Anna Voerman – Verkade (1866-1939), de spil in het gezin van IJsselschilder Jan Voerman Sr.

Anna ontfermde zich over de opvoeding van de kinderen. Dat wil niet zeggen dat mijn overgrootvader een slechte vader was. Toegegeven, hij was geen gemakkelijk benaderbare man. Hij was in zichzelf gekeerd en in gedachten vaak ergens anders, maar hij hield wel degelijk van zijn kinderen. Uit de verhalen bleek dat hij zich zorgen maakte over de kinderen als er problemen met hun gezondheid waren of als het ging over hun opleiding en toekomst.

Het leek wel of hij niet genoeg ruimte in zijn hoofd had om zich naast zijn schilderwerk nog intensief met de opvoeding te bemoeien. Het paste niet zo goed bij hem en hij wist dat de kinderen bij Anna in goede handen waren. Aan het gezinsleven nam hij maar mondjesmaat mee. In het atelier wachtte werk op hem en daar waren anderen slechts bij uitzondering welkom. 

Een groter geluk dan Anna had hij niet kunnen vinden en hij besefte dat zelf ook. Zonder haar had hij zich nooit tot de kunstenaar kunnen ontwikkelen die hij was geworden. Anna was niet alleen sterk, intelligent en goed opgeleid, maar ze was vooral toegewijd aan haar man en kinderen. Hun belang stond voorop. Ze geloofde in haar echtgenoot als kunstenaar en wilde hem in alles helpen om zich verder te ontplooien. Mijn Voer, noemde ze hem liefdevol.

Om geen verkeerd beeld op te roepen: ze gedroeg zich niet slaafs of onderdanig, eerder nuchter en verstandig met een kritische houding als dat nodig was. Als geen ander kon ze zichzelf wegcijferen, maar ze liet niet over zich lopen.

Uit de brieven aan haar moeder komt naar voren hoe onvoorwaardelijk ze van mijn overgrootvader hield en hoeveel geloof ze in hem had als kunstenaar. Voer is een bijzonder goed en lief mensch. Zij steunde hem in zijn zakelijke contacten als het over de aankoop en verkoop van zijn werk ging, in goede en slechte tijden. Een voorbeeld daarvan is het zogenaamde ‘grijze boek’ waarin ze nauwgezet de verkoop van zijn werk bijhield. Het geloof in haar echtgenoot stamde al vanaf de eerste, moeilijke periode toen ze nog niet lang samen waren en  mijn overgrootvader nog zoekende was naar zijn rol als schilder.

…Het is mooi werk. Ik denk dat V. hierop doorgaande, met eenige jaren prachtige dingen zal maken – dit is lang niet wat hij kán, alleen één kant – hij is nu met dingen bezig zoo fantastisch en groot, natuurlijk kan hij lang niet krijgen wat hij wil…

…Men kan zich niet voorstellen hoe wijs en mooi Voer inwendig is en beoordeelt hem naar eigen maatstaf. Alleen die paar die wat verder zien en intuïtie hebben, zien in zijn werk eigenschappen die hen doen vermoeden hoe ’n mooi innerlijk hij hebben moet om zóo te kunnen schilderen…

Het bleek dat ze een vooruitziende blik had.

…Maar eenmaal zal hij het maken, althans bij benadering. Niemand weet wat een zelfbeheersing en hoeveel vastheid van wil er noodig was om zóo te studeren, twee volle jaren zonder een zichtbaar resultaat. Hij heeft studies gemaakt, zóo droog, zóo suf, zóo zonder eenige zoogenaamde chic of knapheid of schildersqualiteiten (wat dát kan hij wel), dat men ze ziende denken moet: ‘Is dat nu werk van een Voerman?’…

…Wanneer er grote gedachten heerschen in een mensch, dan moet immers zijn hele zijn en doen daarmee in contact zijn? Het is wél met zoo’n mensch te leven! Zijn hele omgeving krijgt ervan mee – hier wordt nooit gezanikt of gekribt – of we geld in huis hebben of niet, een groot verschil maakt dat niet…

De goede band met haar moeder, Eduarda Verkade – Koning, bleek uit de hulp die zij en haar jonge gezin met vijf kinderen kreeg. Anna maakte er geen geheim van dat ze het in die jaren moeilijk hadden, zonder te klagen. Eduarda begreep de boodschap die ze in de brieven van Anna las. Ze had meer begrip voor Anna’s keuze om zich voor altijd te binden aan mijn overgrootvader dan haar echtgenoot Eric Verkade. Als moeder en oma liet Eduarda in de eerste plaats haar hart spreken. Met enige regelmaat zond ze kleding en geld naar Hattem, ondanks het jaarlijkse dividend dat haar dochter ontving. Anna nam het dankbaar in ontvangst.

…Ik ontving uw lieven brief, het geld en heden uw kaartje; hartelijk dank voor alles, beste! De duitjes zijn nog even welkom als altijd. Al hebben we niets te klagen, we kunnen het ook nog best op – er is van allerlei noodig buiten de dagelijksche uitgaven om – je weet soms niet waar het geld blijft!…

Anna had een stevige basis door haar sterke en liefdevolle band met haar moeder. In mijn archief heb ik foto’s die mij als fotograaf en dus als man van het beeld, nog meer zeggen dan de brieven tussen moeder en dochter.

Op de foto’s herken ik de kracht die van beide vrouwen uitgaat, maar ook de liefdevolle blikken die ze elkaar toe werpen, twee vrouwen die elkaar lijken te begrijpen. Ook de andere foto’s van Anna zeggen mij veel; van haar foto’s als jeugdige moeder tot haar portretten van een wijze, oudere dame. De veroudering was niet tegen te houden, maar wat bleef was die opvallende combinatie van zorgzaamheid en kracht die ze uitstraalde.

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een Paradijs” van Kees Opmeer. Het boek is hier te koop.

Anna Voerman – Verkade aan tafel met haar echtgenoot Jan Voerman Sr. in hun huis in Hattem (1906)

Anna Voerman – Verkade de krachtige spil in het gezin Voerman Sr.

De brief van Jan Verkade aan zijn zus Anna en zwager Jan Voerman Sr. over de loopbaan van zijn petekind Jan Voerman Jr.

