Eduard Verkade (1878-1961), toneelspeler en oom van mijn opa.

Eric Verkade (1835-1907) en Eduarda Verkade-Koning (1841-1917) kregen 7 kinderen. Anna (mijn overgrootmoeder) was de oudste en werd een jaar na hun huwelijk geboren. Daarna kwam de tweeling Eric en Jan en vervolgens werden nog 4 kinderen geboren, 3 jongens en 1 meisje.

Een van hen was Eduard, de lievelingsbroer van Anna,  met ze veel optrok in haar jeugd. Hij trouwde in 1902 met Johanna Van Wulfften Palthe, ‘Joh’ was haar roepnaam, dochter van een steenrijke en bekende textielfabrikant uit Twente. Samen startten ze hun eigen textielbedrijf en gingen in Hattem wonen, dichtbij zijn zus. De zaken gingen niet slecht, niet in het minst door de financiële steun van vader Eric Verkade en van de vader van Joh. Eric vond het geweldig dat zijn zoon, die nogal wispelturig kon zijn, net als hij koos voor een loopbaan als ondernemer. Bovendien had Eduard kennis van zaken als het om textiel ging. Al in 1899 had hij in Potsdam een vakopleiding gevolgd aan de weefschool. Maar daar lag niet zijn hart. Eigenlijk had Eduard maar één passie: toneelspelen. Tijdens zijn periode in Potsdam bezocht hij als het maar even kon de schouwburg ‘Das Deutsche Theater’ aan de Schubertstrasse in Berlijn.

Het bloed kroop waar het niet gaan kon. Naast zijn drukke leven als zakenman gaf Eduard zich steeds meer over aan het toneelspelen. Mijn overgrootvader hielp hem door decorstukken te schilderen en Cato Neeb, vriendin van zijn zus Anna, maakte de kostuums. Toen nam Eduard een dramatisch besluit. Hij verkocht zijn textielbedrijf en koos definitief voor een leven als acteur door de hoofdrol te accepteren in  Hamlet, een eervolle uitnodiging die aangaf over hoeveel talent hij beschikte. Maar vader Eric had daar geen oog voor. Hij was woedend. Hoe haalde een succesvol zakenman het in zijn hoofd om te kiezen voor een onzeker bestaan als toneelspeler?

Anna toonde meer begrip voor haar lievelingsbroer over wie ze vroeger veel had gemoederd. Het hielp ook dat ze gewend was aan de kunstenaarsgeest van haar echtgenoot met al zijn grillen, dromen en eigenaardigheden. In een brief aan haar moeder, de enige die Eric tot bedaren kon brengen, probeerde ze de gemoederen te sussen.

…Het is wel wonderlijk dat verscheidene van Uw kinderen U moeilijkheden geven, onverwachte en onmaatschappelijke dingen doen en ondanks alles gelukkig worden en meer mensch zijn, meer intens leven, waarlijk leven dan hoopen bij hoopen gewoone beste sleurmensen die nooit van ’t paard vielen omdat ze nooit op zoo’n beest zaten en omdat ze er misschien ook te benauwd voor waren om op een paard te stijgen.! Suf zijn Uw kinderen geen van allen, integendeel! We zijn persoonlijk. De wereld vraagt naar persoonlijkheid…

Net als zijn broer Jan, Dom Willebrord, was Eduard een buitenbeentje in de familie. Het was  niet alleen dat hij niet koos voor een loopbaan als zakenman, maar hij kon ook niet goed met geld omgaan. Dat was natuurlijk een gruwel voor vader Ericus die juist zo goed op zijn centen paste. Eduard was inmiddels een beroemd toneelspeler geworden met een goed inkomen, maar toch slaagde hij er steeds maar weer in om schulden te maken. Al zijn geld besteedde hij      aan de meest fraaie decors met stoffen die hij speciaal liet weven. Als het om toneel ging was geen uitgave te gek. Daardoor zat hij altijd in geldnood. Op donderdag ging Eduard steevast bij één van zijn broers eten. Vast onderwerp van gesprek waren dan de geldzorgen van Eduard die de familie mocht helpen oplossen. Als de nood hoog was, wat regelmatig het geval was,  kwam hij met de taxi vanuit Amsterdam naar de Zaanstreek om bij zijn vader en zijn broer Anton om geld te vragen. Al die tijd stond de taxi buiten op hem te wachten. Bozer over zoveel geldverspilling kon je Ericus niet maken. Hij begreep het niet. Met de trein was het een reis die niet meer dan een halfuur, hooguit drie kwartier, in beslag nam.

In het boek ‘Een leven in biskwie en chocolade,’ geschreven door familielid Co Verkade, stond hierover:

…De grote moeilijkheid voor vader en oom Anton was dat broer Eduard zo ongelooflijk charmant en onderhoudend was. Met zijn warme, loyale persoonlijkheid wist hij iedereen voor zich te winnen. Zij wilden hem het geld wel weigeren, maar konden het gewoon nooit over hun hart verkrijgen. Samen spraken zij meerdere malen af dat zij een volgende keer hun poot stijf zouden houden. Maar keer op keer werd de daad niet bij het woord gevoegd. Naar mijn weten hebben ze uiteindelijk nooit neen gezegd.

