen op verschillende tijden in Fletum onderdak gevonden. Vooral Henny had het er druk mee, naast de zorg voor de kinderen en het huishouden.

Nog gevaarlijker waren de wapendroppings rond zijn boerderij. ’s Nachts vlogen geallieerde vliegtuigen laag over en lieten aan parachutes de goed verpakte wapens naar beneden vallen. Praktisch als ze was en gedwongen door de armoedige omstandigheden maakte Henny kledingstukken van de parachutes voor zichzelf en de kinderen.

Sicco bemoeide zich met het transport van de wapens naar de verschillende verzetsgroepen. Hij leidde de besprekingen hierover met de contactpersonen in zijn boerderij. Op een avond dreigde het helemaal mis te gaan. Buiten klonk het geronk van militaire voertuigen. Portieren werden dichtgeslagen. Er werden bevelen geschreeuwd. Toen een paar tellen later op de deur werd gebonsd keken ze elkaar in de huiskamer met witte gezichten aan. Tijd om te ontsnappen was er niet meer.

Sicco knikte ogenschijnlijk rustig naar Henny die vervolgens opendeed. Leden van de Sicherheitsdienst stampten met veel machtsvertoon naar binnen. Maar Sicco liet zich niet overdonderen. Hij richtte zich op in zijn volle lengte om zijn autoriteit te tonen. Met veel bluf en een woedende uitdrukking op zijn gezicht richtte hij in vloeiend Duits het woord tot de officier die de leiding had. …Dit is een werkgroep van het Rode Kruis. Wij beraden ons over een voedseltransport naar de hongerende steden…

Het werkte. De leider, zichtbaar onder de indruk, maakte een lichte buiging en excuseerde zich voor het ongemak vanwege het zomaar binnenstormen. Toen de leden van de Sicherheitsdienst waren vertrokken, realiseerden de verzetsmensen zich pas dat ze zelfs niet naar hun papieren hadden gevraagd.

Op de korrel

Het kon niet goed blijven gaan. Aan het eind van de oorlog hield Sicco zich bijna alleen nog maar met verzetsactiviteiten bezig. Hij was vaak van huis, niet alleen voor geheime besprekingen, maar ook omdat het op zijn boerderij voor hem steeds gevaarlijker werd.

De Duitsers hadden hem op de korrel. In januari 1945 vond de Duitse Feldgendarmerie lege kratten bij zijn boerderij die onmiskenbaar voor wapendroppings waren gebruikt. Sicco werd op tijd gewaarschuwd, maar duidelijk was dat hij niet meer terug kon keren naar zijn boerderij. De laatste maanden van de oorlog was hij gedwongen permanent onder te duiken bij een familie in Schagen. Hij zag zijn vrouw en kinderen pas na de bevrijding terug.

Uit een brief aan zijn moeder Wabien:

…Henny is drie uren verhoord, maar ze hebben niet veel ontdekt. ‘k Was al gedurende een week of zes ’s nachts niet thuis, maar overdag moest ik het er maar op wagen. Er was veel te doen. Ze kwamen met z’n elven om halfzeven ’s morgens. Maar toen was ik er nog net niet. Gisteren was de Grüne uit Medemblik er. Dat waren bruten. Veel gestolen en o.a. alle bessensapflessen kapot geslagen, woedend dat het geen wijn was! Enfin, als ’t erger niet is…

De volgende tegenslag was het onder water zetten van de polder. Vlak voor de bevrijding, op zeventien april, plaatsten Duitse soldaten explosieven in de dijk rond de polder van de Wieringermeer. Het was een ultieme poging om de opmars van de geallieerde troepen tegen te houden. De strategische waarde hiervan was klein. Het leek eerder een wraakoefening gericht op het verzet in deze streek. Hoe dan ook, veel boerderijen raakten zwaar beschadigd door het water waaronder de boerderij van Sicco. Een aantal mensen is hierbij verdronken, om van het vee maar niet te spreken.

Nadat de Duitsers kort daarvoor weer een bezoek aan de boerderij hadden gebracht dat met geweld en zware bedreigingen gepaard ging had Henny, die hoogzwanger was, geen keus meer. Zij en de kinderen moesten onmiddellijk onderduiken. Met hulp van het verzet vond ze onderdak bij een bevriende boer in de buurt waar dochter Theda werd geboren. Het was een bevalling in gevaarlijke omstandigheden en zonder de zorg van Sicco. De andere kinderen waren eerder al, verspreid over verschillende onderduikadressen, in veiligheid gebracht.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei gebakken”, over de familie Mansholt, idealistische boeren uit Groningen. Het boek is geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te koop, er zijn nog maar een paar exemplaren

Sicco Mansholt op de tractor aan het werk op zijn land in de Wieringermeer

Derk Roelfs Mansholt zorgt in 1918 voor het verleggen van de Afsluitdijk.

Zoals al eerder vermeld bemoeide Derk Roelfs Mansholt (1842-1921) zich met de meeste diverse onderwerpen. Hij had een brede interesse en las enorm veel. In de laatste jaren van zijn leven maakte hij zich druk om de plannen van Minister Lely om de Zuiderzee af te sluiten met een dijk, en vervolgens in te polderen. Hij was bang dat door de afsluiting de waterstanden aan de Friese en Groningse kust zouden gaan stijgen. En daarmee was ook de familie boerderij “Torum” in de Westpolder in gevaar.