De familie Voerman krijgt in 1907 een brief van Jan Verkade, ofwel de schilder-monnik Dom Willibrord, uit het klooster in Beuron. Hij pleit ervoor dat zijn neef en petekind Jan Voerman Jr. zijn eigen weg moet gaan, weg uit het te beschermende gezinsleven in Hattem. Hij stelt voor dat zijn neef een studie gaat volgen op de kunstacademie in Düsseldorf waarvan hij de directeur Peter Behrendse kent.

Op 30 januari 1907 schrijft hij in half Nederlandse en Duitse zinnen aan Anna en Voer:

“Het heeft me plezier gedaan te horen dat Tijs (broer van Jan Voerman Jr.) van wal gestoken is en het begin heeft gemaakt van zijn carrière. Ik denk dikwijls aan me jonge naamgenoot de ‘lange Jan’ jr. en ik geloof dat ik jullie voor hem iets voorslaan kan dat voor zijn hele leven van het grootste gewicht is. Het is de hoogste tijd dat de jongen eens uit Hattem komt. Een leven als Miller en Voerman is maar voor weinigen goed! De indrukken van de jeugd zijn van de grootste wichtigheid. ‘t Is noodig dat Jan en Thijs spoedig ook in een milieu komt waarin hij voor een goed deel dat zien kan wat tegenwoordig het beste en het meeste toekomst heeft. Ik heb nu zoveel ervaringen gemaakt aan mij en anderen, dat ik geloof eenige autoriteit te bezitten op het gebied van  kunstenaarsopvoedingsmethode. Voor Jan meen ik het rechte gevonden te hebben. Ik zou hem n.l. op de Kunstgewerkeschule in Düsseldorf doen. Het is op dit moment de beste school van Duitschland. De directeur is Peter Behrendse een geniale man die de genialiteit bezeten heeft uit Holland en Weenen twee lui voor zijn school te werven die uitstekende kunstenaars zijn. Ik wil Jan met raad en daad terzijde staan. Ontneem jullie zoon niet de kans om met anderen te concurreren en laat hem niet zijn mooiste jaren verlummelen”

De brief wordt door Voerman Sr. terzijde gelegd en het geloof wordt bespot. De relatie met Dom Willibrord Verkade wordt nooit meer helemaal hersteld. Jan Voerman Jr. is er in deze periode nog niet aan toe om het gezinshuis te verlaten. In 1911 zoekt hij alsnog contact met zijn oom om naar Duitsland te vertrekken maar de politieke onrust maakt dat onmogelijk. In 1912 meldt Jan Jr. zich aan bij de Rijks Akademie der Kunsten en verlaat dan eindelijk het ouderlijk huis om bij broer Tijs in Amsterdam te gaan wonen. Twee jaar later, als WO I uitbreekt, keert hij alweer terug naar Hattem.

Lees hier meer over Jan Verkade/ Dom Willibrord en zijn deelname aan ‘Les Nabis’, de kunstenaarsgroep rond Paul Gauguin.

Brieven van Dom Willibrord aan Jan Voerman Sr. en Anna Voerman – Verkade en aan Jan Voerman Jr.

Verkadealbum “Langs de Zuiderzee” 110 jaar oud

Deze maand is het 110 jaar geleden dat het Verkadealbum “Langs de Zuiderzee” uitkwam. Op dat moment het 9e album in de serie. Zelfs het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kon dit niet verhinderen. Ook in die tijd waren er plannen om de Zuiderzee af te sluiten. Verkade en Thijsse waren hiervan op de hoogte, zoals blijkt uit de inleiding van Thijsse in het album.

…Ga nu de Zuiderzee zien, eer het te laat is. Want lang zal ’t niet meer duren of groene polders vervangen de kabbelende golfjes. Hoe dat in zijn werk zaal gaan, en wat dat te beduiden heeft, vertelt een man van zaken in een afzonderlijk hoofdstukje…

Later schreef hij:

…’t Is toch al jammer genoeg, dat de zee hier later moet verdwijnen, maar daar is niets aan te doen en van die droogmaking verwachten we toch ook weer een boel goede dingen, maar we raken er heel wat moois door kwijt, bewaar dus dit album voor uw achterkleinkinderen…

Mijn opa, Jan Voerman Jr., komt in de tijd net terug uit Amsterdam waar hij lessen heeft gevolg aan de Akademie der Kunsten. Het was voor hem, na zijn beschermde jeugd bij zijn ouders in Hattem,  een openbaring om in de grote stad te zijn. Hij had Van Gogh gezien in het Rijksmuseum en het werk van Breitner. En hij wandelde uren door de stad op zoek naar kunsthandelaren. Voor het album de Zuiderzee mag hij 24 plaatjes maken daarvoor reist hij naar de kust van Friesland en Overijssel. Tacozijl, Lemmer, Blokzijl, Kuinre. Allemaal plaatsen die niet lang meer ‘aan zee’ zouden liggen.

Verkadeplaatje “Blokzijl” van Jan Voerman Jr.

Artikel uit november 1914 bij het verschijnen van het album

De familie Verkade uit de Zaanstreek bezoekt de schilder Jan Voerman Sr. in Hattem rond 1900

Jan Voerman sr. en zijn vrouw Eduarda Voerman-Verkade en de kinderen woonden nog niet zo lang in hun nieuwe huis toen opa Eric Verkade voor de eerste keer met  Eduarda mee kwam naar Hattem op het vaste tijdstip in september. Dat maakte indruk op de kinderen. Zoon Tijs wist het nog precies.

…Hij bracht voor ons allemaal een mooi cadeau mee, voor Jan en mij samen een kegelspel. Wij vonden hem erg deftig en ik was er bepaald grootsch op dat Opa er zoo uitzag. Wij wisten dat hij een brood- koek- en beschuitfabriek dreef, en stelden het ons voor dat hij boven in de beschuittoren (die op de koekcartons als plakplaat was afgebeeld) beschuitjes zat te bakken. In deze tijd had ik voor het eerst begrip van jaartallen en leeftijden, ik was toen zoowat 7 jaar en toen Oma mij eens kwam goedennacht zeggen, vroeg ik hoe oud zij eigenlijk wel was. Het antwoord luidde: ’57 jaar’, waarna ik haar op het hart drukte ’t volgend jaar toch heel voorzichtig te zijn, want dan was ze 58 en dat was op het ganzenbord de dood! Ze beloofde mij toen ook erg goed op te passen. Toen Opa dat jaar 63 werd, dacht ik dat hij dan wel steeds bij het ganzenbord spelen de pot zou winnen!…

Het moet mijn overgrootvader Jan Voerman Sr. goed hebben gedaan dat zijn schoonvader de stap had genomen om op bezoek te komen, ondanks zijn drukke werkzaamheden. Eindelijk leek hij volledig te worden geaccepteerd. Wat hielp was dat mijn overgrootvader steeds meer naam begon te maken als schilder, waardoor hij zich dit riante huis aan de Dijk kon veroorloven evenals personeel om Anna te ondersteunen bij de opvoeding van het grote gezin.

