Het kerkhofje van Vierhuizen

Vandaag (13 maart 2024) is het 28 jaar geleden dat mijn vader Ubbo, Johan Voerman (1926-1996), plotseling stierf. In het boek “Uit Zeeklei gebakken” over de familie Mansholt staan de herinneringen aan zijn dood van mij en mij zoon Tijs beschreven.

In mijn jeugd hoorde ik vaak de verhalen over mijn familie: de kunstschilders, vader en zoon Jan Voerman en de verveners, de familie Rahder. Het huis hing vol met schilderijen van de Voermannen en mijn moeder had een grote bibliotheek met Rahderboeken. Pas na de plotselinge dood van mijn vader leerde ik de familie Mansholt goed kennen.

We kwamen als gezin bijeen om mijn vader te gedenken, afscheid te nemen en de begrafenis te regelen. Mijn moeder vertelde dat hij in het kleine dorpje Vierhuizen in Noordwest-Groningen begraven wilde worden. Er is een klein kerkhof met vele leden van de familie Mansholt die daar in grote boerderijen in de Westpolder hebben gewoond.

Ik was verrast door die keuze. Ik wist dat Hetty, de moeder van mijn vader, uit die Mansholtfamilie kwam en dat mijn vader dezelfde voornamen had als zijn opa die hij nooit persoonlijk had gekend, Ubbo Johan. Het bleek dat mijn vader zich, in zijn laatste jaren, in de Mansholtfamilie had verdiept; de ‘rode’ boeren uit Groningen. De neef van mijn oma, Sicco Mansholt, was na de Tweede Wereldoorlog jarenlang minister van Landbouw voor de PvdA geweest. Daarna was hij een nog bekender Eurocommissaris geworden in de toen net opgerichte Europese Gemeenschap. Maar ook ‘opa Derk’ was een strijdbaar socialist geweest, die bevriend was met de schrijver Multatuli en de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis. Met zijn Duitstalige achtergrond was hij een van de eerste lezers van de ideeën van Karl Marx.

Opa Derk was met zijn ouders in 1866 vanuit Noord-Duitsland naar Groningen verhuisd. Ik begreep opeens dat de naam Ubbo, die ik altijd wat vreemd had gevonden, uit  het Ostfriesische taalgebied kwam.

Mijn moeder had er wat moeite mee dat ‘haar Ubbo’ zou worden begraven op een klein kerkhofje in de Groningse klei, maar natuurlijk had ze ingestemd met zijn wens. De dag voor de begrafenis gingen we er kijken. Mijn moeder, haar zus Mieneke, mijn vrouw Katinka en onze kinderen Jens, Tijs en Jort. We reden op een kille dag in maart over de lange wegen door de polder, met aan weerskanten de kale vlakten bestaande uit zeeklei waarop zomers het graan groeide en verder langs dijk van de Westpolder bij de Waddenzee. De eerste boeren die hier gingen wonen hadden de dijken zelf, in 1875, opgeworpen, maar in de eerste jaren werden die nog geregeld doorbroken door de zee.

We maakten een korte stop bij ‘Fletum’, één van de boerderijen die de familie Mansholt daar vanaf de negentiende eeuw had bewoond. Het was een grote, mooie boerenhoeve met nog grotere graanschuren. Ook nu woonde er nog familie. We kregen daar een boek over de geschiedenis van de Westpolder. Vandaar kwamen we langs die andere roemruchte boerenhoeve ‘Torum’ waar Opa Derk en oma Aaltje hadden gewoond en waar later Sicco is geboren.

Op het, door bomen omzoomde, kerkhof in Vierhuizen bekeken we de graven. Er was een mooie plek gevonden voor mijn vader, langs de rand van het kerkhof en vlak achter zijn grootvader en naamgenoot, ‘opa Derk’, zijn vrouw Aaltje Mansholt – Dijkhuis en hun dochter, onze tante Theda. Er bevonden zich nog veel andere grote familiegraven met bekende Groningse namen als Louwes, Dijkhuis en Tonkes. Ik wilde meer weten van deze families, pioniers in dit gebied. Hier begon mijn zoektocht naar de familie Mansholt en de mensen die ze kenden.

Op de ochtend van Ubbo’s begrafenis lag mijn moeder Jennie dood in haar bed. Het boek over de Westpolder nog in haar hand. Ze had er enorm tegenop gezien om haar man te begraven.

Mijn zoon Tijs heeft zijn eigen herinneringen aan die moeilijke dagen, zoals hieronder valt te lezen.