In 1917 scheef hij er een boekje over met de titel “Het wetsontwerp op de afsluiting en indijking der Zuiderzee. Eenige kritische beschouwingen”. Later in 1919 schreef hij ook nog een artikel over de gevolgen van de afsluiting van de Zuiderzee voor de economie en met name de werkloosheid. Volgens het boek “Woord en daad” Van Hilde Krips van der Laan hadden deze geschriften invloed op de behandeling van de plannen in de 2e kamer. Minister Lely was daardoor gedwongen nader onderzoek te doen.

In het mooie boekje “De Waterzoon” (2025) van Eva Vriend, over vader Jac. P. en zoon Jo Thijsse blijkt dat ingenieur Jo Thijsse deze berekeningen uitvoerde. Gevolg was dat het startpunt van de Afsluitdijk aan de Friese kust verschoof van het dorpje Piaam naar het dorpje Zurich. Zie kaart hieronder

De geschiedenis van de families Voerman en Mansholt komt hier samen. Schilder Jan Voerman Jr. werkte in 1913 met Jac. P. Thijsse aan het Verkadealbum “Langs de Zuiderzee”. Thijsse zoon Jo werkte in de jaren daarna aan de Zuiderzee plannen. In 1918 had Jan Voerman Jr. inmiddels Hetty Mansholt ontmoet, zijn toekomstige vrouw. Wellicht spraken Voerman Jr. en Jac. P. over de geschriften van Hetty’s opa Derk Roelfs en deelde vader Jac. P. dat vervolgens weer met zijn zoon Jo. Ik zal het nooit precies weten.

Het essay van D.R. Mansholt over ontwerp plannen van de Zuiderzee commissie en de gevolgen voor de economie uit 1919

De geschiedenis van Grietje Louwes (1867-1946), moeder van mijn oma Hetty Voerman -Mansholt

Overgrootmoeder Hilje Zijlma – Hopma

Grietjes moeder Henriette had haar naam gekregen van haar moeder Hilje Hopma uit Bedum, die in de Franse tijd de verplichte Franse lessen had gevolgd op school. Hetty Mansholt is naar haar vernoemd.

Hetty beschrijft in later jaren het verhaal van haar overgrootmoeder Hilje Hopma, in 1800 geboren, en opgegroeid in de Franse tijd. Haar vooruitziende moeder zorgt dat ze goed onderwijs krijgt. Ze trouwt op haar 23e met herenboer Hendrik Jan Zijlma die met zijn familie op Ewer woont. Het trouwkostuum gemaakt van bedrukt katoen, mosterdgeel en bezaaid met rode bloempjes, zoals de weilanden rondom haar huis, is lang in de familie bewaard gebleven, maar hangt nu in de borg Verhildersum bij Leens. Een groenfluwelen beugeltas bedrukt met bladgouden stipjes en een rijkversierde zilveren beugel, die Hilje op 15 jarige leeftijd kreeg toen ze haar belijdenis deed, is ook bewaard gebleven.

Het paar vestigt zich in het “Gansehuis” vlakbij Huize Ewer. In 1823 wordt deze boerderij op orde gemaakt om de nieuwe boerin te ontvangen. In maart worden nieuwe knechten en meiden ingehuurd. Het volgende jaar wordt zoon Jan geboren en twee jaar later zoon Geuchien. Henriette volgt in 1828.

Er is ook behoefte aan geboortebeperking, omdat er minder kinderen nodig zijn in het boerenbedrijf en er minder kinderen sterven. De Groningse boer, die zijn vrouw ‘in ere houdt’ door haar niet jaarlijks een kind te geven, is een bekend begrip. De verburgerlijking bij de boerenfamilies zorgt zelfs voor meer preutsheid. Dat komt vooral omdat veel boerendochters na de lagere school nog de kostschool bezoeken of gaan ‘jufferen’ in de grote stad. Ze leren daar nieuwe gebruiken en omgangsvormen. Ze gaan zich beter kleden en de aandacht voor hygiëne neemt toe.

Oma Henriette, ‘Ka’

Henriette Zijlma wordt ook wel ‘Ka’ genoemd omdat ze een vrouw is met een sterke eigen wil. Omdat de herenboeren geld genoeg hadden voor knechten op het land en dienstmeiden in huis was er tijd voor lezen, breien en vertier. De leeskringen in de Marne floreren dan ook rond 1850. Henriette, ‘Ka’, is nog iets vrijer dan in haar tijd gebruikelijk was. Toen haar oudere broer Jan Zijlma wilde trouwen met een meisje uit een ander familie van herenboeren, kon dat alleen als Henriette zou trouwen met de broer van de beoogde bruid. Henriette weigerde en maakte haar eigen keuze. Jan Zijlma is nooit meer getrouwd en heeft zijn zus nooit vergeven. Ka zou niets van het familiebezit erven.