In latere jaren verwierf mijn overgrootvader steeds meer respect van de familie Verkade. Ze vonden hem een ingetogen en wijs man die op een creatieve en originele manier naar zaken kon kijken. Als er problemen waren in het bedrijf zochten familieleden mijn overgrootvader vaak op om urenlang met hem over mogelijke oplossingen te praten; niet zelden met een verrassend en positief resultaat.

Ook broers en zussen van Eduarda kwamen regelmatig naar Hattem. Ze brachten vaak nieuwe artikelen mee: Tenten uit Engeland, waarmee de kinderen mochten kamperen in de uittrekwaarden van de IJssel. De eerste auto die aan de Gelderse dijk kwam was van Ericus Jr. en er waren de gloednieuwe, door Verkade ontwikkelde waxine lichtjes en ook kwamen er steeds volle dozen Verkadekoekjes en chocola mee.

Kamperen aan de IJssel

Geleidelijk aan kwamen in deze periode rond de eeuwwisseling meer mensen over de vloer. Het was een direct gevolg van zijn toenemende succes als schilder. Een van die mensen was Tessaro, de eigenaar van kunsthandel Buffa. Hij was van Italiaanse afkomst en als kleine jongen met nauwelijks bezittingen naar Nederland gekomen. De kinderen mochten hem graag en noemde het oom Tessaro.

Het gebeurde ook wel dat mijn overgrootvader, gestimuleerd door zijn echtgenote, zelf naar de kunsthandelaar moest reizen om zijn werk aan de man te kunnen brengen. Tijs vond het niet erg.

…Af en toe ging Vader zelf zijn aquarellen, ‘teekeningen’ noemde hij het zelf, naar Amsterdam brengen. Hij ging dan met een heel vroege trein en per rijtuig naar het Centraal Station, zoo heette toen nog het latere station Hattemerbroek. Het was voor Jan en mij een feest dat wij dan, voordat we moesten opstaan, nog een poosje in Vaders groote veeren bed met de wit-katoenen hemel en de beddenkwast mochten liggen of spelen…

Mijn overgrootvader had ook enkele leerlingen die het huis aan de Dijk bezochten. Veelal hadden ze een kamer of atelier in Hattem gehuurd. Een van hen was Jo Koster die het leuk vond om met de kinderen te spelen. Anna moest af en toe op de rem gaan staan, omdat ze de kinderen te druk maakte naar haar zin. Zij bracht veel gezelligheid in huis, vond Tijs.

…Zij was goedhartig en vroolijk en wij vonden haar een gezellig bezoek. In deze tijd was Moeder een tijdlang nog ziek – er had een ontijdige bevalling plaats gehad, ik denk dat het 1898 was. De stemming in huis was wat gedrukt – de dokter kwam over de vloer en zelfs is de bekende verloskundige Van der Wistel uit Amsterdam gekomen om Moeder te helpen. Als Jo Koster dan kwam, bracht die er weer een beetje vroolijkheid in…

Het deed mijn grootvader plezier dat in deze periode zijn oude vriend Bas Tholen weer regelmatig in Hattem opdook. Hij had een plezierjacht waarmee hij samen met zijn vrouw af en toe in zijn geboorteplaats verbleef. De kinderen noemden ze oom Tholen en tante Coba. Het was een uitje als ze mee mochten naar het plezierjacht en dan op zuurtjes of ander snoep werden getrakteerd. Willem, het broertje van Jan en Tijs, was naar oom Tholen, die zelf geen kinderen had, vernoemd. Voluit heette hij Willem Bastiaan Tholen.

Kunstvrienden van mijn overgrootvader waren ook welkom, vooral Frederik van Eeden  De kinderen verheugden zich erop als hij langs kwam. Hij las ze voor uit het boek ‘Grassprietjes’ van Cornelis Paradijs. Dan lagen de kinderen onder de tafel van het lachen. Later kwamen ze er achter dat Frederik van Eeden deze verhalen zelf had geschreven.

‘Grassprietjes’ is een bundel gedichten waarin Van Eeden de spot drijft met de vrome en zoetsappige gedichten uit die tijd. Een voorbeeld daarvan is het lange Predikanten-lied door Hetty het ‘Dominee’s-Lied’ genoemd.

…Toen spitsten de toehoorders de oren. Dominees waren de dankbare mikpunten van de kunstenaarsspot en geen enkele Zeer Eerwaarde Heer werd overgeslagen in het schone lied…

Frederik van Eeden had veel gevoel voor humor. Ook mijn overgrootvader was daarvan wel eens het slachtoffer. Hij nam Frederik een keer mee naar zijn atelier om hem zijn ‘Grote luchten schilderij’ te laten zien. Van Eeden bleef een tijdje voor het doek staan kijken, deed een paar passen achteruit en zei toen op ernstige toon: Zou je daar bij die grote wolk niet eens een klein engeltje om de hoek kunnen laten kijken?.

Voerman sr. kon de humor van zijn vriend wel waarderen. Hij antwoordde op dezelfde ernstige toon: Nou je het zegt, daar zal ik de volgende keer eens aan denken.

In zijn dagboek schreef Frederik van Eeden vol warmte en interesse over zijn bezoeken aan Hattem. Dit dagboek bestaat in totaal uit 9 delen waarvan 4 delen tijdens zijn leven zijn uitgegeven. De overige delen zijn postuum verschenen. Een fragment uit het zevende deel:

…Den volgenden dag naar Hattem, als gast van den heer v. H., die getrouwd is met een dochter van B, een jonge man met fijn, goedhartig uiterlijk. Bevriend met Voerman, om wien ik voornamelijk naar Hattem ging. Voerman liep door de besneeuwde weiden, in zijn cape, hij had dat land pas gekocht. Hij is een boerezoon, en houdt nog koeien en heeft een vrij groote boerderij.

