De stormvloed in de Westpolder in Groningen van 1877

Het ontstaan van de Westpolder

Bedijking van de Westpolder begint in 1874 en werd voltooid in 1875. Op de nieuw gewonnen landerijen werden nieuwe boerderijen gebouwd. De familie Dijkhuis van ‘Midhuizen’ bouwde een nieuwe boerderijen ‘Nieuw Midhuizen’ en ‘Manneplaats’. Geughien Zijlma bouwde op nieuw verworven land zijn boerderij Nieuw Zeeburg, en Roelf Eijes Torringa bouwde de boerderij die later Torum ging heten. Jochum Mansholt en zijn vrouw Rena Loots bouwden er in 1876 de boerderij Fletum. De nieuwe boerderijen werden gebouwd met cement gemengd met zoet water dat speciaal daartoe werd gehaald. De goedkopere woningen voor de arbeiders werden gebouwd met cement gemengd met brak water uit de polder. Het cement werd daartoe minder sterk. Deze huizen waren daardoor bij overstromingen extra kwetsbaar.

Een jaar na aanvang van de werkzaamheden bleek al dat de dijk, die deels klaar was, niet bestand was tegen het water. In het voorjaar van 1874 sloeg het woeste water toe en verzwolg een groot deel van de dijk. En niet alleen de dijk verdween in de golven – ook dertien polderwerkers van wie de onderkomens niet voldoende versterkt waren. Vreemd genoeg is dit een redelijk onbekende ramp, zeker in tegenstelling tot die van drie jaar later. Er is een brief bewaard gebleven (gedateerd 21 Maart 1874) waarin Willem Lammerts Dijkhuis, wonende in de oude polder op boerderij ‘Midhuizen’, deze ramp beschrijft.

Lees er hier meer over.

De stormvloed

In de nacht van 30 op 31 januari 1877 zorgen een combinatie van springtij en hoog water voor een dijkdoorbraak in de nog jonge zwakke dijk. De vloed bereikt een hoogte van 3.90meter boven volzee. Er waren 13 slachtoffers, op het kerkhof van Vierhuizen staat een klein monument. Veel boeren en knechten konden op tijd met wagens naar hoger land komen, anderen gebruikten boten.

Jochem Helprig Mansholt (de broer van Derk Roelfs Mansholt) die al in polder woonde op boerderij ‘Fletum’ vluchtte met zijn vrouw Rena Loots, en zoontje (de latere Ing. Dr. Rijpko Mansholt en de eerst geborene in de nieuwe polder) met paard en wagen, die in  de schuur gereed stonden om het gezin naar de Middendijk te brengen. Buiten gekomen kreeg de noordwester storm echter de wagen te pakken, met het gevolg dat de disselboom uitschoot en zich in de grond boorde. Te voet werd de dijk bereikt, met het zoontje, in een deken gewikkeld, gedragen door de moeder, wier pantoffels in de modder waren achtergebleven. Jochem Mansholt was de enige boer die met zijn gezin kon vluchten en de Middendijk kon bereiken. De andere boeren vluchten naar hun zolder en werden de volgende dag gered.

Geuchien Zijlma, die juist een nieuwe boerderij ‘Klein Zeeburg’ in de polder had gebouwd waar hij nog niet eens woonde, beschrijft zijn herinneringen.

En Oh, toen ik daar op de dijk kwam en het terrein overzag! Zulk een verwoesting had ik mij toch niet voorgesteld. Achter onze polder was van de nieuwe zeedijk bijna niets meer te zien. Men kon weer vrijuit het wad inkijken. De gehele polder, alles water. Achter mijn buren Mansholt en Dijkhuis was het nagenoeg eender.

Geuchien beschrijft dan verder dat hij aangekomen bij zijn boerderij de paarden tot hun buik in het water in de stal staan. Zijn knecht die op het huis paste had zich op zolder gered. De arbeidersfamilie Mulder, die ook op zijn grond wonen roepen nog steeds om hulp vanuit hun huis. Geuchien maakt zich in zijn verslag echter vooral zorgen over de staat van zijn eigen boerderij en niet zozeer over de slachtoffers.