Jan en zijn broer Geuchien zijn bekende inwoners van de Marne. Jan Zijlma heeft boeken geschreven waaronder een boek over de geschiedenis van de Marne. Geuchien was een herenboer, liberaal politicus en actief als gemeente- en provinciebestuurder in Groningen. Daarna werd hij lid van de Tweede- en Eerste Kamer. Ook Geuchien heeft, in Gronings dialect, over zijn jeugd in het dorp Zuurdijk geschreven. Ze liggen samen met vrouw en ouders begraven op het mooie kerkhofje in Zuurdijk.

Ka wordt verliefd op de charmante student Stefanus Louwes. Stefanus heeft al op jonge leeftijd zijn ouders verloren en is opgevoed door familie van moeders kant. Deze regenten familie Winsingh uit Roden is welgesteld en konden zijn studie betalen. Stefanus is een man met een zwakke gezondheid. Hij breekt zijn studie theologie al snel af, omdat hij meer van feesten houdt dan van boeken. In die tijd is het motto dat een mislukte student nog altijd kon gaan boeren. Maar ook het boerenleven kan hij niet aan. Stefanus blijft van drank houden en is een graag gezien lid van feest comités in het dorp. Het gemis van zijn ouders maakt hem tot een wat sombere en starre man met ‘een harde mond en treurige ogen’. Stefanus en Ka trouwen en gaan wonen in het Gazenhuis, maar daar is het vochtig en er is weinig ruimte.

De leefomstandigheden zijn vooral voor kinderen zwaar. Veel kinderen sterven dan ook op jonge leeftijd.  Er zijn veel ziektes als hondsdolheid, tyfus, cholera en rachitis en vooral in de winter met de harde, koude oostenwinden is het leven hard. Na de geboorte van het oudste kind van Ka en Stefanus Trijntje komen er drie kleintjes die allen jong sterven. Daarna komen Hendrik Jan, Hilda, Grietje en tot slot Louwe.  De opvoeding is autoritair en ruw. Vaders wil is wet. Kinderen worden bang gemaakt met dreigementen, in de arm geknepen, vastgebonden in hun kinderstoel en beknord. Het is vanaf de afgelegen boerderij ruim een uur lopen naar de school. De zomers zijn beter, met frisse lucht en volop fruit en alle ruimte om te spelen.

Hilje Hopma

De banden tussen Derk Roelfs Mansholt (1824-1921) en Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919)

‘Us Ferlosser’

Maar Multatuli was niet de enige die Derk inspireerde. In 1879 leerde hij de eerder genoemde Ferdinand Domela Nieuwenhuis kennen, voorman van de Sociaal-Democratische Bond, de eerste socialistische partij van ons land. Dat jaar was een keerpunt in het leven van Domela Nieuwenhuis. Hij richtte samen met een paar geestverwanten het blad ‘Recht voor Allen’ op, waarop de sociëteit in Meeden zich door een handigheidje van Derk had geabonneerd. Het jaar van hun kennismaking was het jaar waarin Domela Nieuwenhuis niet langer predikant wilde zijn. Hij was het bijna tien jaar geweest, begonnen in Harlingen, maar hij kon het niet langer verenigen met al het onrecht dat hij om zich heen zag. Maar het was niet alleen dat. In zijn persoonlijk leven had hij veel verdriet ondervonden, zoals het vroegtijdig overlijden van meerdere echtgenoten. Hij is vier keer getrouwd geweest. Hierdoor kon hij niet langer geloven dat er een God van liefde bestond.

Domela Nieuwenhuis hield niet op met prediken; niet langer over God, maar nu over het geloof in een betere samenleving. In zijn thuisbasis Friesland en in Groningen trok hij van dorp naar dorp en van stad naar stad om zijn geloof te verkondigen. Later breidde hij zijn werkgebied tot de rest van het land uit. Hij was meer spreker dan schrijver, geen wonder met een achtergrond als predikant. Door zijn gloedvolle, inspirerende, verhalen, zijn religieuze achtergrond en zijn markante kop met woeste baard en lange haren, lag een vergelijking met Jezus voor de hand. In Friesland werd hij liefkozend door de arbeiders ‘Us Ferlosser,’ genoemd. Het was een eretitel die later alleen Johan Cruyff nog ten deel viel, maar dat was om een geheel andere reden.

In de loop der tijd radicaliseerde hij steeds verder. In 1887 werd hij zelfs veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan majesteitschennis. Domela Nieuwenhuis werd anarchist.

Schrijven en lezen

Derk voelde zich zo aangesproken door zijn denkbeelden en charisma dat hij in 1888 in het Noorden campagne voor hem ging voeren. Het leidde tot een innige vriendschap tussen de herenboer en de gesjeesde dominee.

Derk leerde ook andere mensen rond Domela Nieuwenhuis kennen, zoals de journalist Joan Nieuwenhuis, voor zover bekend geen familie van Ferdinand. Joan Nieuwenhuis stond aan de wieg van de Hazewinkel Pers en het Nieuwsblad van het Noorden. Hij, die zichzelf ook tevergeefs kandidaat had gesteld voor de Tweede Kamer, drukte en publiceerde een vurig artikel van Derk met als titel Aan de Nederlandse boerenarbeiders. Dezelfde Nieuwenhuis gaf het Groninger Weekblad uit, een landelijk weekblad met een signatuur die Derk op het lijf geschreven was. Derk ging zelf ook stukken schrijven voor dit blad. Toen het Groninger Weekblad in de schulden raakte, sprong hij bij.