Hij is een korte, stevige man, met lichte ogen en een blonde kinbaard. Hij spreekt in den trant van de echte artiesten, rustig, eenvoudig en raak. Kijkt je dan recht aan over zijn bril. De vrouw vol geestdrift voor het werk van haar man. En daarbij met fijner cultuur dan hij. De man een rusteloos, forsch werker. Voerman was in geen vier jaar één dag uit Hattem weg geweest. ‘Er mocht dan eens juist een mooie lucht boven de IJssel zijn,’ zei hij. We zagen een stuk of tien mooie doeken, met heerlijk uitgewerkte wolkexpressie. Heele wolk-choralen. De dier-figuren meestal wat te klein, en ook de stadsgezichten en scheepjes te peuterig, te veel miniatuur. Maar alles prachtig, zuiver werk. Twee uren vlogen om. Het oude kleine stadje aan de rivier was mooi in de sneeuw. We deden nog een ritje door ’t wijde land met de lage heuvels, bezochten een schilderes, juffrouw K., in een smaakvol klein huisje…

Dit zijn fragmenten uit het boek “Gevangen in een paradijs”, over kunstschilders vader en zoon Jan Voerman en hun banden met Verkade. Het boek is gebaseerd op stukken uit het familiearchief en is geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te koop en ook bij het Voerman Stadsmuseum Hattem.

Frederik van Eeden

De families Verkade en Rahder en hun buitenplaats aan de Vecht (en Angstel)

Voor veel gefortuneerde Amsterdammers was de Vechtstreek populair: het was dicht bij Amsterdam en bood veel rust, ruimte en frisse lucht. Ook was het gebied interessant omdat ondernemers en kooplui er geld konden verdienen. Boerderijen met veel land en baksteen- en dakpanfabriekjes vormden een goede investering. De aanleg van een jaagpad in 1628 en het afsnijden van een paar Vechtbochten maakte de reis korter en aantrekkelijker: In 4 uur kon men vanuit de stad bij de buitenplaats zijn. De reis ging van de Amstel via binnenwateren als de Holendrecht en de Angstel naar de Nieuwe Wetering. Hier, bij Nieuwersluis, kwam men op de Vecht.

Twee keer per jaar vond een grote verhuizing plaats, want veel meubels, linnengoed, servies en schilderijen werden in mei van uit het grachtenpand meegenomen naar de buitenplaats, en in de herfst weer terug.

De buitenplaatsen zorgden er met hun nutstuinen, karpervijvers en boomgaarden voor dat de eigenaren in de stad het hele jaar gezond voedsel hadden.

De zakenfamilies Verkade en Rahder hebben beide tijdelijk in  een buitenplaats in de Vechtstreek gewoond. Ericus Verkade 1835-1907) oprichter van de Verkade fabrieken ging er in 1881 wonen omdat zijn vrouw Eduarda Verkade – Koning zo verlangde naar een huis in de natuur. Ze was geboren op de Burcht te Wedde en voelde zich niet thuis in Amsterdam. Ericus huurde derhalve de buitenplaats Klein Boom & Bosch bij Breukelen. Er is later door Wenckenbach ook nog een Verkadeplaatje gemaakt van dit buiten voor het album de Vecht. In 1883 vertrok het gezin alweer naar de Zaanstreek alwaar ook de Verkadefabrieken stonden.

Verkadeplaatje van Huize Boom en Bosch

J.C. (Coen) Rahder (1812-1872) was wijnkoper te Amsterdam. Met zijn familie woonde hij daar aan de Buitenkant in een groot pakhuis. Ook de echtgenoot van Coen, Willemina Petronella Cornelia Van Voorthuijsen wilde niet meer in de stad wonen vanwege de stank in de grachten en de vele ziektes. Coen kocht in 1843 de buitenplaats Valck en Heining aan de Angstel. Tegenover dit buiten woonden aan de noordzijde op ‘Geinwensch’  zijn schoonouders reder Jan van Voorthuijsen en jonkvrouw Anna Maria de Villeneuve

Drie kinderen werden er geboren. In 1849 vertrok het gezin alweer omdat Coen veengebieden had aangekocht in Drenthe, ten oosten van Hoogeveen. Na een kort verblijf bij Dedemsvaart liet Coen een huis bouwen dat hij ‘Nieuweroord’ liet noemen. Coen kreeg echter ruzie met zijn zakenpartner Andries de Wilde en moest uit Nieuweroord vetrekken. Hij liet in 1860 bij Noordscheschut een nieuw huis bouwen. Hij noemde dat Valkenheim ter herinnering aan het buiten Valck en Heining.

Buitenplaats Klein Boom en Bosch

Buitenplaats Valck en Heining te Baambrugge

Verhalen over de families Koning, Eckringa, Lanckhorst en Roessingh

In 1929 liet Mevrouw H.J.C. Verkade – Van Gelder (1870-1950) de familieherinneringen van de grootouders van haar man Ericus Verkade jr. (1868-1927) optekenen. De moeder van haar man, Eduarda Thalia, stamde uit het notarissen geslacht Koning die woonden op de Borg in  Wedde. Later trouwde ze met de ondernemer Ericus Sr. Verkade (1835-1907) die de stoomfabriek voor brood- beschuit de Ruyter zou beginnen. Later groeide het bedrijf in Zaandam uit tot de Verkade fabrieken.

In het familie gedenkboek staan herinneringen van Mevrouw Koning en een aantal brieven die bewaard zijn gebleven. Het zijn vooral verhalen uit dec familie maar soms geeft het ook een inkijkje in de landelijke geschiedenis. Zo blijkt voorvader Paulus Eckringa als vaandrig in het gevolg van Stadhouder Jan Willem Friso van Nassau – Dietz verbleef toen die in 1711 bij de Moerdijk verdronk.

En dan het verhaal dat op 1 november 1755 de familie Lanckhorst aanwezig was op het kasteel te Coevorden (toen nog bestaande uit een paar officierswoningen) toen men een aardbeving voelde die het water deed golven. Het bleek om de zware aardbeving te gaan die geheel Lissabon verwoeste en zo zwaar was dat die kennelijk tot in Coevorden was te voelen.

Ook zijn er talloze anekdotes over de Kozakken die na de Franse tijd, en de mislukte veldtocht van Napoleon in Rusland, Nederland binnenvielen om de Fransen te verjagen. De Kozakken, onder aanvoering van Baron Rosin, maakten veel indruk en hadden het vooral voorzien op gezanten van de Fransen. In Winschoten probeerden de oude prefect en de oude sous-prefect Dhr. Alberda en Modderman contact te maken met de Kozakken om ze gunstig te stemmen. Ze gingen met paard en wagen de Kozakken tegemoet bij de Duitse grens. Enekele Kozakken sprongen op de bok en spoorden de paarden aan zodat de heren werden teruggejaagd tot Winschoten. Sommige Kozakken bleven in de regio achter en stichten er een gezin.

