Mijn vader Ubbo Voerman maakt zijn studie medicijnen in Groningen af en wordt in 1961 een van de eerste kinderrevalidatieartsen in Nederland. Zijn professor Dr. Bom heeft een mooie uitdaging voor de jonge arts. In de bossen bij Beetsterzwaag, in het oude landhuis Lyndensteijn van de familie Van Lynden, is een sanatorium voor kinderen met tbc omgebouwd tot kinderrevalidatiecentrum. Er worden veel kinderen verpleegd die door de polio-epidemieën zijn getroffen. Bom heeft er de leiding samen met hoofdzuster Vormeer. Ubbo, die zelf polio heeft gehad, wordt zijn assistent.
Bom laat een woning bouwen in de ‘Overtuin’ die bij het landgoed Lyndensteijn hoort. Het is een prachtige Engelse landtuin, aangelegd door tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard. Vlak voor de verhuizing trekt professor Bom zich terug in zijn Groningse bastion en Ubbo krijgt de leiding in Beetsterzwaag. Het studentenpaar Ubbo en Jennie gaan, met hun twee kinderen, verhuizen naar Beetsterzwaag en trekken daar in het grote huis in het bos. Lyndensteijn groeit snel uit tot een kindercentrum met goede naam. Een van de eerste dingen die Ubbo regelt is een school op het terrein, zodat de kinderen een goede dagbesteding hebben en aan hun toekomst kunnen werken. Hij gelooft in een zo kort mogelijke behandeling en daarna moeten de patiëntjes weer snel naar hun eigen omgeving. Jennie vindt een baan als geschiedenis lerares in Oosterwolde.