Het moet zo rond 1878 zijn geweest dat Derk Das Kapital van Marx ging lezen. Avond na avond zat hij over dit boek van ruim achthonderd pagina’s gebogen, af en toe stoppend om een aantekening te maken. Naast de vriendschap met Multatuli en Domela Nieuwenhuis heeft dit boek grote invloed op zijn denkbeelden gehad. Met zijn Duitse achtergrond kon hij het boek in de oorspronkelijke taal lezen. Dat hielp hem om de vaak complexe teksten goed te begrijpen. Zijn enthousiasme was zo groot dat hij een toegankelijke samenvatting wilde maken voor de Nederlandse lezers. Na een aantal pogingen gaf hij het op. Het lukt hem niet om de diepgravende theorieën in verkorte vorm duidelijk te maken.

Van scheurtjes tot breuk

Door zijn koppigheid lagen conflicten voortdurend op de loer. Het zou leiden tot een breuk met Domela Nieuwenhuis. Het eerste scheurtje zien we als Derk zich sterk maakt voor de verkiezingscampagne van Joan Nieuwenhuis in Friesland en Groningen. Deze campagne is niet echt een succes. De kroegen en zaaltjes blijven leeg als Nieuwenhuis daar komt spreken. Volgens Domela Nieuwenhuis is dat voor een deel de schuld van Derk. In al zijn wijsheid had hij bedacht om entreegeld te heffen van vijftig cent. Het was bedoeld om verkeerd volk, dat alleen maar geïnteresseerd was in roken en drinken, buiten de deur te houden. Net als Multatuli haatte Derk dat soort bijeenkomsten.

Een paar jaar later, in 1891 leidden de scheurtjes tot een definitieve breuk. In het blad ‘Recht voor Allen’ viel een geloofsgenoot van Domela Nieuwenhuis Derk aan op het feit dat hij grootgrondbezitter was en baas van flink wat landarbeiders. Aan zijn integriteit als socialist werd openlijk getwijfeld. Een rijke herenboer die pleitte voor herverdeling van bezit. Waarom had hij het goede voorbeeld dan niet gegeven? Was hij wel oprecht in zijn standpunten?

Dat hij in 1889 medeoprichter en bestuurslid was geworden van de Nederlandse Bond voor Landnationalisatie telde blijkbaar niet mee. Artikel 1 van het statuut zegt alles: De grond moet eigendom van de staat of de gemeente worden en de huidige eigenaren moeten schadeloos worden gesteld.

Het artikel in ‘Recht voor Allen’ leidde tot giftige ingezonden stukken. Die Mansholt was niet te vertrouwen. Hij zorgde slecht voor zijn medewerkers. Hij betaalde ze te weinig. De ene ingezonden brief werd overtroffen door de andere. De ene beschuldiging stapelde zich op de andere, gevoed door vooroordelen en valse emoties. Het nieuws verspreidde zich zo snel als tegenwoordig nieuws op sociale media zich verspreidt. Arme Derk, het klopte volgens hem van geen kanten, maar herenboer en socialist kon in de ogen van velen niet samengaan. Ferdinand Domela Nieuwenhuis liet hem vallen.

Maar toch. Zat er niet een kern van waarheid in? Voor onderbetaling was geen bewijs, maar vrijgevig en ruimhartig was hij ook niet voor zijn arbeiders. Het was bekend dat zijn broer Jochum zijn medewerkers beter betaalde.

‘Mijn zelfverdediging’

Derk had veel vijanden, onverzettelijk als hij was in zijn opvattingen. Dat speelde ongetwijfeld mee op de achtergrond van deze vuilspuiterij. Hij nam steeds meer afstand van de scherper wordende standpunten van Domela Nieuwenhuis. Het socialisme ontwikkelde zich in een richting waar Derk niet achter kon staan. Hij was een man die, ondanks zijn opvliegende karakter, meer heil zag in overleg en geleidelijke veranderingen. Dat stak hij ook niet onder stoelen of banken.

Hij schreef een artikel met als titel Mijn zelfverdediging waarin hij alle beschuldigingen ontkrachtte met feiten en voorbeelden. Het werd een verklaring, in de vorm van een brochure,  van maar liefst 48 bladzijden. Maar andersgelovigen kun je moeilijk overtuigen. Teleurgesteld moest hij constateren dat het allemaal niet veel uitmaakte. Derk kreeg genoeg van de politieke strijd, het behalen van het eigen gelijk en het gekonkel.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken” over de geschiedenis van de families Mansholt, Louwes, Zijlma en Dijkhuis). Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop

Ferdinand Domela Nieuwenhuis

Derk Roelfs Mansholt

De politieke ambities van Derk Roelfs Mansholt (1842-1921)

Verruiming kiesrecht

Vanaf 1848 kende ons land de grondwet van Thorbecke die de macht van de koning vergaand inperkte. Het was de start van onze parlementaire democratie, een belangrijke, eerste stap. Dat neemt niet weg dat het kiesrecht nog steeds erg beperkt was. Je kon alleen stemmen als je man was. Je moest 23 jaar of ouder zijn en je moest een bepaald bedrag aan belasting betalen. In de praktijk kwam het er op neer dat nog geen elf procent van de mannen mocht stemmen. Het was een democratie voor rijke, oudere mannen.