Ik herinner ij ook de kwestie waarbij de stadsschouwburg Eduard de wacht aanzegde wegens een hoog opgelopen schuld. De verplichting die Eduard naar zijn gezelschap was aangegaan, bleek echter nog veel groter, waardoor er uiteindelijk voor is gekozen om de schuld aan de schouwburg te voldoen…

Anna was als geen ander gevoelig voor zijn charmes, maar toch had ook zij haar grenzen. Hoe groot haar liefde en  begrip voor haar broer ook was, er kwam een moment dat zelfs hij het bij haar verbruide. Ze vond het vreselijk dat Eduard zijn vrouw Johanna verliet voor Enny Vrede, pseudoniem van Maria Magdalena Müller en zijn tegenspeelster in de laatste voorstelling van zijn theatergezelschap. Je levenspartner hoorde je nooit in de steek te laten, vond Anna.

Hoe diep haar afkeer was van het gedrag van haar broer las ik terug in een brief van 19 april 1910 aan haar moeder met wie ze lief en leed deelde. Al haar zinnen zijn doordrenkt van onbegrip en woede; niet alleen gericht op haar broer,  maar ook op Enny Vrede die ze zelfs niet bij naam wilde noemen. Het gezinsleven was heilig voor haar, ook al zou dat later ook voor haar onder druk komen te staan.

…Zullen we nu voor eens en altijd afspreken dat u noch aan mij noch aan Joh iets over die persoon schrijft? Ze zal het goed menen maar ik geloof niets van haar sentimentele ontboezemingen! Op mij hebben ze een nog ergere uitwerking dan op Joh, dus waarom met haar onze brieven te vullen? Over Eduard hoor ik graag het een en ander maar dan alleen over zijn werk. Haar ontmoeten wil ik gedecideerd nooit. Ik zal heus wel zorgen uit haar weg te blijven. Ik zal Eduard ook niet helpen zijn kinderen te zien. Hoe minder ze nu van hun vader weten hoe beter voor hen. Als ze wat groter zijn is dat misschien wat anders…

Ook Voerman Sr. was duidelijk in zijn oordeel. Hij zei: ….dat het onvergeeflijk was om, als je een lieve vrouw hebt en drie kleine kinderen, om dan dit gezin in de steek te laten.

Anna had medelijden met Joh en de 3 kinderen en hielp waar ze kon helpen. Ze bleven nog een paar jaar in Hattem wonen in Huize Zonnewende aan de Veldweg. Daarna verhuisde ze naar haar geboorteplaats Hengelo, in de buurt van haar familie, maar het huis in Hattem hield ze aan. Anna bleef contact met haar houden. In de oorlog keerde ze als oudere dame terug naar Hattem. Ze overleed in 1975 een paar weken voor haar 95ste verjaardag.

De keuze van Eduard voor het toneel bleek de juiste keuze te zijn geweest. In de eerste helft van de 20e eeuw zou hij zich ontwikkelen tot een van Nederlands beste en bekendste acteurs en regisseurs, belangrijke vernieuwer van het toneel. Hij trad op in alle grote theaters in ons land met uitvoeringen van wereldberoemde toneelschrijvers als Shaw, Ibsen en Shakespeare. Hij blonk vooral uit in historische rollen, zoals de Gijsbrecht van Aemstel en de al eerder genoemde hoofdrol als Hamlet. Daarin speelde hij onder andere samen met Albert van Dalsum die de ouderen onder ons zich nog ongetwijfeld zullen herinneren. In de jaren dertig heeft Eduard ook in een aantal films gespeeld.

Na de scheiding  van Enny Vrede, hertrouwde hij  met Ria Cramer, schrijfster en illustrator van meer dan 100 kinderboeken. Ook dat huwelijk hield geen stand. Hij trouwde voor de 4e keer met toneelschrijfster Eline Francoise Cartier van Dissel.

Als laatste wil ik nog vermelden dat Eduard vanaf 1934 jarenlang Sinterklaas speelde bij de intocht in Amsterdam. Wat had ik dat graag mee willen maken, de beroemdste sinterklaas van Nederland die via een zijtak familie van mij was. Ik vond nog een filmpje van de intocht van Sinterklaas in Amsterdam in die jaren. Wat een feest was dat, met duizenden joelende  kinderen en volwassenen langs de kant om Sinterklaas, Eduard, op zijn paard te begroeten. Het moet hem een geweldig gevoel hebben gegeven.

Dit fragment komt uit het boek “Gevangen in een Paradijs”, over vader en zoon Jan Voerman. Kunstschilders van IJssel tot Verkade. Het boek, met veel beelden uit het familiearchief, is geschreven door Kees Opmeer en is hier te koop.

Plaats een reactie