Ik was zes toen mijn opa en oma binnen vijf dagen overleden. Heel veel weet ik er niet meer van, maar een aantal dingen staat me nog goed bij; het ritje op de dag voor de begrafenis bijvoorbeeld. Ik weet nog dat we door de uitgestrekte vlakten reden, vooral omdat ik het apart vond om achterin de auto naast oma te zitten. Ze zei op een gegeven moment: ‘Wat jammer dat Ubbo er niet bij is, hij had  het prachtig gevonden hier met elkaar.’ Waarop ik antwoordde: ‘Als Ubbo er nog was geweest, waren wij hier niet geweest.’

Ik weet dit nog omdat ik me meteen na deze opmerking erg schuldig voelde. Het was bijdehand, en ik wilde oma niet kwetsen. Gelukkig reageerde ze lief, zoals altijd, met een lach en de woorden: ‘Dat klopt helemaal Tijs’. Wat ik ook nog weet is dat ik me afvroeg waarom opa hier in Noord-Groningen, begraven wilde worden en niet in zijn woonplaats Oldeberkoop. Wie zou hem hier, zo ver weg (helemaal in de beleving van een kind), nog komen opzoeken? Gelukkig heb ik deze vraag voor me gehouden, want ik denk dat oma dit stiekem ook wel jammer vond.

Nu we steeds meer in onze familiegeschiedenis duiken snap ik de keuze van opa steeds beter. Niet alleen het kerkhofje is prachtig. Sinds we met het boek over mijn voorouders van de familie Mansholt bezig zijn, heb ik Noord-Groningen zelf ook ontdekt. In twintig minuten fietsen vanuit de stad Groningen kom je terecht in een prachtig open landschap waar je je in een soort niemandsland waant. Het maakt je hoofd leeg en verdrijft de drukte die de stad met zich meebrengt. Overal zijn dieren: zwanen, roofvogels en met een beetje geluk spot je een ree. Hier en daar zie je een boerderij. Het voelt als vrijheid. Ik denk dat opa misschien hetzelfde gevoel kreeg in deze prachtige omgeving en ik snap nu nog beter wat oma bedoelde met haar opmerking vijfentwintig jaar geleden.  

De dag van de begrafenis van opa kan ik me nog goed herinneren. Het is ochtend als pap onverwacht een telefoontje krijgt van zijn broer. Wij zitten aan de eettafel. Pap loopt naar de woonkamer om de telefoon op te nemen. Ik hoor hem alleen maar ’Nee, godverdomme!’ roepen. Iets wat pap nooit zou doen over de telefoon. Ik besefte meteen dat er iets echt mis was. Even later vertelde pap ons het nieuws. Oma was overleden.

Wij als kinderen zouden niet mee naar de begrafenis van opa, maar zouden naar onze oppas Hennie gaan. Ik weet nog goed dat pap uiteindelijk toch voor de deur bij Hennie stond om ons  mee te nemen. Ik ben hier achteraf blij mee.

Het woord grafstemming tijdens de begrafenis van opa is nog mild uitgedrukt. Iedereen die daar was hoorde het nieuws van oma nu ook. Surrealistisch, ik kan me bijna niet voorstellen hoe dit voor pap en de rest van de familie moet zijn geweest.

Een tijdje na de uitvaartdienst, bij het opruimen van het ouderlijk huis, vonden we drie grote hutkoffers op zolder. Daar bleken archiefstukken in te zitten van de familie Rahder, Voerman en Mansholt. Samen met schrijver Kees Opmeer en uitgever en ontwerper Albert Smit hebben we vanuit deze familiearchieven drie prachtige boeken samengesteld. We hebben veel aanvullend onderzoek gedaan, familieleden en andere deskundigen gesproken en nieuwe bronnen gevonden.

Het zijn persoonlijke verhalen geworden die een prachtig tijdsbeeld geven. Ieder met een uniek verhaal met veel nog niet eerder getoonde beelden. De eerste twee delen over de families Rahder en Voerman zijn al uitgegeven. Het verhaal over de familie Mansholt heeft u nu voor zich. 

Peter en Tijs Voerman

Ik plaats dit stukje nu weer ter ere van mijn geweldige vader (en opa).

Dit is een fragment uit boek “Uit Zeeklei gebakken” over de familie Mansholt. Het is geschreven door Kees Opmeer en het is hier te koop.

Tijs bij het graf van opa Ubbo in Vierhuizen
Mijn vader en ik (1962)

Plaats een reactie