De mogelijkheden om te kiezen en gekozen te worden, werden wat groter door de grondwetsherziening van 1887. De verruiming had vooral betrekking op aanpassing van de kiesdistricten waardoor iets meer mannen stemrecht kregen, veertien procent. Van algemeen kiesrecht was nog geen sprake. Het duurde tot 1917 voordat alle mannen mochten stemmen en tot 1919 voordat ook vrouwen mochten stemmen. Toen pas was het algemeen kiesrecht een feit.

Derk deed in 1888 voor een tweede keer mee aan de verkiezingen. Ditmaal dacht hij meer kans te hebben. Vooraanstaande liberale inwoners van Meeden hadden hem als kandidaat naar voren geschoven. Het streelde zijn eergevoel, maar hij was onvoldoende voorbereid om een succesvolle campagne te kunnen voeren. Bovendien schoot zijn kennis van het kiesstelsel tekort waardoor er veel mis ging. Het liep op niets uit.

Stoot onder de gordel

Derk ondervond al snel dat je een dikke huid moest hebben als je op de barricade klom. Het was een tijd van scherpe tegenstellingen. De heersende elite voelde zich bedreigd door de verruiming van het kiesrecht en nog meer door de opkomst van een nieuwe politieke beweging. Het traditionele Haagse bolwerk kwam onder druk te staan.

Drie dagen voor de verkiezingen van 1888 verschijnt er een artikel in de Haagsche Courant dat de woede wekt van Derk. Hij vindt het een stoot onder de gordel. Na lezing smijt hij de krant woedend op de keukentafel. Aaltje kijkt hem verbaasd aan. Wat nu weer?

De kop luidt: Misbruik van gastvrijheid. In het stuk komt een politieke tegenstander van Derk aan het woord, H. Frima uit Groningen. Dit artikel was eerder verschenen in de Provinciale Groninger Courant.

…Bij wet van 17 juni 1873 is Derk Roelfs Mansholt, geboren in het dorpje Ditzumerhamrich, op zijn verlangen, Nederlander geworden. Sinds dien tijd heeft hij zich beijverd over onzen staatkundigen toestand te pruttelen, dien hij bij voorkeur de naam ‘verrot’ bestempelt. Ik wil hem wel nu in de verste verte niet toevoegen, waarom zijt ge niet in Duitschland gebleven? Wie heeft u geroepen op onze staatkundige instellingen te smalen. Ik ontzeg u daartoe alle recht? Zoo wensch ik hem niet toe te spreken. Maar ik moet hem toch in gemoede vragen: Is dat smalen bij uw kortstondig Nederlanderschap wel betamelijk?…

Derk is van slag. Waar heeft hij dit aan verdiend? Wat bezielt de Haagsche Courant om zo’n flutverhaal uit een provinciaal krantje over te nemen? Hij strijdt al jaren voor de belangen van boeren en arbeiders in Groningen. Nu proberen ze hem weg te zetten als een buitenlander die het waagt kritiek te hebben op de Nederlandse politiek. Zo werkt het dus. Met gebalde vuisten staart hij uit het raam naar de kale akkers. Zijn nagels drukken in het vel van zijn gebalde vuist zonder dat hij de pijn voelt. Het kost Aaltje moeite hem tot bedaren te brengen.

Misschien zijn ze wel bang voor mij en mijn partij, bedenkt hij zich als de ergste woede is gezakt. Hij begrijpt het wel. Zijn standpunten zijn in hun ogen ongehoord radicaal, zoals zijn ideeën voor de invoering voor een progressief belastingstelsel waarin de rijken meer gaan betalen en de laagste inkomens vrijstelling krijgen. ‘Ik moet eerlijk zijn,’ zegt hij tegen Aaltje. ‘Mijn kansen zijn er niet groter op geworden.’

Hij krijgt gelijk. Het artikel was dodelijk. Derk wordt niet gekozen, al deed hij het niet slecht. In zijn kiesdistrict Winschoten haalde hij bijna duizend stemmen waardoor hij de tweede ronde bereikte. Maar daar bleef het bij.

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken”, over de familie Mansholt. Boeren met een missie uit het westen van Groningen. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

Een nieuw perspectief wenkt voor Grietje Louwes (1867-1946)

Als mijn overgrootmoeder Grietje Louwes rond 1890 Ubbo Mansholt en de rest van de familie Mansholt leert kennen, wenkt een nieuwe perspectief. Het biedt haar een kans om de sombere boerderij met haar autoritaire vader en afwezige moeder te ontvluchten. Ubbo hoort de verhalen van zijn verloofde met toenemende ergernis aan. In een brief aan zijn ouders Derk en Aaltje klinkt de boosheid door over het gedrag van Grietjes vader.