Het verhaal van notaris Johannes Sixtus Koning die meevocht in het leger van Koning Willen I tegen de zich afscheidende Belgen heb ik hier al verteld.

Een zeer bijzonder familieboek dus met verhalen die inmiddels meer dan 300 jaar oud zijn. Eduarda Thalia Koning kreeg met Eicus Verkade een dochter die Anna Verkade heette. Zij trouwde met de IJsselschilder Jan Voerman Sr. mijn overgrootvader.

De geschiedenis van de familie Koning staat ook beschreven in het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Voerman, kunstschilders. Het boek is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

De Borg in Wedde schilderij van Mr. Arnold Koning.

Thalia Koning (1841-1917) geboren op de Borg en later gehuwd met Ericus Verkade

Verantwoording uit het familieboek.

Eduard Verkade (1878-1961), toneelspeler en oom van mijn opa.

Eric Verkade (1835-1907) en Eduarda Verkade-Koning (1841-1917) kregen 7 kinderen. Anna (mijn overgrootmoeder) was de oudste en werd een jaar na hun huwelijk geboren. Daarna kwam de tweeling Eric en Jan en vervolgens werden nog 4 kinderen geboren, 3 jongens en 1 meisje.

Een van hen was Eduard, de lievelingsbroer van Anna,  met ze veel optrok in haar jeugd. Hij trouwde in 1902 met Johanna Van Wulfften Palthe, ‘Joh’ was haar roepnaam, dochter van een steenrijke en bekende textielfabrikant uit Twente. Samen startten ze hun eigen textielbedrijf en gingen in Hattem wonen, dichtbij zijn zus. De zaken gingen niet slecht, niet in het minst door de financiële steun van vader Eric Verkade en van de vader van Joh. Eric vond het geweldig dat zijn zoon, die nogal wispelturig kon zijn, net als hij koos voor een loopbaan als ondernemer. Bovendien had Eduard kennis van zaken als het om textiel ging. Al in 1899 had hij in Potsdam een vakopleiding gevolgd aan de weefschool. Maar daar lag niet zijn hart. Eigenlijk had Eduard maar één passie: toneelspelen. Tijdens zijn periode in Potsdam bezocht hij als het maar even kon de schouwburg ‘Das Deutsche Theater’ aan de Schubertstrasse in Berlijn.

Het bloed kroop waar het niet gaan kon. Naast zijn drukke leven als zakenman gaf Eduard zich steeds meer over aan het toneelspelen. Mijn overgrootvader hielp hem door decorstukken te schilderen en Cato Neeb, vriendin van zijn zus Anna, maakte de kostuums. Toen nam Eduard een dramatisch besluit. Hij verkocht zijn textielbedrijf en koos definitief voor een leven als acteur door de hoofdrol te accepteren in  Hamlet, een eervolle uitnodiging die aangaf over hoeveel talent hij beschikte. Maar vader Eric had daar geen oog voor. Hij was woedend. Hoe haalde een succesvol zakenman het in zijn hoofd om te kiezen voor een onzeker bestaan als toneelspeler?

Anna toonde meer begrip voor haar lievelingsbroer over wie ze vroeger veel had gemoederd. Het hielp ook dat ze gewend was aan de kunstenaarsgeest van haar echtgenoot met al zijn grillen, dromen en eigenaardigheden. In een brief aan haar moeder, de enige die Eric tot bedaren kon brengen, probeerde ze de gemoederen te sussen.

…Het is wel wonderlijk dat verscheidene van Uw kinderen U moeilijkheden geven, onverwachte en onmaatschappelijke dingen doen en ondanks alles gelukkig worden en meer mensch zijn, meer intens leven, waarlijk leven dan hoopen bij hoopen gewoone beste sleurmensen die nooit van ’t paard vielen omdat ze nooit op zoo’n beest zaten en omdat ze er misschien ook te benauwd voor waren om op een paard te stijgen.! Suf zijn Uw kinderen geen van allen, integendeel! We zijn persoonlijk. De wereld vraagt naar persoonlijkheid…

Net als zijn broer Jan, Dom Willebrord, was Eduard een buitenbeentje in de familie. Het was  niet alleen dat hij niet koos voor een loopbaan als zakenman, maar hij kon ook niet goed met geld omgaan. Dat was natuurlijk een gruwel voor vader Ericus die juist zo goed op zijn centen paste. Eduard was inmiddels een beroemd toneelspeler geworden met een goed inkomen, maar toch slaagde hij er steeds maar weer in om schulden te maken. Al zijn geld besteedde hij      aan de meest fraaie decors met stoffen die hij speciaal liet weven. Als het om toneel ging was geen uitgave te gek. Daardoor zat hij altijd in geldnood. Op donderdag ging Eduard steevast bij één van zijn broers eten. Vast onderwerp van gesprek waren dan de geldzorgen van Eduard die de familie mocht helpen oplossen. Als de nood hoog was, wat regelmatig het geval was,  kwam hij met de taxi vanuit Amsterdam naar de Zaanstreek om bij zijn vader en zijn broer Anton om geld te vragen. Al die tijd stond de taxi buiten op hem te wachten. Bozer over zoveel geldverspilling kon je Ericus niet maken. Hij begreep het niet. Met de trein was het een reis die niet meer dan een halfuur, hooguit drie kwartier, in beslag nam.

In het boek ‘Een leven in biskwie en chocolade,’ geschreven door familielid Co Verkade, stond hierover:

…De grote moeilijkheid voor vader en oom Anton was dat broer Eduard zo ongelooflijk charmant en onderhoudend was. Met zijn warme, loyale persoonlijkheid wist hij iedereen voor zich te winnen. Zij wilden hem het geld wel weigeren, maar konden het gewoon nooit over hun hart verkrijgen. Samen spraken zij meerdere malen af dat zij een volgende keer hun poot stijf zouden houden. Maar keer op keer werd de daad niet bij het woord gevoegd. Naar mijn weten hebben ze uiteindelijk nooit neen gezegd.