De grootste dijkdoorbraak was op het ‘zwet’ tussen beide Midhuizer boerderijen. Vooral de slecht gebouwde arbeiderswoningen (met slecht cement) storten in. De bouwgronden hadden veel schade. Maar daar houdt het niet op. Terwijl er gelijk met de herstelwerkzaamheden was begonnen in februari 1877, was het met Pasen weer raak. Een vloed zette de gehele polder wederom onder water en hoewel er geen slachtoffers vieren, zorgde de verzilting van de grond de jaren erop voor slechte oogsten. Op veel landerijen groeide zelfs geen onkruid. De herstelkosten moesten de inwoners zelf betalen. Maar de noeste Groningers wisten zich te handhaven en kwamen er weer bovenop.

Roelf Eyes Torringa de grote initiator van de bedijking was echter zo teleurgesteld in de dijkdoorbraak dat hij in 1882 zijn boerderij verkocht aan Derk Roelfs Mansholt. Hij schreef dat hij geen van zijn kinderen op een polder boerderij wilde laten wonen. Torringa wilde zo graag weg uit de polder dat hij Mansholt, die na de verkoop van zijn boerderij in Meeden 10.000 guldens te kort kwam, korting gaf op de aankoop prijs. Torringa was wellicht ook bang dat hij, als rijkste boer in  de older, het merendeel aan het herstel van de dijken zou moeten betalen.

Aaltje Dijkhuis, de vrouw van Derk Roelfs, kent de polder goed want haar ouders Willem Lammerts Dijkhuis en Henderica Dijkhuis-Beukema woonden daar al in boerderij ‘Midhuizen’. Geughien Zijlma beschrijft in zijn herinneringen na de stormvloed van 1877 hoe hij een bootje ziet op de golven in de ondergelopen polder dat Aaltje Mansholt – Dijkhuis vanuit haar ouderlijke woning naar de Middendijk brengt. Ze was op bezoek bij haar ouders en kon door de storm niet terugkeren naar haar huis in Meeden waar ze toen woonde. Derk Mansholt doopte de boerderij ‘Torum’ naar een verdronken plaatsje in de Dollard. Eerder al had zijn broer Jochem HelprigMansholt zijn boerderij ‘Fletum’ genoemd naar een ander verdronken dorpje in de Dollard.

De herbouw van de dijken startte weer snel en op voorstel van Jochem Mansholt werd er in 1883 een proef gedaan met het aanleggen van stenen beschoeiing. De proef had een gunstig resultaat. In 1904 werd er door de bewoners een waterschap opgericht, dat de naam ‘Lauwerzeemolenpolder’ kreeg. Er werd ondermeer een gemaal gebouwd aangedreven door een windmolen.

Het was uiteindelijk een klein groepje daadkrachtige boeren die de indijking hebben volbracht. Daarna heeft de Westpolder veel grote bestuurders en hoogleraren voortgebracht. Men kan zeggen dat vanaf de 2e WO het landbouw beleid lange tijd vanuit de Westpolder werd aangestuurd. De broers Stefan en Herman Louwes, minister Sicco Mansholt, burgemeesters en gedeputeerden. Ook werden er drie eredoctoraten aan Universiteiten verstrekt aan inwoners uit deze Westpolder (Dr. R.J. Mansholt, Sicco Mansholt en Stefan Louwes.

Meer over de boeren in de Westpolder is te lezen in het boek : “Uit Zeeklei gebakken” over de families Mansholt, Zijlma, Dijkhuis en Louwes. Het boek is gebaseerd op het familiearchief Mansholt en is geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen

Bedijking van de Westpolder (Gronings archief)

Gedenksteen bij de kerk in Vierhuizen voor de slachtoffers van de Stormvloed

Eén gedachte over “De stormvloed in de Westpolder in Groningen van 1877”

Plaats een reactie