…Ze moesten de boerderij niet meer aanhouden. Als er onweer komt, laat het maar afbranden, dan ben je er af. Griet kan niet van huis langer dan een nacht. Ze heeft acht kalver, die ze moet voeren. ’t Werk en de last komen op Griet neer. De oude heer doet niets meer dan kippen voeren…

Door haar huwelijk met Ubbo krijgt ze volop uitnodigingen om de bij de familie Mansholt zo geliefde muziekavonden bij te wonen. Dat komt goed uit. Grietjes is gek op muziek. Ze kan mooi zingen met haar zuivere sopraan. 

Zo nu en dan geven ze een uitvoering in Ulrum, samen met een koor uit Groningen. Een van deze koorleden is diep onder de indruk van de jonge sopraan. Aan het eind van een uitvoering zingt hij speciaal voor haar een lied: ‘Du bist wie eine Blume’, een lied van Schumann. Volgens Hetty gaf deze gebeurtenis glans aan de jonge jaren van haar moeder.

Ubbo en Grietje verloofden zich in 1894 toen Grietje 27 was. Ze trouwden op dertien mei 1897. Kort daarna gaat Ubbo in Wageningen studeren, op kosten van Grietje die een aardig bedrag van haar grootmoeder heeft geërfd. Na een verblijf van een paar jaar in Dordrecht waar Hetty en haar zus Ada worden geboren, verhuizen ze uiteindelijk naar de stad Groningen, naar de nieuwe villawijk.

‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’

Grietje leest rond de eeuwwisseling een boek van Claus Heinrich Baas waarin ze haar eigen leed weerspiegeld zag. Daar zijn boeken ook voor, schrijft Hetty later. Vrouwen met ambitie die zich daarin belemmerd voelen, worden in die tijd vaak bestempeld als ‘ontevreden’.

Grietje voelt zich verwant met de vrouwenbeweging. In 1898 is de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid in Amsterdam. Freule Jeltje de Bosch Kemper schrijft bij die gelegenheid: De vrouw is veelal nog een slavin en slavernij kweekt heersers. Vrouwen en kinderen zijn dan nog onbeschermd tegenover overmatige arbeid en hebben nauwelijks politieke invloed.

De strijd van vrouwen wordt echter wat ondergesneeuwd door de bredere strijd van socialisten voor het Algemeen Kiesrecht. Hetty en Ada krijgen van Grietje te horen hoe ze aan geboortebeperking kunnen doen. Grietje is er, net als in die tijd dr. Aletta Jacobs en de Nieuw Mathusiaanse bond, waar ze zich bij aansluit, van overtuigd dat het hebben van minder kinderen vrouwen betere kansen op ontplooiing biedt. Daarbij was armoedebestrijding, door vermindering van het aantal kinderen, bij de nieuw-malthusianen een belangrijk thema. Door het verspreiden van informatie over voorbehoedmiddelen zouden vooral arbeidersgezinnen leren hun gezin klein te houden en zo zelf hun welvaartsniveau te verhogen. Er werden spreekuren georganiseerd, waar minder vermogende vrouwen terecht konden voor gratis seksueel advies en voor voorbehoedmiddelen. Van de medici die op dit terrein pionierswerk verrichtten zijn Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijk arts van Nederland, en Johannes Rutgers, arts en lange tijd secretaris van de Nieuw-Malthusiaanse Bond, het bekendst. Daarnaast was Grietje, net als Wabien, lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Het is geen toeval dat eind negentiende eeuw en begin twintigste eeuw zoveel vrouwen uit Groningen zich bezighielden met het versterken van de rechten en de positie van vrouwen. Het noorden stond in deze periode al bekend als een radicale regio met veel vrijdenkers.  De provincie Groningen was welvarend en veel inwoners hadden tijd en middelen om boeken te lezen, naar bijeenkomsten te gaan en goed onderwijs te volgen.

Grietje verzucht in die tijd dat ze zich voelt als Clärchen uit ‘Egmont’ van Goethe, ‘Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt’. Het blijft lange tijd een gevleugelde uitdrukking in de familie.

Grietje en Ubbo

Derk Roelfs Mansholt (1842-1921) verhuist in 1866 met zijn ouders naar Eexta.

Bedrijfsleider in Meeden

In de buurt van het Groningse Meeden, niet ver van Scheemda en Winschoten kocht de Familie Mansholt de boerderij ‘Vogelzang’ voor 69.864 gulden van de familie Brouwer. Met een afstand van pakweg vijftig kilometer vanaf hun vorige woonplaats was het niet echt een wereldreis, maar het was wel een totaal andere wereld.

Derk ging zijn eigen weg. Vanaf het begin zette hij zich in om zich aan de Nederlandse samenleving aan te passen met zijn eigen gebruiken en eigenaardigheden. In de kortste keren maakte hij zich de taal eigen, niet het dialect dat niet veel verschilt van zijn eigen dialect, maar het algemeen beschaafd Nederlands. De tongval uit zijn geboortestreek zou hij echter nooit helemaal kwijtraken.

Door zijn kennis en deskundigheid werd hij al snel bedrijfsleider op een grote boerderij aan de Hereweg in Meeden, de doorgaande straat die dwars door het dorp liep. De boerderij was in bezit van de vijf jaar oudere Aaltje Willems die op jonge leeftijd weduwe was geworden. De aantrekkelijke Aaltje had de boerderij geërfd van haar man Harm Tonckens. Het kostte haar veel moeite de boerderij in haar eentje te beheren, met haar twee jonge dochters, Hendrika van vier en Wiepke van twee.