Ik herinner ij ook de kwestie waarbij de stadsschouwburg Eduard de wacht aanzegde wegens een hoog opgelopen schuld. De verplichting die Eduard naar zijn gezelschap was aangegaan, bleek echter nog veel groter, waardoor er uiteindelijk voor is gekozen om de schuld aan de schouwburg te voldoen…

Anna was als geen ander gevoelig voor zijn charmes, maar toch had ook zij haar grenzen. Hoe groot haar liefde en  begrip voor haar broer ook was, er kwam een moment dat zelfs hij het bij haar verbruide. Ze vond het vreselijk dat Eduard zijn vrouw Johanna verliet voor Enny Vrede, pseudoniem van Maria Magdalena Müller en zijn tegenspeelster in de laatste voorstelling van zijn theatergezelschap. Je levenspartner hoorde je nooit in de steek te laten, vond Anna.

Hoe diep haar afkeer was van het gedrag van haar broer las ik terug in een brief van 19 april 1910 aan haar moeder met wie ze lief en leed deelde. Al haar zinnen zijn doordrenkt van onbegrip en woede; niet alleen gericht op haar broer,  maar ook op Enny Vrede die ze zelfs niet bij naam wilde noemen. Het gezinsleven was heilig voor haar, ook al zou dat later ook voor haar onder druk komen te staan.

…Zullen we nu voor eens en altijd afspreken dat u noch aan mij noch aan Joh iets over die persoon schrijft? Ze zal het goed menen maar ik geloof niets van haar sentimentele ontboezemingen! Op mij hebben ze een nog ergere uitwerking dan op Joh, dus waarom met haar onze brieven te vullen? Over Eduard hoor ik graag het een en ander maar dan alleen over zijn werk. Haar ontmoeten wil ik gedecideerd nooit. Ik zal heus wel zorgen uit haar weg te blijven. Ik zal Eduard ook niet helpen zijn kinderen te zien. Hoe minder ze nu van hun vader weten hoe beter voor hen. Als ze wat groter zijn is dat misschien wat anders…

Ook Voerman Sr. was duidelijk in zijn oordeel. Hij zei: ….dat het onvergeeflijk was om, als je een lieve vrouw hebt en drie kleine kinderen, om dan dit gezin in de steek te laten.

Anna had medelijden met Joh en de 3 kinderen en hielp waar ze kon helpen. Ze bleven nog een paar jaar in Hattem wonen in Huize Zonnewende aan de Veldweg. Daarna verhuisde ze naar haar geboorteplaats Hengelo, in de buurt van haar familie, maar het huis in Hattem hield ze aan. Anna bleef contact met haar houden. In de oorlog keerde ze als oudere dame terug naar Hattem. Ze overleed in 1975 een paar weken voor haar 95ste verjaardag.

De keuze van Eduard voor het toneel bleek de juiste keuze te zijn geweest. In de eerste helft van de 20e eeuw zou hij zich ontwikkelen tot een van Nederlands beste en bekendste acteurs en regisseurs, belangrijke vernieuwer van het toneel. Hij trad op in alle grote theaters in ons land met uitvoeringen van wereldberoemde toneelschrijvers als Shaw, Ibsen en Shakespeare. Hij blonk vooral uit in historische rollen, zoals de Gijsbrecht van Aemstel en de al eerder genoemde hoofdrol als Hamlet. Daarin speelde hij onder andere samen met Albert van Dalsum die de ouderen onder ons zich nog ongetwijfeld zullen herinneren. In de jaren dertig heeft Eduard ook in een aantal films gespeeld.

Na de scheiding  van Enny Vrede, hertrouwde hij  met Ria Cramer, schrijfster en illustrator van meer dan 100 kinderboeken. Ook dat huwelijk hield geen stand. Hij trouwde voor de 4e keer met toneelschrijfster Eline Francoise Cartier van Dissel.

Als laatste wil ik nog vermelden dat Eduard vanaf 1934 jarenlang Sinterklaas speelde bij de intocht in Amsterdam. Wat had ik dat graag mee willen maken, de beroemdste sinterklaas van Nederland die via een zijtak familie van mij was. Ik vond nog een filmpje van de intocht van Sinterklaas in Amsterdam in die jaren. Wat een feest was dat, met duizenden joelende  kinderen en volwassenen langs de kant om Sinterklaas, Eduard, op zijn paard te begroeten. Het moet hem een geweldig gevoel hebben gegeven.

Dit fragment komt uit het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Jan Voerman. Kunstschilders van IJssel tot Verkade. Het boek, met veel beelden uit het familiearchief, is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

Jan Verkade wordt lid van kunstenaarsgroep “Les Nabis”

Jan Verkade (1868-1946) was een bijzondere man. Als lid van de familie Verkade speelde hij, zoals meer familieleden, een belangrijke rol in het leven van zowel Jan Voerman sr. als mijn opa Jan Voerman jr.

Net als mijn overgrootvader had hij maar één droom: kunstenaar worden. Maar om die droom werkelijkheid te laten worden volgde hij een ander pad dan mijn overgrootvader. Na de schilderlessen van onder andere zijn zwager en een tweejarig verblijf in Hattem, vond hij het tijd voor een volgende stap. Hij wilde naar Parijs, de stad van het opkomend impressionisme. Daar moest je zijn als jonge kunstenaar. Jan had het geluk dat zijn ouders het ook een goed idee vonden, maar om een andere reden. Ze vonden het maar niets dat hij in Hattem was gaan wonen, ver van de beschaafde wereld.

Toen hij na de barre winter tijdelijk naar zijn ouderlijk huis terugkwam, viel het zijn vader en moeder op dat hij zich ‘boerser’ was gaan gedragen. Zijn taalgebruik, doorspekt met krachttermen, paste niet bij een welopgevoede zoon. Zijn keurige uiterlijk begon hij te verwaarlozen. Dochter Anne was daar blijkbaar minder vatbaar voor, afgezien van het feit dat ze als getrouwde vrouw niet veel keus had als het om haar woonplaats ging.

Jan vertrok naar Parijs met een aanbevelingsbrief op zak van de schilder Jacob Meijer de Haan, een goede bekende van mijn overgrootvader. Meijer de Haan behoorde tot ‘Les Nabis’, letterlijk: de profeten, een club van impressionistische kunstenaars rond Paul Gauguin. Profeten van een nieuw program van leven, denken en kunst beoefenen, zoals mijn oma Hetty het omschreef.