Echtgenoot, vader en boer

In de sterke, ambitieuze en energieke Derk vond Aaltje een grote steun. Het kon niet uitblijven. Er bloeide een liefde op tussen deze twee jonge mensen die blijkbaar tot elkaar waren veroordeeld. Ze trouwden in 1869. In één klap werd Derk echtgenoot, vader en eigenaar van een groot boerenbedrijf. In de loop der jaren werd het gezin met nog eens zes kinderen uitgebreid.

In 1873, als hij 31 is, wordt hij officieel Nederlands staatsburger. Dat hij dan al goed is ingeburgerd en aanzien heeft verworven, blijkt uit het feit dat hij in hetzelfde jaar wordt gekozen in de gemeenteraad van Meeden. Niet lang daarna vragen ze hem voorzitter te worden van het Genootschap van Landbouw en Nijverheid, afdeling Meeden.

In Groningen bestaat veel waardering voor de kennis en kunde van Derk. Ze zien hoe hij voortdurend op zoek is naar betere teeltmogelijkheden. Samen met een andere boer die dezelfde vernieuwingsdrang heeft, legt hij proefvelden aan om de verbouw van graan te kunnen verbeteren. De resultaten worden nauwkeurig en uitvoerig vastgelegd. Hij trekt de regio in om enthousiast over zijn experimenten te vertellen en wordt een veelgevraagd spreker, hoewel dat niet zijn sterkste punt was.

De boerderij Vogelzang te Eexta is inmiddels afgebroken, alleen de boomgaard is nog terug te vinden

De boerderij in Meeden van Aaltje Willems Dijkhuis waar Derk Roelfs ging werken als voorman.

Dit is een fragment uit het boek ‘Uit Zeeklei gebakken” over de familie Mansholt. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier nog te koop.

Familie Zijlma, voorouders van mijn oma uit Noord-West Groningen

De relatie met de familie Zijlma loopt via Grietje Louwes, de moeder van mijn oma Hetty en echtgenote van Ubbo Mansholt. Ze was de dochter van Stefanus Louwes en Henriëtte Zijlma. Dat waren van beide kanten welgestelde boerenfamilies.

De familie Zijlma stijgt in aanzien door de ondernemingszin van Hendrik Jan Zijlma, de vader van Henriëtte. Rond 1820 begint hij als kleine boer op zijn eigen bedrijfje ten oosten van Houwerzijl. Hij is een harde werker met kennis van zaken en een ‘deftig voorkomen’. Iedereen kende hem als de man die met een hoge hoed op zijn hoofd over zijn land wandelde en met onverholen trots om zich heen keek. Hij kan het zich veroorloven om na verloop van tijd ’t Huis Ewer te kopen, een monumentale kop-hals-rompboerderij.

Ewer zelf is niet meer dan een gehucht vlakbij het dorp Zuurdijk en het Reitdiep. Het is gebouwd op een van de oudste wierden van Groningen. Uit bodemvondsten blijkt dat hier al sinds het begin van de jaartelling mensen woonden.

De naam Ewer komen we voor het eerst in de vijftiende eeuw tegen. Deze is afgeleid van de persoon ‘Iwe toe Ewer’ die een huis van steen bewoonde op de wierde. Iwe moet een steenrijk man zijn geweest. Het woord steenrijk verwijst naar mensen die zich in het verleden een huis van steen konden veroorloven. Veel meer is er niet bekend over Iwe, behalve dat hij in 1500 sneuvelde in de slag bij Warfumerzijl tegen de ‘gevreesde en wrede Saksen’ onder aanvoering van de hertog van Brunswijk.  In de rand van de torenklok van Zuurdijk staat zijn naam als tastbare herinnering vermeld.

Hendrik Jan Zijlma trouwt in 1823 met Hilje Hopma, afkomstig uit een rijke boerenfamilie die een grote boerderij in Ellerhuizertil bewoont. Op die boerderij is nog steeds een gedenksteen te zien met alle namen van de kinderen die er geboren werden en met de tekst:

De veeteelt is onze bezigheid

Naast ’t eerlijk akkerploegen

Weldoen gepaard met matigheid

Geeft rust en vergenoegen

Het huwelijk van Hendrik Jan en Hilje

De huwelijksplechtigheid van Hendrik Jan Zijlma en Hilje Hopma is in stijl met veel uiterlijk vertoon. Hetty beschikte over de bruidsjurk van Hilje die ze in latere jaren schenkt aan de Borg Verhildersum. Nog steeds is deze te bewonderen in Museum Landgoed Verhildersum.

Hetty omschreef de jurk als volgt:

…gemaakt van bedrukte katoen, mosterdgeel, bezaaid met rode bloempjes, zoals de bloeiende weiden rondom haar huis. Zoals de empire-mode het wilde was vanaf de zeer hoge taille het rugpand van rok en jak wijd gerimpeld aan het korte lijfje met de open hals. Van onder de bolle kopmouwtjes kwamen lange mouwen, die in mitaines eindigend bij de vingers. Zij schijnt geen wit schort te hebben gedragen, maar een zwart met kant en een lila doekje om de hals. Vond haar schoonmoeder haar te stads en wuft zonder schort en batisten inzetje? Maar een warme cashmire sjaal moet onmisbaar geweest zijn om door de bruidegom om haar schouders te worden geslagen, op de lange reis naar haar eigen nieuwe huis het ‘Gansehuis.’

Het paar vestigt zich in het “Gansehuis” vlakbij Huize Ewer. In 1823 wordt deze boerderij op orde gemaakt om de nieuwe boerin te ontvangen. In maart worden nieuwe knechten en meiden ingehuurd. Het volgende jaar wordt zoon Jan geboren, Henriëtte volgt in 1828.

Hilje Hopma was een vooruitziende moeder die ervoor had gezorgd dat Henriëtte goed onderwijs kreeg. In de Franse tijd had ze zelf verplichte Franse lessen gevolgd op school en misschien daarom had ze haar dochter Henriëtte een Franse naam gegeven. Hetty Mansholt is weer naar haar vernoemd.

 Geuchien is een nakomertje en wordt in 1842 geboren. Er is in die tijd behoefte aan geboortebeperking, omdat er minder kinderen nodig zijn in het boerenbedrijf en omdat er minder kinderen sterven. De Groningse boer, die zijn vrouw ‘in ere houdt’ door haar niet jaarlijks een kind te geven, is een bekend begrip. De verburgerlijking van de boerenfamilies zorgt zelfs voor meer preutsheid. Dat komt vooral omdat veel boerendochters na de lagere school nog de kostschool bezoeken of gaan ‘jufferen’ in de grote stad. Ze leren daar nieuwe gebruiken en omgangsvormen. Ze gaan zich beter kleden en de aandacht voor hygiëne neemt toe.

Geuchien

Hendrik Jan boert goed. Ze kunnen het zich veroorloven om in 1844 Ewer grondig te verbouwen. Er worden veel  kinderen geboren, maar een aantal sterft al op jonge leeftijd. De kinderen die later nog een belangrijke gaan spelen zijn Jan, Henriëtte en nakomertje Geughien.

Oudste zoon Jan neemt het boerenbedrijf van zijn vader over. De jonge Geughien is daardoor gedwongen zijn eigen weg te gaan, maar doet dat met verve. Hij vertrekt naar de net drooggelegde Westpolder en laat daar in 1875 de boerderij ’Nieuw Zeeburg’ bouwen.

Vanuit zijn  maatschappelijke betrokkenheid wordt hij, net als veel andere herenboeren, politiek actief. Hij had geen socialistische opvattingen als Derk, maar behoorde wel tot de vooruitstrevende liberalen. Van gemeenteraadslid werkte hij zich op tot gedeputeerde. Vanuit zijn district Zuidhorn werd hij vervolgens gekozen tot lid van de Tweede Kamer, waarin hij van 1892 tot 1909 zitting had. Daarna was hij nog eens vijf jaar lang lid van de Eerste Kamer. Als woordvoerder voor landbouw en waterstaat was zijn invloed groot.

In zijn privéleven kreeg hij de nodige tegenslagen te verwerken. Zijn vrouw Ijte, Dijkhuis, dochter van Willem Lammerts, overleed al op jonge leeftijd na de bevalling van haar eerste kind. Het was een zware slag voor Geuchien. Zijn leven lang bewaarde hij een haarlok van haar in een flesje.

Een aantal jaren later hertrouwde hij met Hillegonda Zuidema. Eén van de dochters uit dit huwelijk, Hilda, trouwde met Thedoor Mansholt een zoon van Derk. 

Geughien Zijlma en zijn eerste vrouw Itje Dijkhuis

Dit is een fragment uit het boek “Uit Zeeklei Gebakken” van Kees Opmeer, over de families Mansholt, Louwes, Dijkhuis en Zijlma. Het boek is hier te bestellen. Ook te verkrijgen bij Landgoed Verhildersum te Leens

Een olijfboom op Teulada ter nagedachtenis aan Sicco Mansholt

Vandaag, 2 oktober 2024, was er in de Gemeente Teulada op Sardinië, een officiële ceremonie ter ere van Sicco Mansholt. De Nederlandse Ambassadeur in Italië, Willem van Ee heeft, heeft samen met de gouverneur van Sardinië, en de burgemeester van Teulada, een plaquette onthult met daarop de naam van Sicco Mansholt en een korte betekenisvolle tekst. Ook is er een olijfboom geplant.

De olijfboom en de plaquette zijn een herinnering aan de brief die Sicco Mansholt in 1971 op deze plek schreef aan Europese Commissie voorzitter Malfatti. Mansholt schreef dat hij tot het inzicht was gekomen dat het radicaal anders moest met de wereld en het landbouwbeleid. Ruim 50 jaar later, is dat inzicht actueler dan ooit.  Het initiatief hiertoe is genomen door Siert de Vos. Ook een kleindochter van Sicco Mansholt was aanwezig bij de ceremonie.

Lees er hier over op een pagina van het Ministerie van Landbouw

Het planten van de Olijfboom

De plaquette