‘Les Nabis’ was een genootschap van jonge schilders met een missie. Ze wilden  niet de werkelijkheid weergeven, zoals we die om ons heen zagen, maar een eigen impressie van de werkelijkheid laten zien. In zuivere kleuren moest een doek de natuur verbeelden, zoals de schilder die zag. Jan Verkade was een groot aanhanger van deze filosofie, maar ook mijn overgrootvader was daar in die tijd gevoelig voor. Elke maand kwamen de kunstenaars bij elkaar in het nog steeds bestaande restaurant l’Os à Moelle om vol passie over hun werk te praten, te luisteren naar hun grote voorbeeld Gaugin en tussendoor van het leven te genieten.

De brief die Jan Verkade op zak had, deed zijn werk. Al op de avond van de dag van aankomst werd Jan uitgenodigd door Meijer de Haan voor een etentje in een klein restaurant aan de Rue de la Grande Chaumière, vlakbij de kunstacademie. Tot grote opwinding van Jan was de grote meester Paul Gauguin ook aanwezig, een schilder die Jan altijd zou blijven bewonderen. Hij herkende hem direct. Gauguin vertrok al weer snel, maar Jan was verguld met deze ontmoeting.

Later schreef Jan over dit etentje:

…De kunstenaar maakte de indruk van een man van een jaar of vijftig, die moeilijke tijden achter den rug had, maar het lot steeds met moed trotseerde. Hij had lang zwart haar, dat tot ver op zijn voorhoofd groeide, en een korten dunnen baard, die echter den vastberaden mond met dikke lippen en het grootste deel van zijn geelbruine wangen onbedekt liet. Aan zijn oogen vielen de groote oogleden op, die aan zijn gelaat een woeste uitdrukking gaven; de fiere adelaarsneus wischte evenwel dezen indruk eenigszins uit en gaf scherpzinnigheid en energie te kennen. Ik werd aan Gaugin en aan de andere stamgasten, voor het grootste deel buitenlandsche kunstenaars, voorgesteld. Gauguin was erg stil en stond weldra op. Toen hij weg was sprak De Haan nog lang over diens kunst…

Kort daarna ontmoette Jan een ander vooraanstaand lid en medeoprichter van ‘Les Nabis’, Paul Sérusier. Ze bleken het goed met elkaar te kunnen vinden. Zo goed dat er al snel een hechte vriendschap ontstond. Dankzij die vriendschap werd Jan als volwaardig lid opgenomen in ‘Les Nabis.’ Hij mocht deelnemen aan de etentjes in  het restaurant en aan de bijeenkomsten in het atelier van de jong overleden schilder Paul Ranson in de kunstenaarswijk Montparnasse, waar ze elkaar elke zaterdagmiddag ontmoetten.

Jan ging met nieuw elan aan het schilderen. De andere leden van het genootschap  noemden hem le nabi obéliscal. Het was een gewoonte onder ‘Les Nabis’ om hun leden bijnamen te geven. Jan kreeg deze bijnaam, obelisk of gedenknaald, vanwege zijn lange en magere postuur.  Meijer de Haan kreeg bijvoorbeeld de bijnaam le nabis hollandais en Sérusier werd le nabi à la barbe rutilante genoemd dat zoiets betekent als le nabi met de fel rode baard. Wie een portret van hem ziet, begrijpt wel waarom. Overigens droegen bijna alle leden de ‘Nabis’ een baard. Met bonzend hart legde Jan Verkade zijn werk op een dag voor aan Sérusier en Gauguin. Het oordeel van deze meesters betekende veel voor hen. Tot zijn grote opluchting liet Gauguin zijn tevredenheid blijken. Maar Gauguin zou Gauguin niet zijn als hij ook niet een kanttekening liet horen. Geheel in navolging van het gedachtengoed van ‘Les Nabis’ gaf hij Jan een goed bedoelde waarschuwing. Hij moest zich niet laat verleiden om de werkelijkheid na te bootsen. Slaafse navolging van de werkelijkheid was in de ogen van Gauguin het slechtste wat een schilder kon doen. In de kunst ging het om eenvoud en puurheid. Jan zoog de woorden in zich op.

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een paradijs” over het kleven van de kunstschilders, vader en zoon Jan Voerman. Het boek is geschreven door Kees Opmeer op basis van het familiearchief Voerman/ Verkade. Het boek is hier te koop.

Jan Verkade als monnik Dom Willibrord

Zelfportret van Jan Verkade (1891-1894)

Als een prinsesje op de Borg van Wedde

Anna Henriette Gezina Verkade (die later zou trouwen met Jan Voerman Sr.) was de oudste dochter van  Ericus Verkade en Eduarda Thalia Koning. Ze werd geboren in Zaandam op 26 maart 1866. Uit een eerder huwelijk had Ericus al een dochter gekregen die naar Duitsland was verhuisd.

Anna werd als kind Annetje genoemd. Ik denk dat ze zich het meest verbonden voelde met haar moeder die afkomstig is uit een notarisgezin dat op een oude Groningse borg in Westerwolde woonde, niet ver van de Duitse grens. Voor iemand als ik die in Groningen is geboren en daar zijn eerste jeugdjaren heeft doorgebracht, was dat een waardevolle ontdekking. Mijn oma Hetty en haar familie kwamen ook uit Groningen.

Vlak voordat Anna 7 jaar werd, in de strenge winter van 1872 – 1873,  werd ze erg ziek. Haar moeder zat dagenlang aan haar bed en vertelde verhalen om haar af te leiden. Favoriet voor Anna waren de verhalen over de borg waar haar moeder was opgegroeid. Eduarda vertelde beeldend over de prachtige omgeving van de streek Westerwolde met de bossen en beken en over de borg die in Anna’s beleving uitgroeide tot een sprookjeskasteel. Haar moeder moest Anna plechtig beloven dat ze een keer naar dat sprookjeskasteel toe zouden gaan dat net buiten het dorpje Wedde was gelegen.

En zo gebeurde het. In de zomer, toen Anna was opgeknapt, begon de reis met haar moeder naar het voor Anna verre, onbekende Groningen. Het was in die tijd een hele onderneming. Ze reisden met de trein via Oldenzaal naar Duitsland. Deze omweg was noodzakelijk, omdat Westerwolde als een oase van bos en prachtige natuur, door het veen met zijn vele moerassen was omsloten en daardoor toen nog nauwelijks op een andere manier was te bereiken.

Toen ze op het kleine station in Duitsland uitstapten, werden ze opgewacht door opa Johannes Sixtus Koning. Voor Anna was hij een soort sprookjesfiguur, deze grote, deftige man met zilverwitte haren en een lange zilverwitte baard. Opa Johannes was burgemeester geweest van Vlagwedde en werkte nu als notaris in Oude Pekela. Dat beeld van een sprookjesfiguur werd nog versterkt door het rijtuig met twee paarden ervoor dat op Anna en haar moeder stond te wachten.

Historicus en rijksarchivaris A.J. Feith beschreef Johannes Sixtus na een bezoek aan de borg als volgt:

…Nooit zal ik den aanblik vergeten, welke ons daar wachtte. In het oude poortje van den toren, den ingang van het huis, waarboven zich het gebeeldhouwde en kleurig geschilderde wapen van Schenck van Tautenburg vertoont, stond een kloeke rijzige figuur met zilverwitte haren en langen zilverwitten baard. Het was als een beeld uit vroegere tijden, hetwelk voor ons oprees, die oude zeventiende eeuwsche omgeving en die nobele grijsaard, die het, ‘formosa facies muta commendatio est’ tot een volkomen waarheid maakte. Die een wetenschappelijke oase creërde in een uithoek van het land. Die man was Mr. Johannes Sixtus Gerardus Koning, de bewoner en eigenaar van het slot te Wedde…

De uitspraak formosa facies muta commendatio est  is een uitdrukking uit het Latijn dat zoveel betekent als een schoon gelaat is een stilzwijgende aanbeveling.

Er valt nog veel meer te vertellen over de boeiende figuur Johannes Sixtus en zijn voorouders, een eigen boek waard, maar ook hier moet ik me beperken.

In het rijtuig hobbelden Anna en haar moeder over de buitenwegen naar de borg in Wedde. Opa zat met wapperende haren op de bok en hield de teugels stevig vast. Anna voelde zich een echte prinses. Ze vroeg zich af of de kinderen in Zaandam haar avontuur zouden geloven.

Toen ze in de buurt van Wedde kwamen, kon Anna de toren van de borg al zien die hoog boven de bomen uitstak. De borg, die in 1360 werd gebouwd, was omringd door het water van de Westerwoldse Aa die als een heuse slotgracht bescherming bood. Over de lange oprijlaan en de ophaalbrug reden ze de borg binnen. Haar moeder had niets te veel verteld, de borg was een echt kasteel. Doodmoe van de lange reis en alle indrukken viel ze nog in het rijtuig in slaap.

Ze droomde dat ze een prinses was. Een prinses in een roze jurk die bijna de grond raakte met pofmouwtjes en strikjes. Ze woonde op een kasteel met een hoge uitkijktoren. Om het kasteel heen was water en verder alleen maar natuur, bossen en dieren. De koning was een lange man met witte haren en een witte baard die met een zware stem sprak, zoals het hoort bij een koning. En weet je wat het mooiste was? Ze hoefde niet naar school, maar kon de hele dag spelen. Glijden over de leuning van de lange trappen in het kasteel of verstoppertje spelen in het park bij de slotgracht. Elke dag mocht ze kiezen wat ze wilde eten . En later… later zou ze met een prins trouwen en heel veel kinderen krijgen, misschien wel vijf.

De volgende ochtend werd ze wakker in een nieuwe wereld, ver van het stadse leven in Zaandam. De familie op de borg ontfermde zich meteen over het lieftallige dochtertje van Eduarda. Tante Thalia en tante Dientje waren niet bij haar weg te slaan. De beide ongetrouwde dames woonden in het poorthuis net buiten de gracht. Tante Thalia was de oudste zus van Johannes Sixtus.

In Wedde had Anna de tijd van haar leven. Ze zou er nog veel aan terugdenken. Toen ze oud genoeg was, mocht ze op eigen houtje de lange reis naar Wedde maken. Ze heeft die reis vele malen gemaakt om daar ’s zomers van het leven op de borg te genieten.

Met beide ongetrouwde tantes ontstond een hechte vriendschap. Vaak maakten ze lange wandelingen in Westerwolde. Net als haar moeder is ze daar een echt buitenkind geworden. Ze bewonderde tante Thalia die prachtige tekeningen en schilderijen kon maken, net als haar vader en broers. Anna hield vooral van de afbeeldingen van de weelderige landschappen in de omgeving en de dieren en planten, zoals vlinders, kevers, bloemen en vruchten. Misschien dat ze daarom meteen dezelfde liefde voor de natuur herkende in de man op wie ze later verliefd werd, haar prins.

Sommige zaken worden steeds duidelijker voor mij. Het is niet alleen door mijn overgrootvader dat mijn opa een passie voor tekenen ontwikkelde. Het zat ook in het bloed van de familie van zijn moeder.

Een van de redenen dat ze zo graag naar de borg van Wedde reisde was de optimistische kijk die de beide tantes en de rest van de familie op het leven hadden. Het was altijd gezellig in Wedde. Er werd veel gelachen en het glas was altijd half vol. Die positieve ervaring heeft mijn overgrootmoeder meegenomen in haar leven met mijn overgrootvader die nogal eens aan de sombere kant kon zijn. Een passage in een brief aan haar moeder van 9 april 1910 laat zien hoe de familie Koning in het leven stond.

…In dit opzicht zijn we nu eenmaal anders moedertje. Het idealisme heeft u van de Konings – en al varieert uw kijk op zaken nogal eens – U ziet het liefst de dingen ‘mooi’. Dat is uw natuur hè, en als u daar gelukkig in is ben ik er blij om…

Een paar jaar voor haar overlijden heeft Anna de borg nog een keer terug mogen zien. …Het weerzien gaf haar een intense voldoening en was een gaaf slotaccoord van haar leven…

Dit is een fragment uit het boek “Gevangen in een Paradijs” over de kunstschilders Jan Voerman Sr, en zijn zoon Jr. en hun banden met de Families Verkade en Koning. Geschreven door Kees Opmeer. Het boek is hier te bestellen.

Annetje Verkade (1866-1939)

Borg van Wedde

Mr. Johannus, Sixtus Koning (1809-1888)

In de pers over de familieboeken

Mansholt

Verhaal over Uit Zeeklei gebakken in het Dagblad van het Noorden

Rahder

Verhaal en Podcast over de familie Rahder van RTV Drenthe

Verhaal over de Familie Rahder in het Dagblad van Het Noorden

Stukje in het Dagblad van het Noorden over de audiotour

Voerman

Verhaal over het boek Gevangen in een paradijs RTVHattem

Bericht over de opening van de Voerman tentoonstelling in de Hattemer